College 1
woensdag 8 februari 2023 15:34
Valkuilen:
- Anchoring/primacy effect: oordeelsvorming van informatie die het eerst wordt verkregen, je moet verder
doorvragen. Intakevragenlijst wijst op ADHD, dan zal dat wel.
- Excessive data collection: te veel data verzamelen, wat niet nodig is, vaak overbodig.
- Confirmation bias: op zoek naar informatie die je eigen veronderstelling ondersteund
- Framing: neiging om symptomen te interpreteren op basis van de wijze waarop het is gepresenteerd. Positief (wel
sprake van) of negatief (geen sprake van) geformuleerde info. Dit is allemaal wel aan de hand, maar niet de positieve
dingen
- Availability bias: het eerste wat je ziet/in je opkomt als waarheid te zien
- Culturele bias: andere normen/waarden, verkeerd interpreteren van culturele aspecten
Bias scheelt tijd (heuristieken) -> daardoor kunnen er wel fouten in zitten, diagnostische cyclus helpt/besliskunde ->
systematisch beschrijven van een beslissingsprobleem en het methodisch vinden van een correcte oplossing daarvan
Diagnostische cyclus (de Bruyn)
1. Wat is de hulpvraag (klachtenanalyse)
2. Wat is er aan de hand/hoe ernstig is het? (Probleemanalyse)
3. Hoe is het zo gekomen/hoe kunnen we de problemen verklaren? (verklaringsanalyse)
4. Wat te doen? (indicatieanalyse)
Waarom een cyclus:
- Verantwoorden/resultaat transparant maken
- Gebaseerd op theorieën
- Onderbouwen
- Specifiek voor het individu
Liability = juridische verantwoording van diagnostisch handelen/regels voor in de praktijk (NVO, NIP)
Accountability = kunnen legitimeren dmv reflectie (reflecteren, overleg, bijscholing)
Classificatie = onderbrengen vd kenmerken bij een binnen het vakgebied bekend type probleem. Naamgeving aan
groep symptomen, bijv. ADHD, ASS. Is NIET voor het individuele geval
Diagnose = individu, verhaal van iemand, oorzaken, wat houdt het in stand
Diagnostische cyclus is flexibel, je kan ook weer terug naar de vorige stap.
Aanmelding
Verwijzer: professional die het belang van de hulpverlening benoemt (je hebt bijv. een verwijzing vd huisarts nodig)
Aanmelder: persoon die contact opneemt (leerkracht, ouders)
Opdrachtgever: bevoegd persoon die opdracht geeft
Cliënt: persoon op wie het diagnostisch onderzoek betrekking heeft
Cliëntsysteem: groep op wie het diagnostisch onderzoek betrekking heeft (ouders, broers/zussen, op school juf)
Betrokkenen: overige die aan het traject gerelateerd zijn (kinderarts als er ook genetische afwijkingen zijn)
1. Is er toestemming (beide gezaghebbende ouders moeten toestemming geven, kind vanaf 12 jaar)
2. Wat is het vervolgtraject? Moet het hier behandeld worden, info verzamelen ook bij andere hulpverleners
1. Klachtenanlyse (KA): -> verhelderende diagnose
Verhelderen vd klachten, wat speelt er. Concrete hulpvragen formuleren.
- Insider perspectief: subjectief vanuit beleving/perceptie vd client
Dit kan middels een intakegesprek, ontwikkelingsanamnese
Nachtmerries, luistert niet, eet slecht, kan niet stilzitten, wordt snel boos, spreekt nooit af
Hulpvraag is niet hetzelfde als een vraagstelling
Client diagnosticus
Nieuwe sectie 1 Pagina 1
,Client diagnosticus
Onderkennende diagnostiek richt zich op het beknopt benoemen van het type problematiek. De vraag hier is of er
sprake is van ernstige gedragsproblemen.
“ Waarom plast mijn zoon van 9 in zijn bed?” “Hoe kunnen we de rekenachterstand inhalen?”
Verklarende vraagstelling Indicatie vraagstelling
“Heeft mijn dochter van 14 een depressie?”
Onderkennende vraagstelling
Diagnostisch scenario:
• 0-scenario: Verhelderend
• 1-scenario: Verhelderend-Indicerend
• 2-scenario: Verhelderend-Verklarend-Indicerend
• 3-scenario: Verhelderend-Onderkennend-Verklarend-Indicerend (komt het meest voor)
Neem de client mee, wat gaan we doen (vervolgstappen). Pad ligt deels vast, eerst onderkennen dan pas indiceren
2. Probleemanalyse (PA): -> onderkennende diagnose
Dit is het outside perspectief, jij als professional beoordeelt nu. Er wordt een verband gelegd tussen klachten en
problemen. Groeperen, benoemen en taxeren.
1. Beschrijven
a) Verhalend categoriseren: komt droevig over, is passief, onderneemt weinig
b) clusteren in verschillende domeinen: cognitieve, sociale, emotionele, lichamelijke en pedagogische
problemen
2. Benoemen: classificatie
3. Taxatie:
- ASEBA lijsten: CBCL/TRF/YSR (normaal/subklinisch/klinisch) dit is wel subjectief, vanuit ouders, leerkracht, kind
- Diagnostische criteria Rutter
- CITO leerlingvolgsysteem
Normaal gebied T < 65 p < 93
Grensgebied 65 < T < 70 93 < p < 98
Klinisch gebied T > 70 p > 98
Competentieschalen: hoe ziet het kind zichzelf
Criteria Rutter
- Bij de leeftijd passend
- Hardnekkigheid
- Frequent
- Specifiek voor psychopathologie
- Situatie gebonden
- Recent of langdurig
- Op zichzelf staand
- Nadelen voor kind, gezin, omgeving, sociale beperking, verstoring ontwikkeling
- Psychosociale stress
- Socioculturele achtergrond
Nieuwe sectie 1 Pagina 2
,- Socioculturele achtergrond
4. Protectieve/risicofactoren
Lage SES, geen tijd/geld, haalbaarheid advies, inzetten protectieve factoren (familie betrekken, hobby's gebruiken)
Eindresultaat probleemanalyse
• Toetsbare onderkennende hypothesen
• Samenvatting van problemen
• Geeft richting aan mogelijke verklaringen
• Bijv.: “op grond van de beschreven probleemgedragingen is er vermoedelijk sprake van ADHD”
NIET over oorzaak/verklaringen van het probleem. Classificatie (onderkenning) is slechts het clusteren van de
gedragssymptomen tot een label
3. Verklaringsanalyse (VA): -> verklarende diagnose
Empirisch toetsen, waar komt het vandaan, wat houdt het in stand. Uit de hypothesen worden toetsbare vragen
afgeleid
4. Indicatieanalyse (IA): -> indicerende diagnose
Welke interventies zijn er, empirische/theoretische onderbouwde aanbevelingen voor interventie. Toetsen
Diagnosticus = praktijkwetenschapper/scientist-practitioner
Klinisch oordeel = het nemen van beslissingen op basis van eigen ervaringen en intuïtie.
Klinisch oordeel over ongewapend oordeel = de diagnosticus oordelen uitspreekt zonder expliciet een beroep te doen
op methodologische principes of systematische procedures
Een prescriptief kader of model = laat het ontwerpen van heuristische procedures toe die aan het diagnostisch proces
in de praktijk sturing geven. Procedures die de kans op succes vergroten
Vier verschillende soorten hulpmiddelen:
1. Inhoudelijke theorieën over het ontstaan en in stand blijven van probleemgedrag
2. Kennis over normale en afwijkende ontwikkelingspatronen
3. Instrumenten en technieken om gedragsverschijnselen in kaart te brengen
4. Statistische en psychometrische technieken om gegevens te verwerken
Van Strien is een diagnosticus die spreekt over de verwetenschappelijking van de diagnostische praktijk. Van Strien
heeft een aantal punten die een diagnosticus wetenschappelijker maken:
1. Explicieter werken met theorieën en de verschillende theorieniveaus duidelijker met elkaar in verband brengen.
2. Bewust uitleggen waarom hij wel of niet voor een bepaalde theorie kiest.
3. Duidelijker die denkstappen vastleggen die hebben geleid tot het advies.
4. Onderzoek doen naar de waarde van de theorieën voor de specifieke problemen en naar het effect van de
ingrepen.
5. De resultaten van eigen werk uitwisselen met collega’s.
een tal van cognitieve vuistregels en heuristieken in het dagelijks leven adequaat zijn, maar tot vertekening leiden bij
kans schattingen. Heuristieken zijn zoekstrategieën die tot oplossingen kúnnen leiden. Twee conclusies uit het
onderzoek:
• De beschikbaarheidsheuristiek: dit houdt in dat we de kans op het optreden van een verschijnsel hoger
inschatten als we minder moeite hebben om voorbeelden van het verschijnsel voor de geest te halen.
• Mensen hebben de neiging om informatie te zoeken die de eigen opvattingen ondersteunt.
Beslissingstheorieen:
- Descriptieve beslissingstheorie: is het onderzoek naar fouten en vertekeningen bij oordelen en beslissingen
beschrijvend van aard. Hier wordt vooral nagegaan hoe het oordelen en beslissen feitelijk verloopt en niet hoe het
zou moeten verlopen
- Normatieve beslissingstheorie: gaat verder9 dan alleen beschrijven en verklaren. Het geeft ook aan hoe de beslisser
formeel te werk moet gaan op basis van een aantal rationele grondregels (axioma’s). Dit vindt plaats in
de besliskunde
Prescriptieve studies houden zich bezig met de vraag hoe een diagnosticus het diagnostisch proces vorm kan geven;
specifiek voor deze diagnostiek is dat de spelregels ervan gezocht worden in de grondkenmerken van het
Nieuwe sectie 1 Pagina 3
, specifiek voor deze diagnostiek is dat de spelregels ervan gezocht worden in de grondkenmerken van het
professionele diagnostisch proces.
>
Nieuwe sectie 1 Pagina 4