Samenvatting 1.2 verpleegkundige kennis
Lesvoorbereiding 1 – verpleegkundige kennis
- Kan je aangeven hoeveel mensen er in 2021 ongeveer lijden aan dementie en hoeveel
nieuwe gevallen van dementie er bij komen (Achterberg et al. (Effectief verplegen deel 3)
Hoofdstuk 4 dementie)
Momenteel: 270.000 mensen
2040: 500.000 mensen
2055: 690.000 mensen
Ruim 70% heeft Alzheimer
12.000 mensen is jonger dan 65 jaar.
- Kan je het ziektebeeld dementie uitleggen (definitie) (Achterberg et al. (Effectief verplegen
deel 3) Hoofdstuk 4 dementie)
Dementie is ontgeesting. De persoon in de laatste fase van dementie lijkt nauwelijks nog op
de persoon die hij was in de beginfase van de ziekte.
Fasen:
Het bedreigde ik (cognitieve fase)
o Leeft in het hier en nu
o Verdriet, angst en onzekerheid als gevolg van ziektebesef
o Weet hoe laat/ welk dagdeel het is
Het verdwaalde ik (emotionele fase)
o Leeft soms in het heden, soms in het verleden
o Plaatst herinneringen en gevoelens uit verleden in heden
o Moeite met dagdelen en dagindeling
Het verborgen ik
o Leeft veelal in het verleden
o Huilt en/of lacht vaak zonder aanleiding van buiten
o Heeft geen gevoel meer voor tijd
Het verzonken ik
o Leeft in innerlijke wereld
o Gevoelens en stemming zijn moeilijk waar te nemen
o Volledige desoriëntatie
- Heb je kennis van de oorzaken en signs & symptoms van dementie (Achterberg et al.
(Effectief verplegen deel 3) Hoofdstuk 4 dementie)
Dementie volgens DSM-V:
Er moet sprake zijn van:
Geheugenstoornissen, KORTE TERMIJN
Daarnaast één of meer van de volgende cognitieve stoornissen:
Afasie: onvermogen taal te begrijpen of te spreken
Koffie naar de mond brengen ipv vertellen dat er koffie staat
Apraxie: onvermogen (complexere/doelgerichte) motorische handelingen uit te voeren
Agnosie: onvermogen objecten en/of mensen te herkennen
Uitvoeringsstoornissen: initiatiefverlies, planningsproblemen, abstraheren
Abstraheren: onbelangrijke informatie weg kunnen laten.
Verder moet er sprake zijn van ernstige beperking bij sociale en evt. beroepsmatig functioneren en
zijn de symptomen niet toe te schrijven aan een andere stoornis.
,Afhankelijk van de plaats waar de zenuwcellen kapot gaan in de hersenen, omdat daar dan beta-
amyloid eiwitten ophopen en zogenoemde plaques vormen. Deze draden zijn onoplosbaar en kleven
aan elkaar. Bij gezonde mensen worden er ook beta amyloid eiwitten gemaakt, maar bij Alzheimer
zien we veel meer plaques.
- Kan je Alzheimerdementie, vasculaire dementie, lewy-body-dementie en
frontaalkwabdementie onderscheiden op basis van oorzaken en symptomen (Achterberg
et al. (Effectief verplegen deel 3) Hoofdstuk 4 dementie)
Soorten dementie:
1. Corticale dementie: in de hersenschors.
Progressieve geheugenstoornissen
Afasie, acalculie, apraxie en persoonlijkheidsveranderingen
Ziekte van Alzheimer
o Meest voorkomend
o Achteruitgang geleidelijk
o Korte termijn geheugen gaat als eerste
o Met name zelfredzaamheid en voeren van eigen regie verslechtert
o Opvallend: gebrek aan ziekte-inzicht
o Overlijden door secundaire oorzaken als ondervoeding, uitdroging, pneumonie,
decubitus en ataxie (communicatiestoornis tussen zenuwstelsel en spieren)
o 4 stadia ziekte van Alzheimer:
Stadium 1: voorstadium
Inprenten informatie in geheugen gaat moeilijker
Denken gaat trager
Vergeetachtigheid
Uitvoeren complexere taken gaat moeilijker of lukt niet meer
Klachten worden niet altijd gemeld of opgemerkt
Stadium 2: beginnend dementiesyndroom
Inprenting en episodisch geheugen duidelijk verstoord
Episodisch geheugen: persoonlijke herinneringen
Desoriëntatie in tijd
Nieuwe dingen leren lukt niet meer
Patiënt afhankelijk van partner of begeleider voor structuur en
informatie
Stadium 3: matig ernstige dementie
Veel sturing nodig, zelfstandig functioneren onmogelijk
Toenemende taal- en begripsstoornissen
Verstoord oordeels- en kritiekvermogen
Agressie, motorische onrust, ontremd gedrag, zwerven en
achterdocht
Patiënt leeft meer en meer in het verleden
Stadium 4: ernstige dementie
Episodisch geheugen steeds verder afgebrokkeld
Geen herkenning meer van naaste familieleden
Gesprek niet meer mogelijk
Patiënt leeft vegetatief en is bedlegerig
Vegetatief: enkel reflexbewegingen en geen communicatie
mogelijk
, Frontotemporale dementie
o Jonge leeftijd; vaak tussen 40-65 jaar
o Veranderingen in sociale functioneren, het probleemgedrag, het gebrek aan
ziekte-inzicht en het minder op de voorgrond staan van geheugenstoornissen
2. Subcorticale dementie: onder de hersenschors
Vertraging intellectuele functies, geheugenstoornissen, stoornissen in motoriek
Treedt GEEN: apraxie, afasie en agnosie op
Vasculaire dementie
o Degeneratie bloedvoorziening
Beschadigingen hersenweefsel als gevolg van atherosclerose en CVA’s
o Vroeger: multi-infarct dementie
o Schoksgewijze verslechtering
o Van dag tot dag wisselend
o Levensverwachting : 5 jaar
Beroerte of infarct vaak reden van overlijden
o Grillig verloop
o Risicofactoren: diabetes mellitus en hypercholesterolemie
o Langzamer spreken, denken en handelen
Ook lichamelijke achteruitgang; wankel op benen en bewegen langzamer
Lewy body dementie
o Waan, hallucinaties, traagheid
o Eiwitafwijkingen in hersenstam
o Niet erfelijk
o Opvallend kenmerk: concentratieproblemen en visuele hallucinaties
Medicatie die hiervoor geschikt is, kunnen ze niet verdragen
o Relatie met ziekte van Parkinson
Lewy body: als iemand na diagnose van Parkinson binnen één jaar
dementieverschijnselen heeft
Parkinson dementie: Als iemand na diagnose van Parkinson later dan één
jaar dementieverschijnselen heeft
, - Weet je welke ziektegerichte diagnostiek gedaan kan worden bij mensen met dementie
(Achterberg et al. (Effectief verplegen deel 3) Hoofdstuk 4 dementie)
4 onderdelen:
1. Auto-anamnese: verhaal patiënt zelf, indruk die patiënt maakt
Head-turning-sign: de patiënt kijkt vragend naar de begeleider als er een vraag gesteld
wordt, wat zijn onzekerheid demonstreert
Blijft er aandacht bij het
gesprek
2. Hetero-
anamnese: verhaal familie van patiënt
Patiënt en familie apart spreken is het beste
Zo objectief mogelijk
3. Meetinstrumenten
Gestandaardiseerde vragenlijsten
Invullen is geen aan artsen voorbehouden handeling
Goede instructie is van belang, zodat de vragenlijst eenduidig wordt afgenomen en
gescoord
4. Aanvullend onderzoek
Van belang is de differentiatie tussen dementie, depressie en delier
o CT-scan
Als men wil uitsluiten dat de verschijnselen niet worden veroorzaakt
door een tumor, herseninfarct of een hematoom
o MRI-scan en f-MRI-scan
Beter onderscheid gemaakt worden tussen de ziekte van Alzheimer,
vasculaire dementie en fronto-temporale dementie
f-MRI: functionele MRI-scan
activiteit in bepaalde delen van hersenen zichtbaar gemaakt
worden
tegenwoordig alleen nog gebruikt voor wetenschappelijk
onderzoek
o SPECT-scan en PET-scan
Toegepast in heel specifieke gevallen
Onderscheid maken tussen ziekte van Alzheimer en fronto-temporale
dementie zonder dat er afwijkingen te zien zijn op CT of MRI
o Neuropsychologisch onderzoek (NPO)
Uitgevoerd door een klinisch neuropsycholoog of neuropsychologisch
geschoolde gezondheidszorgspsycholoog
Anamnese, hetero-anamnese, afname neuropsychologische testen,
gedragsobservaties, verslaglegging en rapportage aan patiënt, familie en
verwijzer