Week 1
Verdragsmisbruik: als belastingplichtige proberen kunstmatig toegang te krijgen tot een
belastingverdrag. De voordelen die daaraan gekoppeld zijn worden dan niet toegekend aan de
belastingplichtige.
Hybride mismatches: staten zijn soeverein en ontwikkelen hun eigen systeem waardoor deze niet op
elkaar aansluiten, hierdoor ontstaan mismatches met zowel dubbele belastingheffing als non-heffing.
Modelregels OESO:
Pillar 1: winstregels van multinationals moeten aansluiten op daar waar de gebruiker zit. Zo
wordt gedacht aan digitalisering, regels van het IBR zijn namelijk niet geschikt om dat goed te
belasten, aangezien die regels uitgaan van de traditionele gedachte (geld verdienen = fysieke
aanwezigheid voor nodig). Echter kun je nu in een markt aanwezig zijn zonder fysieke
aanwezigheid. Belasten van de digitale economie. Nog niet aangenomen.
Pillar 2: multinationals zijn altijd belast tegen een minimale belastingdruk van 15% aan Vpb-
belasting. Als de belastingdruk in een land te laag is, dus minder dan 15%, moeten andere
landen gaan bijheffen om tot het minimum van 15% te komen. Is aangenomen.
Dubbele heffing kan ontstaan doordat zowel de woonstaat als de bronstaat wilt heffen. De
woonstaat ziet namelijk een inwoner, dus een binnenlands belastingplichtige, en wilt heffen over zijn
wereldwijd behaalde inkomen. De bronstaat ziet geen inwoner maar wel een belastingplichtige die
economische activiteiten verricht en inkomen verwerft in die staat (buitenlands belastingplichtige).
Beide staten kunnen zo in hun nationale wet een heffingsrecht creëren, waardoor (een deel van) het
inkomen dubbel in de heffing kan worden betrokken. In de regel zal de woonstaat mogen heffen,
tenzij er sprake is van een vaste inrichting als het gaat om ondernemingswinsten in de bronstaat, dan
mag de bronstaat belasting heffen over de winst toerekenbaar aan de activiteiten verricht vanuit die
vaste inrichting. De woonstaat moet er dan voor zorgen dat er geen dubbele heffing ontstaat.
Stappen:
1. Welke staten hebben heffingsrechten gecreëerd in hun nationale wet (om belasting te heffen
over jouw activiteiten)?
2. In hoeverre mag een staat de gecreëerde heffingsrechten daadwerkelijk uitoefenen (heeft
het de bevoegdheid)? In bepaalde gevallen is dit namelijk beperkt door een belastingverdrag,
omdat staten daarin afspreken hoe zij de heffingsbevoegdheid verdelen/toewijzen. Het
belastingverdrag bepaalt ook welke staat dubbele belastingheffing moet voorkomen.
3. Heeft de woonstaat de verplichting tot het toepassen van een voorkomingsmethode?
Belastingverdragen creëren geen heffingsrechten, die worden gecreëerd in de nationale wet, wat
door een belastingverdrag kan worden beperkt, maar kan niet worden uitgebreid! Een
belastingverdrag wijst dus enkel heffingsbevoegdheden aan staten toe.
Bronnen IBR:
Nationaal recht: creëert heffingsrecht (wet IB, VPB).
Internationaal recht: multilaterale verdragen (verdrag met meer dan twee staten, bv VWEU
en EVRM) en bilaterale verdragen (verdrag tussen twee staten). Hieronder valt ook EU-recht,
dat is supranationaal (overkoepelend iets wat boven het nationale recht en
belastingverdragen gaat). Primair: VWEU. Secundair: richtlijnen.
Interregionaal recht: recht dat ziet op de verschillende landen van het Koninkrijk. Bv de BRK:
in vorm een rijkswet maar de inhoud is hetzelfde als een belastingverdrag. Beoogt dubbele
(non-)belastingheffing tussen de landen van het Koninkrijk te voorkomen.
Gezaghebbende teksten: bv OESO (vooral door ontwikkelde landen) en bv VN (vooral door
ontwikkelingslanden). De OESO creëert modelverdragen die geen juridische status hebben,
1
, waar je je niet op kunt beroepen. Deze verdragen zijn echter wel van groot (politiek) belang
aangezien staten de modellen als uitgangspunt gebruiken voor hun daadwerkelijke
belastingverdragen.
Monistisch vs. dualistisch stelsel: alle rechtstreeks werkende bepalingen van internationaal recht
behoren automatisch tot de nationale rechtsorde vs verdragsbepalingen zijn van hogere orde maar
hebben pas effect als ze zijn omgezet in nationaal recht.
Nederland:
- Legaliteitsbeginsel (art. 104 Grw): er kan alleen belasting worden geheven als daar een nationale
wettelijke grondslag voor is.
- Gematigd monistisch stelsel (art. 94 Grw). Bepalingen van internationaal recht zijn van hogere orde
en hebben voorrang op de nationale wet maar wel pas als deze officieel bekend zijn gemaakt
(Tractatenblad).
Belasting: verplichte afdracht in geld aan de staat in ruil voor een niet-rechtstreekse tegenprestatie
—> collectieve voorzieningen zoals zorg en infrastructuur. De staat heeft als taak het optimaliseren
van het welzijn van de bevolking door oa hierin te voorzien.
Profijtbeginsel: een ieder die profijt heeft of kan hebben van de collectieve voorzieningen wordt
geacht bij te dragen aan de financiering daarvan.
Draagkrachtbeginsel: de sterkste schouders dragen de meeste lasten.
Persoonlijke heffingsbeginselen (knopen aan bij het subject):
Woon-/vestigingslandbeginsel: onbeperkte binnenlandse belastingplicht —> inwoner is
belast voor het wereldwijde inkomen door optimaal profijt van de collectieve voorzieningen.
Art. 2.1 sub a Wet IB en art. 2 lid 1 (sub a) Wet Vpb.
Nationaliteitsbeginsel: (on)beperkte binnenlandse belastingplicht. Kan ook worden
ingeperkt. Het wereldinkomen van onderdanen van een staat wordt belast, ongeacht waar zij
zich ter wereld bevinden en ongeacht waar ter wereld het inkomen wordt behaald. Art. 2 lid
4 Vpb.
Zakelijk heffingsbeginsel (knoopt aan bij het object):
Bronlandbeginsel: personen (mensen of lichamen) die niet wonen in de staat maar er wel
geld verdienen door economische activiteiten te verrichten. Er is dus een bepaalde mate van
genieten van de collectieve voorzieningen waardoor zij dienen mee te betalen. Art. 2.1 lid 1
sub b Wet IB en art. 3 Wet Vpb. Beperkte buitenlandse belastingplicht (alleen voor wat in die
staat verdient wordt). Het gaat om een tastbare aanwezigheid in een grondgebied, echter
kun je als onderneming zonder fysieke aanwezigheid in een markt aanwezig zijn, als gevolg
van digitalisering.
Het verbod van discriminatie wordt niet snel aangenomen als het gaat om belastingheffing omdat de
nationale fiscale wetgever een ruime beoordelingsvrijheid (wide margin of appreciation) heeft als het
gaat om gevallen die aan elkaar gelijk zijn.
Woonplaats (bij natuurlijke personen) wordt beoordeeld aan de hand van feitelijke omstandigheden
(art. 4 AWR):
‘Centrum van levensbelangen’.
‘Middelpunt sociale leven’.
‘Duurzame band van persoonlijke aard’.
2
, Vestigingsplaats (bij lichamen) wordt uitgegaan van feiten en omstandigheden:
Plaats van werkelijke/feitelijke leiding (art. 4 AWR).
Hoofdcriterium: plaats waar bestuur haar leidinggevende taak uitoefent. Plaats waar beslissingen
worden genomen.
Subcriteria, minder relevant, o.a.:
- Plaats waar onderneming wordt gedreven.
- Plaats waar algemene vergadering van aandeelhouders wordt gehouden.
- Plaats waar lichaam statutair is gevestigd.
Woonplaatsfictie in art. 2.2 Wet IB, vestigingsplaatsfictie in art. 2 lid 4 Wet Vpb.
Juridische dubbele (non-)belastingheffing: oplossing in belastingverdrag. Ontstaat wanneer er
sprake is van 1 subject (belastingplichtige) en 1 object (inkomen) en 2 staten dat belasten, in de
heffing betrekken. Als dat subject met het object door geen enkele staat wordt belast gaat het om
dubbele non-heffing. Dubbele belasting over hetzelfde object bij dezelfde persoon. Art. 15e Vpb.
Economische dubbele (non-)belastingheffing: oplossing in de nationale wet. Ontstaat wanneer je
materieel 1 object ziet wat door 2 staten wordt belast maar elk bij een ander subject. Verschillende
belastingplichtigen worden voor hetzelfde belast. Niemand belast betekent economisch dubbele
non-heffing. Dubbele heffing over hetzelfde object, maar bij verschillende personen. Bv behandeling
van winsten die een vennootschap aan haar aandeelhouder uitkeert, deelnemingsvrijstelling.
Dubbele (non)heffing is een verstorende factor in ondernemingsbeslissingen en de inzet van
productiemiddelen. Die factoren moeten namelijk worden ingezet op de plek waar ze het meeste nut
opleveren. Belastingheffing mag geen rol spelen in daar waar je je ondernemingsactiviteiten gaat
verrichten. Je komt dan niet tot de hoogste mate van welvaart en er wordt niet voldaan aan de taak
van de staat. Het doel is dus enkelvoudige heffing.
Voorkomingsmethoden:
Subjectieve vrijstelling: subject vrijstellen (persoon niet belasten in de woonstaat).
Kostenaftrek: aftrekpost toepassen. De in het buitenland geheven belasting mag worden
afgetrokken bij de bepaling van het Nederlandse belastbare inkomen.
Tariefsverlaging: lager tarief toepassen op het buitenlands inkomen. Er bestaat dan nog
steeds dubbele heffing, maar de effectieve totale belastingdruk is wel iets verzacht omdat er
een lager tarief wordt toegepast.
Vrijstelling:
o Objectvrijstelling: object vrijstellen (inkomen niet belasten). Het buitenlandse
inkomen van inwoners wordt door de woonstaat niet meegeteld bij de bepaling van
het object van heffing. Het progressieve karakter van de heffing blijft hierdoor
behouden. Er wordt dan geen dubbele belasting meer geheven. Art. 15e Wet Vpb.
o Evenredige belastingvrijstelling: het buitenlandse inkomen wordt niet zoals bij de
objectvrijstelling verwijderd uit de grondslag van heffing, maar er wordt pas rekening
gehouden met het buitenlandse inkomen nadat de belasting over het totale
wereldinkomen is vastgesteld. Er wordt een korting verleend op de verschuldigde
belasting. Formule: (buitenlands inkomen/belastbaar wereldinkomen) x
verschuldigde Nederlandse belasting over het wereldinkomen. Deze vermindering
wordt afgehaald van het bedrag van de belasting die eerder is berekend, namelijk
het belastbaar wereldinkomen x het tarief. Je krijgt dan een vermindering die gelijk
staat aan de belastingheffing die de woonstaat zou heffen over dat buitenlandse
bestanddeel in de bronstaat. Hierbij geldt de inhaalregeling (art. 12 Bvdb) als er
sprake is van een buitenlands verlies en de doorschuifregeling (art. 11 Bvdb) als er
sprake is van een binnenlands verlies om belastingteruggaaf te voorkomen.
3
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper soofssamenvattingen. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €7,99. Je zit daarna nergens aan vast.