H1 (History).
Octrooi = patent = het beschermingsrecht. (octrooihouder is iemand die een patent heeft op zijn
uitvinding).
Licentie = vergunning. (dit wil zeggen dat de patenthouder jou toestemming heeft gegeven om zijn
product te verkopen, de octrooihouder krijg hier een vergoeding voor).
Outscourcing = out handen geven van taken. (je richt je volledig op kern taken & laat anderen de
bijzaken regelen).
Industriële revolutie. (1760 – 1830)
General Management, Henri Fayol. (1841 – 1925): plannen, organiseren, commanden (opdracht
geven), afstemmen & controleren. Dit vormt eenheid-van-bevelprincipe (chain of command
principle).
Scientific Managent, Frederick Taylor (1856 - 1915): wetenschappelijke analyse van werkzaamheden.
(tijdsmetingen, taakverdelingen & training van arbeiders bijv.).
Bureaucratisch, Max Webber (1864 – 1920): geen vriendjes politiek maar mensen aannemen op
basis van kennen en kunnen.
Human Relations, Elton Mayo (1888 – 1920): Hawthorne-experimenten = er werd meer gekeken
naar de sociale aspecten waardoor arbeiders harder zouden werken. (social general life
improvement).
Revisionisme (1960) = herziening = combinatie van de 4 hierboven genoemde ontwikkelingen. Zij
probeerde scientific management en human relations te combineren (d.m.v. taakroulatie,
taakverruiming, taakverrijking). Revisionisme = een andere visie op hoe ze dingen (voorheen) deden.
Gesloten Systeem (voor 1955) = houdt geen rekening met wat er buiten de muren van het bedrijf
gebeurd.
Open Systeem (na 1955) = houdt wel rekening met wat er buiten het bedrijf gebeurd.
Grote maatschappelijke veranderingen (1955 t/m heden): protesten tegen oorlogen, conflicten
tussen oosten en west, studenten opstanden, opkomst milieu bewegingen.
Systeem theorie:
Interdependentie = organisaties ‘dependen’ van elkaar. (bijv. hoe een tankstation afhankelijk is van
de leverancier van benzine). (veel samenwerking / samenhang).
Interdisciplinair = als iets verschillende vakgebieden heeft (meerdere disciplines) er wordt meer
gekeken de samenhang tussen processen en de beheersing van die processen in een groter verband.
(meerdere verschillende disciplines komen bij elkaar en kijken gezamenlijk naar het grotere plaatje).
Medezeggenschap en Delegatie = het overdragen van bevoegdheden. (inclusief verantwoording). Dit
zorgt voor betrokkenheid en invloed op de lagere niveaus.
Contingentiebenadering = niet 1 manier is altijd het beste. Per situatie aankijken wat het beste is.
1
,Peter Drucker = kennisrevolutie. (industrieel is alles wel uitgebouwd, nu zijn er behoeftes in kennis
en dienstensector). Mind/ persoonlijke ontwikkeling.
Henry Mintzberg = bassconfiguraties = ideaaltypen voor leiding geven en structureren. (op basis van
hiërarchie).
Michael Porter = 5 krachten model = directe concurrenten, potentiële toetreders, aanbieders van
substituten, handel en leveranciers. (vrije markt).
Michael Hammer = meer zelfsturing = mensen zelf meer keuzes maken (i.p.v. zich laten sturen door
een leidinggevende).
Decentralisering = spreiding van bestuurlijke bevoegdheden over een aantal lagere instanties. Dit
wilt zeggen; niet alles op 1 plek (1 iemand aan de macht) maar meerdere nemen deel aan het
bestuur.
Democratisering = het volk krijg meer macht (zeggenschap).
Jaren: Markteisen: Performance criteria: Mechanisme:
Jaren 60 = Prijs. Efficiëntie. Specialisatie &
Hiërarchie.
Jaren 70 = + Kwaliteit + Kwaliteit. Communicatie &
Samenwerking.
Jaren 80 = + Flexibiliteit. + Flexibiliteit. Participatie &
Decentralisatie.
Jaren 90 = + Innovatie. + Innovatie. Participatie &
Democratisering.
2000+ = + Variabiliteit. Snelheid. Inter-connected,
(time-to-market). Netwerkfirma.
Management: > stuurt input factoren (mensen, middelen). > Deze combinatie zorgt voor
outputfactoren (producten, diensten).
Organisatie-evenwicht = wanneer zowel interne als externe belanghebbende (stakeholders) willen
dat de organisatie voort bestaat.
Belanghebbende partijen: Bijdrage: Beloning:
Eigenaar of Geld (vermogen). Eigendom, Zeggenschap,
vermogensverschaffer. Dividend.
Organisatieleden (managers en Arbeidskracht (kennis en Loon,Status, Sociaal contact,
overige werknemers). kunde). Zelfrealisatie.
(Toe)Leveranciers. Grondstoffen, Diensten, (Macht over)Marktprijzen,
Energie, Informatie, Producten Klandizie.
Afnemers. (Macht over) Marktprijzen, Producten, Diensten.
Klandizie.
Vakbonden. Arbeidsklimaat, Werkgelegenheid,
arbeidsvoorwaarden. Medezeggenschap.
Overheid. Sociaaleconomisch wetgevend Belastingen, Heffingen.
kader, Infrastructuur.
Overige stakeholders (bijv. Kritiek, Wensen, Eisen. Aanpassing
concurrenten of actiegroepen).
2
, Constituerend Beleid = intensief, gaat om plannen en organiseren. (structuur; verdelen van functies,
taken, bevoegdheden & vaststellen van de communicatiestructuur).
Dirigerend Beleid = uitvoerend, gaat om mensen motiveren en zorgen dat alles correct wordt
uitgevoerd. (gaat om beheersen, besturen en bijsturen van processen).
Missie = wie zijn wij (atm). En wat willen wij bereiken in de huidige situaties. (wat zijn de goals waar
we nu mee bezig zijn / naar toe werken).
Visie = het ideaalbeeld van wie zij zouden willen zijn (in de toekomst). Wat wil de organisatie op
lange termijn bereiken?
Het 7-s model:
Strategie = hoe ga je de doelstellingen behalen? Welke soort strategie kies je? (technologische
economische, demografische of concurrentie ontwikkelingen kan hier invloed op hebben).
Structuur = arbeidsverdeling en de coördinatie tussen arbeiders. (communicatie tussen functies,
taken en afdelingen, om te zorgen dat de samenhang tussen bedrijfstakken smooth verloopt).
Systeem = de processen die ervoor zorgen dat de taken goed verlopen. (bijv. een voorraad telling
systeem om te zorgen dat de in en uit van de voorraad smooth verloopt).
__________________________________________________________________________________
Staff = het personeel.
Skills = de (benodigde) vaardigheden. (kennis en kunnen).
Style = op welke manier wordt er leidinggegeven binnen de organisatie.
__________________________________________________________________________________
Shared values = de gedeelde normen en waarden. (hoe de organisatie met de buitenwereld om gaat.
Dit is de ziel van de organisatie.
3