Uitgebreide samenvatting: boek
"Psychologie, een inleiding",
Philip G, hoofdstuk 1-14
, lOMoARcPSD|16012696
Inhoudsopgave
Hoofdstuk 1 Geest, gedrag en psychologische wetenschap 3
Hoofdstuk 2 Biopsychologie, neurowetenschappen en de menselijke aard 8
Hoofdstuk 3 Leren 14
Hoofdstuk 4 Geheugen 19
Hoofdstuk 5 Denken en intelligentie 25
Hoofdstuk 6 Psychologische ontwikkeling 31
Hoofdstuk 7 Sensatie en perceptie 39
Hoofdstuk 8 Vormen van bewustzijn 45
Hoofdstuk 9 Emotie en motivatie 50
Hoofdstuk 10 Persoonlijkheid: theorieën van de gehele persoon 57
Hoofdstuk 11 Sociale psychologie 63
Hoofdstuk 12 Psychische stoornissen 69
Hoofdstuk 13 Therapieën voor psychische stoornissen 74
Hoofdstuk 14 Stress, gezondheid en welzijn 78
, lOMoARcPSD|16012696
Hoofdstuk 1 Geest, gedrag en psychologische wetenschap
Kernvraag: Wat is psychologie en wat is het niet?
Psychologie: het is meer dan je denkt, maar psychologie is geen psychiatrie
Zimbardo et al. (2009) definiëren psychologie niet langer als de studie van de geest (zoals de
oud-Griekse term doet vermoeden), maar als het brede specialisme omtrent de wetenschap
van gedrag en geestelijke processen. Psychologie kan als vakgebied op vele terreinen worden
uitgeoefend (zie figuur 1.1 Waar psychologen werken in Zimbardo et al., 2009, p. 5). Het
vakgebied is in drie groepen te verdelen: experimenteel psychologen, docenten psychologie
en toegepaste psychologie. Deze categorieën zijn in de praktijk niet strikt gescheiden van
elkaar, omdat psychologen verscheidene functies in een vakgebied vervullen en daardoor
bijvoorbeeld zowel in het onderwijs werkzaam kunnen zijn als in de toegepaste of
experimentele psychologie. Experimenteel psychologen verrichten doorgaans onderzoek voor
universiteiten of onderzoeksinstellingen. Docenten psychologie vormen de grootste categorie
psychologen, omdat zij voor diverse opleidingen werkzaam kunnen zijn, daarnaast onderzoek
verrichten en een eigen praktijk bezitten. Toegepaste psychologen geven trainingen of
behandelingen en kunnen werkzaam zijn in ziekenhuizen, instellingen, organisaties of
scholen. Enkele voorbeelden van toegepaste psychologen zijn: klinisch psychologen,
ergonomisch psychologen, schoolpsychologen, gezondheidspsychologen, sportpsychologen,
arbeids- en organisatiepsychologen (Zimbardo et al., 2009, p. 6-7). Psychiaters zijn in
tegenstelling tot psychologen medisch opgeleid en hebben naast de medische opleiding een
gespecialiseerde studie gevolgd voor de behandeling van gedragsproblemen en geestelijke
aandoeningen. Psychologen richten zich – veelal via wetenschappelijke onderzoeksmethoden
– op de bestudering van het menselijk gedrag en bijvoorbeeld de hersenfuncties. Psychologen
mogen geen medicatie voorschrijven. Als de psychologische bevindingen niet onderbouwd
zijn, maar wel als wetenschappelijke bevindingen worden geëtaleerd, kan er gesproken
worden van pseudopsychologie. Tot de pseudopsychologie behoren bijvoorbeeld het
spiritualisme en de astrologie. Psychologie onderscheidt zich van de pseudopsychologie door
de methode waarmee opvattingen empirisch kunnen worden getoetst. Empirisch onderzoek
richt zich op het verkrijgen van objectieve informatie gebaseerd op sensorische ervaringen.
Deze informatie wordt verkregen door metingen. Zo kan men via vooraf geformuleerde
vragen (meetmethode) gegevens verzamelen. Via de empirisch verkregen informatie zal
uiteindelijk een verklaring of theorie worden opgesteld. In de wetenschap wordt een theorie
opgevat als een toetsbare verklaring voor feiten of waarnemingen (Zimbardo et al., 2009).
Kernvraag: Hoe vergaren psychologen kennis?
De vijf stappen van de wetenschappelijke methode
Volgens de empirische onderzoeksmethode zal een theorie in vijf stappen worden gevormd.
De eerste stap bestaat uit het ontwikkelen van een hypothese. Een hypothese is een idee of
veronderstelling over een bepaald fenomeen. Een hypothese is, zoals de letterlijke definitie
luidt, een kleine theorie. De hypothese moet falsificeerbaar zijn (weerlegbaar: juist of onjuist).
Gedurende de eerste stap van het empirisch onderzoek zal de onderzoeker alle aspecten van
de te onderzoeken hypothese moeten operationaliseren. Dat wil zeggen dat de aspecten in
concrete termen geformuleerd moeten worden (operationele definities) en de procedures
gespecificeerd (zie voorbeeld in Zimbardo et al., 2009, p. 13-14). De tweede stap bestaat uit
het uitvoeren van het goed overwogen experiment. Vastgesteld moet worden welke groepen
met elkaar vergeleken worden, hoe de deelnemers worden benaderd en verzameld, welke
behandelingsmogelijkheden noodzakelijk zijn voor het goed uitvoeren van het experiment en
, lOMoARcPSD|16012696
welke variabelen in het onderzoek onderzocht worden. Zo zal een experiment bestaan uit een
experimentele en een controlegroep. De experimentele groep wordt gevormd door deelnemers
die aan een speciale behandeling (experimentele conditie) worden blootgesteld. De
controlegroep bestaat uit deelnemers die geen speciale behandeling (controle conditie) krijgen
en die dus worden vergeleken met de experimentele groep. Elke deelnemer moet toestemming
geven voor de participatie (zie voorbeeld in Zimbardo et al., 2009). De deelnemers zullen
voor het experiment op correcte wijze verdeeld moeten worden over de beide groepen.
Randomisering – een procedure waarbij de deelnemers op grond van toeval in een groep
worden geplaatst, zodat de groepen vergelijkbaar zijn en er geen systematische vertekening
kan plaatsvinden – is hiervoor geschikt. De onderzoeker zal voorts een onafhankelijke
variabele moeten vaststellen die gemanipuleerd kan worden. Deze variabele bestaat uit een te
veranderen conditie (bijvoorbeeld het veranderen van de te onderzoeken voeding). Daarnaast
moet de onderzoeker een afhankelijke variabele vaststellen die niet aangetast kan worden
door factoren (gecontroleerde experimentele conditie) (zie figuur 1.3 Experimentele en
controlegroepen in een medicijnstudie in Zimbardo et al., 2009, p. 15). De derde stap van het
empirisch onderzoek bestaat uit het verzamelen van gegevens. De gegevens moeten objectief
zijn en via directe observatie verkregen worden. De onderzoeker bestudeert in hoeverre de
afhankelijke variabele (reacties van de deelnemers) afhankelijk is van de onafhankelijke
variabele (de stimuli). Gedurende de vierde stap van het onderzoek zullen de resultaten
worden geanalyseerd en zal de hypothese worden verworpen of aangenomen. De analyse kan
uitgevoerd worden aan de hand van statistische berekeningen. De vijfde stap van het
onderzoek bestaat uit het publiceren, bekritiseren en repliceren van het onderzoek. De
onderzoekers leggen het onderzoek vast in een onderzoeksrapport en publiceren de resultaten
in bijvoorbeeld een tijdschrift, waarna andere wetenschappers de werkwijze en resultaten
bekritiseren. Soms is daarvoor een replicastudie noodzakelijk en voeren andere onderzoekers
de studie op dezelfde wijze uit. Op deze manier kunnen de resultaten gecontroleerd worden:
verkrijgt men met de replicastudie dezelfde resultaten? (Zimbardo et al., 2009).
Vijf soorten psychologisch onderzoek en het bepalen van vertekening in psychologisch
onderzoek
In de voorgaande paragraaf kwam het experimentele onderzoek aan bod. Deze
onderzoeksvorm is echter niet de enige wetenschappelijke methode die in de psychologie
wordt toegepast. Ook correlatiestudies, natuurlijke observaties, surveys en gevalsstudies
worden verricht. Een correlatiestudie kan uitgevoerd worden als de onafhankelijke variabele
niet door de onderzoeker gemanipuleerd kan worden, zoals in de directe praktijk het geval kan
zijn. Het lijkt in opzet op een experiment, maar doordat de onafhankelijke variabele niet
gemanipuleerd kan worden en de deelnemers niet willekeurig in groepen geplaatst kunnen
worden, kunnen er geen oorzaak-gevolgverbanden worden vastgesteld. Wel kan er met een
correlatiestudie een samenhang ofwel een correlatie – weergegeven met de
correlatiecoëfficiënt met een waarde tussen -1,0 en +1,0 (negatieve samenhang, geen
samenhang, positieve samenhang) – worden vastgesteld (zie uitleg in Zimbardo, et al., 2009,
p. 18). Net als bij de correlatiestudies hebben onderzoekers bij natuurlijke observaties geen
controle over de onafhankelijke variabele. Een onderzoeker neemt de deelnemers waar in hun
natuurlijke omgeving en kan derhalve geen controle uitoefenen over de gebeurtenissen.
Natuurlijke observaties worden verricht als het gedrag bestudeerd moet worden. Een survey
kan verricht worden als er voor bijvoorbeeld een marktonderzoek of psychologische studie
interesse is in de meningen van mensen over een onderwerp vastgelegd in een vragenlijst. De
vragen moeten hiertoe wel duidelijk worden geformuleerd. Er bestaat een kans dat de
respondenten niet naar waarheid op de vragen antwoorden, waardoor de resultaten getekend
kunnen zijn. Gevalsstudies worden uitgevoerd als het aantal te bestuderen deelnemers gering