PSYCHOPATHOLOGIE: STOORNISSEN KENMERKEN (DSM)
Cursusdoelen:
- Kennis van de normale & afwijkende ontwikkeling
- Stoornissen en ontwikkelingsinterferenties herkennen
- Kennis van theorieën over verklarende factoren (onderliggende mechanismen) van stoornissen en ontwikkelingsproblemen
- Betrokkenheid van omgeving/opvoeding bij stoornissen en ontwikkelingsproblemen
Tijdstip ontstaan van psychopathologieën (ongeveer):
• Babytijd: verstandelijke beperking, ASS
• Baby/peuter: hechtingsstoornissen, ADHD
• Kleuterleeftijd: scheidingsangst, ODD, enuresis/encopresis
• Basisschoolleeftijd: angststoornissen, CD, leerstoornissen
• Vroege adolescentie: middelenmisbruik, depressie, identiteitsstoornissen, bipolaire stoornis
• Adolescentie: eetstoornissen, schizofrenie
• Late adolescentie: persoonlijkheidsstoornissen
Domein Classificatie Kenmerken
Trauma en stress Reactieve • Geremd, emotioneel teruggetrokken naar verzorgers
gerelateerde hechtingsstoornis • Zoekt nauwelijks troost & reageert nauwelijks op troosten
problemen • Minimale sociale & emotionele responsiviteit naar anderen
• Beperkt positief affect
Hechtingsstoornissen • Episoden van onverklaarbare prikkelbaarheid, verdriet of angst
en PTSS • Patroon van ontoereikende verzorging, zoals sociale verwaarlozing,
herhaaldelijk wisselen van primaire verzorgers, opgroeien in
ongebruikelijke omgevingen
+ Geen ASS, stoornis merkbaar vóór 5jr, minimale ontwikkelingsleeftijd
9mnd
Ontremd-sociaal • Actief onbekende volwassenen benaderen met beperkte
contactstoornis terughoudendheid
• Overmatig familiair verbaal / lichamelijk gedrag
• Niet in de gaten houden van volwassen verzorger
• Weinig aarzeling om mee te gaan met onbekende volwassene
• Patroon van ontoereikende verzorging, zoals sociale verwaarlozing,
herhaaldelijk wisselen van primaire verzorgers, opgroeien in
ongebruikelijke omgevingen
+ minimale ontwikkelingsleeftijd 9mnd, let op differentiaaldiagnose
ADHD (impulsiviteit)
Posttraumatische • Intrusieve gedachten en gedrag (herbelevingen)
stressstoornis (PTSS) • Negatieve stemming
• Dissociatie
• Vermijding van stimuli die hen aan de gebeurtenis herinneren of
cognitieve veranderingen (meer negatieve emoties, minder interesse,
sociaal teruggetrokken)
• Verhoogde arousal (extreme opwinding)
• Aanpassingsstoornis: versterkte normale reactie die het functioneren
beïnvloedt
Neurobiologische Autismespectrum • Beperkingen in sociale communicatie en interactie: tekorten in
ontwikkelings- Stoornis (ASS) wederkerigheid, non-verbaal communicatief gedrag (bijv atypische
stoornissen gezichtsexpressies, oogcontact, houdingen en gebaren), ontwikkelen en
onthouden van relaties
• Problemen met adaptief gedrag (= aanpassen aan de eisen van de
veranderende omgeving & situatie waarin je je bevindt)
• Repetitief gedrag en specifieke interesses / obsessies
• Beperkte, zich herhalende patronen in gedrag, routines en activiteiten,
en overmatig vasthouden aan die routines/patronen, weerstand tegen
verandering
• Hyper- of hypo-reactiviteit op sensorische input (bijv over- of onder
gevoeligheid voor pijn, geluiden, licht, structuur van kleding of voedsel),
verstoorde prikkelverwerking, minder filteren van prikkels, moeite
hoofd- en bijzaken van elkaar te onderscheiden
, • Stoornis in arousal (heel hyper worden en gaan fladderen met handen,
vervolgens compleet instorten)
• Problemen met betekenisverlening in bepaalde contexten
• Extreem geheugen voor details
• Kwalitatieve taalbeperkingen, zoals echolalie, perseveratieve spraak (=
onophoudelijk praten over een onderwerp / vragen stellen), beperkingen
mbt pragmatiek (= adaptief gebruik van taal in sociale / communicatieve
context)
• Opmerkelijke motoriek: houterig, stereotype bewegingen,
zelfstimulerend gedrag (stimming)
+ Aanwezig in de vroege kindertijd, niet beter verklaard door VB. In
90% van de gevallen hebben kinderen met een ASS een comorbide
stoornis, zoals ADHD, gedragsproblemen, angst- en
stemmingsstoornissen.
Sociale (pragmatische) • Problemen in sociale communicatie en pragmatische taalproblemen
communicatiestoornis • Moeite met het gebruik van verbale en non-verbale communicatie in de
(SCS) sociale context
• Moeite met aanpassen van communicatie aan hun omgeving en aan de
luisteraar
• Moeite met het volgen van de sociale regels van taal, zoals om de beurt
praten
• Moeite met begrijpen wat mensen op een niet expliciete manier
communiceren
• NIET veroorzaakt door taalachterstand of algemene cognitieve
achterstand
• Afwezigheid van repetitieve patronen in gedrag
• Voor mildere symptomen in non-verbaal & verbale communicatie, maar
niet voldoen aan criteria van ASS
Aandachtdeficiëntie-/ Symptomen op 2 domeinen: aandachtsstoornis & hyperactief-impulsief
hyperactiviteitsstoornis
(ADHD) • Aandachtsstoornis: vaak geen aandacht voor details / maakt slordige
fouten, vaak moeite om aandacht bij werk/spel te houden
• Lijkt vaak niet te luisteren wanneer hij/zij direct aangesproken wordt
• Volgt vaak aanwijzingen niet en krijgt schoolwerk vaak niet af
• Moeite met organiseren schoolwerk en activiteiten, zwakke executieve
functies
• Vermijdt, heeft afkeer, of wil niet bezighouden met taken die langdurige
mentale inspanning vereisen
• Raakt vaak dingen kwijt
• Wordt gemakkelijk afgeleid door uitwendige prikkels
• Vergeetachtig in dagelijkse bezigheden
• Gevaar ‘opzoeken’
• Hyperactiviteit en impulsiviteit: beweegt vaak onrustig, verlaat vaak
zitplaats waar verwacht wordt dat je blijft zitten, rent rond of klimt overal
op waar dat ongepast is, wiebelen en friemelen
• Kan moeilijk rustig spelen/werken, praat aan één stuk door, geeft
antwoord voordat vragen zijn afgemaakt, kan moeilijk op z’n beurt
wachten, verstoort bezigheden van klasgenoten of dringt zich op
• Moeite met vooruit kijken, gevolgen inschatten
• Korte termijngeheugen niet optimaal, vergeetachtig (ook voor regels)
• Problemen in reguleren van gedrag en emoties: lage frustratietolerantie,
impulsbeheersing
• Problemen in sociale interactie: neiging tot compensatie via clownesk
of stoer gedrag
• Moeite met inschatten van tijd
• Hoge comorbiditeit: bij ADHD vooral externaliserende problematiek
(ODD of CD), bij ADD vooral leer- en automatiseringsproblemen en
internaliserende problematiek (angst & depressie)