Hoorcollege 1 – Introductie
Werkgroepen – Praktische ervaring
• Hoe voer je een goed gesprek met ouders?
o Luister je goed naar wat ze proberen te zeggen?
o Hou je rekening met de kennis die zij hebben over DIT kind?
• Probleemanalyse opstellen
o Weet je uit het gesprek het werkelijke probleem te destileren?
• Wetenschappelijke verdieping
o Hoe zoek je gericht naar de laatste inzichten over DIT probleem?
• Welke aanpak past bij DEZE ouders?
o Er bestaan maar weinig universele oplossingen.
• Hoe overtuig je de ouders van deze aanpak?
o Ouders hebben sterke ideeën over hoe de opvoeding van hun kind er uit moet zien, hoe bereik
je ze met jouw advies?
• Niet verplicht
o maar niet vrijblijvend
• Certificaat
• Inschrijven: mail naam en werkgroepkeuze naar m.j.woudstra@fsw.leidenuniv.nl
o Werkgroep 1: dinsdag 15:00 – 17:00
o Werkgroep 2: vrijdag 11:00 – 13:00
Pedagogiek, een “nieuwe” wetenschap
• Vroege ‘pedagogen’ waren filosofen (Locke, Rousseau)
• Als geesteswetenschap100 jaar oud (hoogleraren vanaf 1918)
• Behoefte om ontwikkeling van kinderen te begrijpen en te weten hoe te handelen
• Eerst fysiek mensen gezond maken, daarna ook mentaal ‘gezond’ worden. Dat wilden ze doen vanaf
kinds aan
• Psychologie meer empirisch georiënteerd, pedagogiek meer vanuit filosofie, dus gevormd door
fundamenteel levensbeschouwelijke waarden
• Pedagogiek van nu meer empirisch-analytisch, maar nog steeds normatief
o Want, wanneer is iets normaal/genoeg? (opvoeding, ouder, pedagoog)
• Opvoeders wegen normen en waarden mee; ideeën over opvoeding verandering (over tijd) en
achtergrond onderzoeker veroorzaakt subjectiviteit
Waar komt opvoedingsonzekerheid vandaan?
• Bewust kiezen voor kinderen en bewust opvoeden, leven is maakbaar.
• Gebrek aan praktische ervaring
• Nieuwe situaties, nu meer mogelijkheden qua adoptie, twee mannen/vrouwen
• Gemêleerde samenleving: veel verschillende manieren van opvoeden om je heen, wat is de juiste?
• Proto-professionalisering: antwoorden googelen, veel verschillende antwoorden en mensen denken veel
te weten door maar te googelen
• Teveel bemoeienis van opvoedingsdeskundigen?
H1 Sameroff et al. (1975)
• Transactioneel model = dat wat een ouder doet en wat een kind doet, staat niet los
van elkaar. Het is niet zo dat het kind een probleem veroorzaakt en de ouder doet niks.
Kinderen en ouders reageren altijd op elkaar. De reacties stapelen elkaar op, die staan
ook niet los van elkaar. Voorbeeld: Kind: Complicaties bij geboorte → ouder:
onzekere, angstige houding → kind: raar eet/slaappatroon ‘’moeilijk kind’’ → ouder:
terugtrekken, minder contact → kind: slecht praten, sociaal onhandig
• De ‘echte patiënt’: ontwikkeling van kind is een product van interactie tussen kind
en externe sociale ervaringen. De echte patiënt is de ouder-kindrelatie (p. 5).
Excessief huilen / slaapproblemen / eetproblemen
• Traditioneel: behandeling kind in medische context.
o Focus op kind – krijgt label en behandeling
• Maar: ouder en kind vormen een systeem (regulerend/interacterend).
• Richt de behandeling dus op de ouder-kindrelatie.
,Ports of Entry
The 3 R’s of treatment within a transactional model
Remediation (behandeling)
Interventiedoel: als je met behandeling het probleem op kunt lossen, en het dus verder niet ligt
aan bijvoorbeeld de ouders → Voorbeeld: ADHD - Ritalin of faalangst - therapie
Redefine (herdefiniëren)
Bestaande familie representaties zijn niet hetzelfde als het gedrag van het kind (p.16). Dus het probleem is niet
het probleem, het probleem is je attitude over het probleem
• Interventiedoel: veranderen van overtuigingen en verwachtingen van ouders → Voorbeeld: hoog
sensitief kind
Reeducate (opnieuw? opleiden)
Je probeert de ouder anders te laten reageren op het kind, het gaat om opnieuw leren opvoeden
• Interventiedoel: immediate and momentary exchanges between the parent and the child that are
associated with optimal development (p. 20).
• Gericht op familie of ouder
o Informatieverschaffing
o Specifieke opvoedvaardigheden
• Voorbeeld: Jo Frost, VIPP (Video Interactie Begeleiding)
Transactional diagnosis decision flow chart based on the three R’s
• Childrearing = kunnen de ouders goed opvoeden
• Spill-over effect: ports of entry zijn ingebed in het systeem.
o ouder
o kind
o interactie tussen kind en ouder
o gerepresenteerde relaties
Het zal uiteindelijk het hele systeem (het gezin) veranderen. Ze zijn vanaf elkaar afhankelijk. Voor het
effect op het gezin maakt het niet welke R je dan kiest, want het beïnvloedt het hele systeem
o Dynamische onderlinge afhankelijkheid
▪ benadering hoeft niet specifiek te zijn
▪ toegang (interventie) door één port of entry beïnvloedt hele systeem
Motherhood Constellation (Stern, 1995)
The motherhood constellation
De moeder is niet dezelfde vrouw die was voor het moederschap
• Ze volgen andere psychologische paden: andere sensorische voorkeuren en gevoeligheden
o Minder interesse in anderen
o Minder interesse in competitie en dominantie
o Meer interesse in verzorgen
o Preoccupatie met liefde voor kind
• Je zit op een roze wolk/grote liefde voor kind, je krijgt nieuwe angsten en je krijgt behoefte aan vrouwen
met ervaring
Belangrijk voor de professional
• Nieuwe cliënt met andere angsten, wensen en gedragingen
o Rekening mee houden in klinische context
• Belangrijk: gelijkwaardige inbreng
o Pedagogisch adviseur is algemeen deskundig
o Ouders zijn ervaringsdeskundig op gebied van eigen kind en eigen opvoedingssituaties
• Houd rekening met uitgeputte moeder en kom-niet-aan-mijn-kind houding
E=KxA
Het effect (E) van een advies is het product van de kwaliteit (K) van het advies en de acceptatie (A) van het advies
door de client (E=K x A)
• Niet elke ouder zit te wachten op advies en daar moet je rekening mee houden
,Gina Ford en Jean Liedloff
• Gina Ford: kind lekker laten huilen, zelf ergens anders je eigen ding doen
• Jean Liedloff: kind juist altijd bij je houden
• Adviezen volledig tegengesteld
o Gebaseerd op diepe persoonlijke overtuiging auteur
• Wat is waar? En geldt dat voor ieder kind?
Opvoedproblemen ≠ Medische problemen
Opvoedproblemen Medische problemen
Meting vaak subjectief Meting objectief
Oorzaak moeilijk aan te wijzen: genetisch, opvoeding? Oorzaak is aan te wijzen
Oorzaak niet duidelijk – oplossing niet duidelijk Indien medicijn beschikbaar, oplossing binnen bereik
Belang van wetenschappelijke onderbouwing bij opvoedingsadvies
• Het gaat om mensen, dus het is belangrijk wat we zeggen en dat we geen schadelijk advies geven
• Spock in ’58: leg baby op buik te slapen
• In jaren ’70: vaker wiegedood als ze op hun buik liggen
• Advies Spock was in ’90 pas gewijzigd
o Wilde berekeningen: 50,000 (?!) sterfgevallen hadden kunnen
worden voorkomen in Europa, VS en Australië
Boek: Oei, ik groei! (Plooij)
• 10 precies te voorspellen groeisprongen in de eerste 20 maanden
• Voorafgaand aan sprong een moeilijke periode met huiligerheid,
hangerigheid en humeurigheid
Replicatieonderzoek: opzet (1992)
Oei ik groei Replicatie De Weerth
15 moeders, 20 maanden, wekelijkse vragenlijst 20 moeders, 20 maanden, wekelijkse vragenlijst
2 moeders, 15 maanden 1x per maand geobserveerd 4 moeders, 15 maanden, 1x per week geobserveerd
Codering vragenlijst: Niet blind, geen vaste criteria voor codering Codering vragenlijst: Blind, vaste criteria voor codering
Resultaten de Weerth (1995)
Oei ik groei Replicatie De Weerth
10 sprongen in 20 weken Soms sprongsgewijze ontwikkeling, maar maximaal 4 waargenomen
Sprongen vinden plaats volgens een vast en universeel Sprongen vinden niet plaats in de weken van wat Plooij zei
tijdschema
Sprongen hangen samen met huilgedrag Sprongen hangen ook niet samen met huilgedrag
Verdere bevindingen de Weerth
• (Huil)gedrag van baby’s verschilt sterk van week tot week
o Bij veel onderzoek metingen 1x per maand of kwartaal
• Baby’s vaak huildagen zonder aanleiding
o Niet is veroorzaakt door moeder
o Niet is veroorzaakt door ziekte
Jaren van wetenschappelijk onderzoek spreken Plooij tegen
• Kennis over werkelijke leeftijd baby’s is/was onnauwkeurig
• Biologische en psychologische ontwikkeling zeer variabel en individueel verschillend
• Geen vaste volgorde voor ontwikkeling vaardigheden
• Wetenschappelijke consensus: vier grote algemene ontwikkelingssprongen bij ongeveer 2, 7, 12 en 18
maand
• Alsnog heel veel verkocht boek
Welke behandelingen zijn “bewezen effectief”? (APA Chambless Criteria)
• Minstens twee between-group experimenten met controlegroep, of een serie (minstens 10) single-case
experimenten
• Andere voorwaarden:
, o Deelnemers goed omschrijven
o Procedure duidelijk beschreven
o Effectiviteit door minstens twee onafhankelijke onderzoeksgroepen
Principes voor robust evidence
• Onderzoek gepubliceerd in wetenschappelijk tijdschrift met peer review
• Replicatie: twee onafhankelijke studies uitgevoerd door twee onafhankelijke onderzoeksgroepen
• Methodologisch kloppend: bewijs van een oorzakelijk verband → RCT en blind
• Meta-analyes en systematische reviews
• Geen persoonlijke belangen (bijv. financieel)
• Bevindingen worden ondersteund door logische theorie
Goed onderzoek is lastig bij opvoeding (H1 opvoeden door beginners)
• Randomized Controlled Trial (RCT) →
• Willekeurige toewijzing moeilijk, want je kunt mensen weinig
opdragen
• Controle-groep kan niet NIET opvoeden
• Ouders niet neutraal tegenover behandeling
• Consequente uitvoering niet gegarandeerd
• Terugrapportage niet betrouwbaar
• Niet (dubbel)blind, want de ouders weten wat ze doen
• Succescriteria vaak onduidelijk, ‘wat is beter, wat is een succes’
David Olds (2007): Bevindingen alleen praktisch als…
• Preventieve- en behandelingsprogramma’s acceptabel zijn voor ouders
• Ouders gemotiveerd zijn
• Er bewijs is dat ouders programma gebruiken en tevreden zijn
→ Maar zelf bij wetenschappelijk goed onderbouwd advies geldt dat ieder kind en iedere ouder anders is
Probleem van “evidence-based”
Je kan wel praktijk uitvoeren op wetenschappelijk onderzoek, maar dit houdt geen rekening met dingen die ook
kunnen werken (dingen die bijv. niet onderzocht zijn)
• Hiermee niet voorbij gaan aan dingen die nog niet evidence-based zijn
• Anders: als je onderzoekt dat het niet werkt en dit aantonen
Practice based evidence
• Nog niet onderzocht, maar in praktijk zien dat iets werkt
Advies mogelijk zonder kennis van ouders, kind, gezinssituatie etc.?
Nadeel van bijv. boeken: minder bezig met individueel kind en ouder, kan verkeerd opgevat worden/gebruikt
worden
Geen stellige aanbevelingen of pertinente afwijzingen zonder overtuigend bewijs
• Geen stellige aanbevelingen of pertinente aanwijzingen zonder overtuigend bewijs. Je moet altijd
genuanceerd blijven en meerdere opties aangeven. Er zijn enorme verschillen tussen kinderen en
omgeving en geen enkele methode werkt altijd.
• Methode A: lijkt voor veel kinderen te werken, voor andere kinderen werkt methode B, C en D nog niet
goed onderzocht, maar willen ook nog weleens helpen
• Dus meerdere keuzes geven en aanbieden → matchen met ouder en kind
o Enorme verschillen tussen kinderen en omgeving – wat past?
o Geen enkele methode werkt altijd