• Priming: Priming is wanneer een stimulus je onbewust beïnvloedt en je reactie beïnvloedt
zonder dat je je daarvan bewust bent. Bijvoorbeeld, als je net een woord hebt gelezen dat
met eten te maken heeft, kun je daarna sneller woorden herkennen die ook met eten te
maken hebben.
• Pygmalion-effect: Het Pygmalion-effect verwijst naar de situatie waarin hogere
verwachtingen van anderen leiden tot betere prestaties. Met andere woorden, wanneer
mensen geloven dat je iets goed kunt doen, kan dit je motivatie vergroten en uiteindelijk
leiden tot betere resultaten.
• Selffulfilling prophecy: Een selffulfilling prophecy is wanneer een overtuiging of verwachting
over iets of iemand ertoe leidt dat het zich daadwerkelijk manifesteert. Bijvoorbeeld, als je
gelooft dat je zult falen in een examen, kan deze overtuiging je zelfvertrouwen beïnvloeden
en uiteindelijk leiden tot een slechtere prestatie.
• Hindsight bias: De hindsight bias, ook wel de "ik-heb-het-altijd-al-geweten" bias genoemd, is
de neiging om achteraf te geloven dat men voorspellende kennis had over een gebeurtenis,
zelfs als dit niet het geval was. Mensen hebben de neiging om te denken dat ze de uitkomst
van iets hadden kunnen voorspellen, zelfs als ze daarvoor geen goede reden hadden.
• Fundamentele attributiefout: De fundamentele attributiefout is de neiging om het gedrag
van anderen toe te schrijven aan hun persoonlijkheid of karakter, in plaats van de invloed van
situational factoren te erkennen. Bijvoorbeeld, als iemand te laat komt voor een afspraak,
denken we vaak dat het komt doordat die persoon slordig of ongeorganiseerd is, zonder
rekening te houden met mogelijke externe factoren.
• Schachters theorie: Schachter's theorie, ook wel de tweefactorentheorie van emotie
genoemd, stelt dat emoties het resultaat zijn van een combinatie van fysiologische arousal en
cognitieve interpretatie van de situatie. Volgens deze theorie ervaren we emoties op basis
van hoe we onze fysiologische reactie in een bepaalde situatie interpreteren.
• Affectietheorie: De affectietheorie suggereert dat onze emoties beïnvloed worden door onze
beoordeling van gebeurtenissen in relatie tot onze persoonlijke doelen. Als gebeurtenissen
ons helpen onze doelen te bereiken, ervaren we positieve emoties, en als ze ons hinderen,
ervaren we negatieve emoties.
• Klassieke conditionering: Klassieke conditionering is een vorm van leren waarbij een neutrale
stimulus geleidelijk aan een bepaalde respons kan oproepen door het herhaaldelijk te
koppelen aan een stimulus die van nature die respons opwekt. Een bekend voorbeeld is het
experiment van Pavlov, waarbij hij honden leerde om te kwijlen wanneer ze het geluid van
een bel hoorden, omdat hij de bel herhaaldelijk had gekoppeld aan het voeren van de
honden.
• Operante conditionering: Operante conditionering is een vorm van leren waarbij gedrag
wordt beïnvloed door de consequenties die eraan verbonden zijn. Als een bepaald gedrag
positieve gevolgen heeft, zoals beloningen, is de kans groter dat het gedrag zich herhaalt. Als
het gedrag daarentegen negatieve gevolgen heeft, zoals straf, is de kans kleiner dat het
gedrag zich herhaalt. Bijvoorbeeld, als een kind zijn kamer opruimt en daarvoor een beloning
krijgt, is de kans groter dat het kind de volgende keer zijn kamer ook opruimt.
, • Reactantietheorie: De reactantietheorie stelt dat mensen de neiging hebben om te reageren
tegen pogingen om hun vrijheid van keuze of gedrag te beperken. Als iemand het gevoel
heeft dat zijn vrijheid wordt bedreigd, kan dit leiden tot een reactie waarbij de persoon
probeert zijn vrijheid te herstellen of te behouden. Bijvoorbeeld, wanneer iemand wordt
verteld dat hij iets niet kan of mag doen, kan hij juist meer gemotiveerd raken om het te
doen.
• Sociale facilitatie: Sociale facilitatie verwijst naar het fenomeen waarbij individuen beter
presteren op eenvoudige taken wanneer ze worden waargenomen door anderen, in
vergelijking met wanneer ze alleen zijn. Met andere woorden, de aanwezigheid van anderen
kan leiden tot een verhoogde arousal en verbeterde prestaties in situaties waarin men al
vaardig is.
• Sociale inhibitie: Sociale inhibitie verwijst naar het fenomeen waarbij individuen slechter
presteren op complexe taken wanneer ze worden waargenomen door anderen, in vergelijking
met wanneer ze alleen zijn. De aanwezigheid van anderen kan leiden tot verhoogde angst of
zelfbewustzijn, wat de prestaties negatief kan beïnvloeden.
• Social loafing: Social loafing is het verschijnsel waarbij individuen minder inspanning leveren
bij het werken in een groep in vergelijking met wanneer ze individueel werken. Dit komt
doordat de individuele verantwoordelijkheid verdund wordt in een groep, waardoor mensen
minder gemotiveerd zijn om zich volledig in te zetten voor de taak.
• Onderzoek van Sherif: Het onderzoek richtte zich op groepsdynamiek en liet zien hoe
individuen die aanvankelijk verschillende standpunten hadden, door samenwerking in een
gemeenschappelijke situatie uiteindelijk tot een consensus kwamen. Het experiment
illustreert het ontstaan van sociale normen en groepscohesie. In het onderzoek van Sherif
werden individuen in een groep geplaatst en gevraagd de beweging van een lichtpunt te
beoordelen. Aanvankelijk hadden ze verschillende meningen. Na discussies en interactie
binnen de groep kwamen ze uiteindelijk tot een gemeenschappelijk standpunt over de
beweging van het lichtpunt, zelfs als dit afweek van hun oorspronkelijke individuele
waarnemingen. Dit experiment laat zien hoe groepsprocessen kunnen leiden tot het vormen
van gemeenschappelijke overtuigingen en het beïnvloeden van individuele standpunten.
• Pygmalioneffect: Het Pygmalioneffect verwijst naar het fenomeen waarbij de verwachtingen
die anderen over iemand hebben, invloed hebben op diens prestaties. Als anderen hoge
verwachtingen hebben van iemand, zal die persoon geneigd zijn beter te presteren, terwijl
lage verwachtingen kunnen leiden tot lagere prestaties. Bijvoorbeeld, als een leraar gelooft
dat een student getalenteerd is en veel potentieel heeft, zal de leraar meer tijd en aandacht
aan die student besteden, wat kan leiden tot betere academische resultaten.