samenvatting je hebt het boek niet nodig met deze samenvatting; samenvatting doorlezen en opgaves maken raad ik aan voor een goed cijfer (ik had een 8,3)
ECOLOGIE
Basisstof 1:
● Ecologie is de wetenschap waarbij de wisselwerking tussen organismen en hun
omgeving wordt bestudeerd
● Environmental DNA [eDNA]: DNA dat wordt verzameld uit verschillende
omgevingsmonsters, zoals bodem, zeewater, sneeuw of lucht, in plaats van
rechtstreeks van individuele organismen [zo kan een ecoloog onderzoeken aan de
hand van het DNA welke diersoorten er in een bepaald gebied voorkomen]
● Genoom: Alle DNA-moleculen in een cel van een organisme
● Ecogenomica: Door het genoom bepalen welke soorten er in een gebied voorkomen
● Emergente eigenschappen: nieuwe eigenschappen die op elk hoger
organisatieniveau verschijnen
● Organisatieniveaus in de biologie:
- Molecuul; kleinste biologische eenheid;
- Organel; deel van een cel dat naar bouw en functie apart te onderscheiden is
in een cel
- Cel; bijv. dierlijke cel of planten cel
- Weefsel; groep cellen met dezelfde vorm en functie
- Orgaan; Deel van een organisme met een specifieke bouw en functie
- Orgaanstelsel; groep van samenwerkende organen die samen een functie
uitvoeren
- Organisme; levend wezen [emergente eigenschap: bv. leeftijd en geslacht]
- Populatie; groep individuen van dezelfde soort die in een bepaald gebied
leven en zich onderling voortplanten [emergente eigenschap: bv. dichtheid,
geboortecijfer en sterftecijfer]
- Levensgemeenschap; de populaties van verschillende soorten die binnen een
bepaald gebied samenleven [emergente eigenschap: bv. biodiversiteit,
complexiteit [het geheel van relaties tussen die soorten]]
- Ecosysteem; Een min of meer begrensd gebied met bepaalde
eigenschappen, waarbinnen de abiotische en biotische factoren een eenheid
vormen [emergente eigenschap: bv. stof- en energiestromen en relaties
tussen populaties]
- Biosfeer; het geheel van alle ecosystemen op aarde [emergente eigenschap:
bv. samenstelling van de dampkring]
● Biotische factoren: De organismen van een levensgemeenschap en de invloed die
ze op hun omgeving uitoefenen → op elkaar [soortgenoten, predatoren,
ziekteverwekkers], op levenloze natuur
● Abiotische factoren: Invloeden vanuit de levenloze omgeving →voor
landorganismen [klimaat, bodemgesteldheid], voor waterorganismen [temperatuur,
zuurstofgehalte, zoutgehalte, licht en strobeschuldigdming]
, Basisstof 2:
● Macroklimaat: Grote gebieden waarbinnen vrijwel hetzelfde klimaat heerst
● Microklimaat: Het klimaat in een heel beperkt begrensd gebied. Bijv. in de
humuslaag in het bos, of onder struiken
● Bodemgesteldheid
- Bestaat uit een mengsel van bodemdeeltjes van verschillende grootte
- Elk bodemdeeltje is omgeven door een dun watervliesje
- Zand heeft grote bodemdeeltjes [dan klei], bevat veel lucht en weinig water
en kan water niet goed vasthouden
- Klei heeft kleine bodemdeeltjes [dan zand], bevat weinig lucht en veel water
en kan water en zouten goed vasthouden [geschikte bodem voor planten]
- Gehalte humus [= een mengsel van organische en anorganische stoffen] ook
van belang; door activiteiten van bacteriën en schimmels ontstaan uit humus
mineralen voor planten, humus verbetert ook de structuur van de bodem en
gaat uitspoeling van mineralen naar diepere bodemlagen tegen
- Andere factoren die de bodemgesteldheid bepalen: o.a. de pH [zuurgraad],
grondwaterstand, gehalte aan mineralen
● Licht
- Invloed op organismen [bv. fotosynthese bij planten]
- Zonplanten groeien het best bij een hoge lichtintensiteit [bijv. in het open
veld], schaduw planten het best bij een lage lichtintensiteit [bijv. op de bodem
van een loofbos]
- De daglengte heeft bij veel organismen invloed op het tijdstip van
voortplanting [bijv. de bloemvorming bij planten en de paring en eileg bij
dieren]
- In zeeën en oceanen dringt alleen licht door in de bovenste lagen
● Water
- Landplanten in een vochtig milieu hebben zwak ontwikkelde wortelstelsels,
bladeren met een dunne cuticula en veel huidmondjes.
- Landplanten in een droog milieu hebben goed ontwikkelde wortelstelsels,
bladeren met een dikke cuticula en weinig huidmondjes [speciaal aan de
onderkant van de bladeren]
- Voor waterdieren zijn het zuurstofgehalte en het zoutgehalte van het water
van belang
● Temperatuur
- De enzymactiviteit is afhankelijk van de temperatuur [hoge temp. → groot,
lage temp. →klein]
- Bij een lage temperatuur kunnen poikilotherme [wisselende lichaamstemp.]
dieren niet actief zijn
- In warme gebieden zijn de lichaamsuitsteeksels homoiotherme [constante
lichaamstemp.] dieren groter dan in koude gebieden
● Tolerantie: het vermogen van organismen om schommelingen in een abiotische
factor te verdragen.
● Verspreidingsgebied (areaal): het gebied op aarde waar organismen van een
bepaalde soort voorkomen.
- Soorten met een grote tolerantie hebben een groot verspreidingsgebied.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper BasmallahFawzyy. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €3,98. Je zit daarna nergens aan vast.