Week 1 Het legaliteitsbeginsel en de bevoegdheden van bestuursorganen
Dubbele bevoegdheidsgrondslag:
- EU-verordening —> materiële bevoegdheidsgrondslag. Bv dat een boete mag
worden opgelegd, regelt niet wie dit doet.
- Nederlands recht —> institutionele bevoegdheidsgrondslag. WIE is bevoegd?
Een Nederlands bestuursorgaan kan een bevoegdheid rechtstreeks aan het Unierecht
ontlenen, ook al wijst het Unierecht niet een specifiek orgaan aan dat bevoegd is, als de
Nederlandse regelgever heeft verzuimd die grondslag zelf in een wettelijke bepaling op te
nemen.
Institutionele autonomie: de lidstaat mag in beginsel zelf bepalen welk uitvoeringsorgaan
zal worden aangewezen voor de uitvoering van Unierecht. De lidstaat zelf is het best in staat
te bepalen welk bestuursorgaan de doelstellingen van het EU-recht het best kan realiseren.
Uit de Europese regelgeving is niet vaak duidelijk welk bestuursorgaan bevoegd is.
Procedurele autonomie: voor zover in de Unieregelgeving geen uitvoeringsregels zijn
gegeven, moeten de nationale autoriteiten daarbij hun nationale rechtsregels toepassen.
Hierbij gelden de eisen van gelijkwaardigheid en effectiviteit.
Art. 4:23 Awb —> wettelijk voorschrift: wet in materiële zin; kan een wet in formele zijn maar
ook een lagere regeling).
Art. 5:4 Awb —> wet: wet in formele zin.
Ratio legaliteitsbeginsel:
- Democratische legitimatie —> de volksvertegenwoordiging heeft eraan mee kunnen
bepalen en heeft dus invloed op de inhoud.
- Rechtszekerheid —> de wet maakt duidelijk voor de burger wat hij wel kan/moet
doen.
- Voorkomt willekeurig handelen door de overheid.
Bevoegdheid: juridisch vermogen van bestuursorganen tot handelen, dat rechtsgevolg
heeft.
Attributie: scheppen en toekennen van een nieuwe bevoegdheid. Moet een wettelijke
grondslag hebben en dus op een wetgevende bevoegdheid zijn gebaseerd. Er kunnen
algemene en bijzondere aanwijzingen worden gegeven aan ondergeschikten. Bv ‘aan
overheidsorganen zijn taken gegeven’.
Delegatie: het ‘overdragen’ van een al bestaande, geattribueerde bevoegdheid, aan een
ander (delegataris) die de bevoegdheid op eigen verantwoordelijkheid gaat uitoefenen.
Degene die delegeert, die oorspronkelijk bevoegd was, is de delegans. Geen delegatie aan
ondergeschikten. Delegans is de bevoegdheid kwijt, maar kan de delegataris nog sturen
dmv het maken van beleidsregels (geen concrete instructies) en de delegatie ongedaan
maken. Wettelijke grondslag en besluit is vereist. Vaak ‘overdragen’. Delegataris mag van
beleidsregels afwijken als het handelen in overeenstemming met de beleidsregel gevolgen
heeft die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de
beleidsregel te dienen doelen. Als de beleidsregels van de delegans en delegataris met
elkaar botsen gaan de beleidsregels van de delegans boven die van de delegataris. De
1
,gemeenteraad kan alleen aan het college van B&W en aan een door hem ingestelde
bestuurscommissie bevoegdheden delegeren. Delegatie aan de burgemeester is niet
mogelijk. Bv het college dat van de raad de bevoegdheid krijgt om regels te stellen, dat is
een wetgevende bevoegdheid. De raad beschikt zelf ook over een wetgevende bevoegdheid
en creer dus geen nieuwe bevoegdheid voor B&W, er is daarmee dus geen sprake van
attributie. Ogv art. 156 Gemw is de raad bevoegd bevoegdheden te delegeren aan het
college.
Mandaat: de bevoegdheid om besluiten te nemen ‘in naam van’ bevoegde bestuursorgaan.
De mandans delegeert de bevoegdheid aan de mandataris. De bevoegdheid wordt geen
eigen bevoegdheid (en wordt dus geen bestuursorgaan), het bestuursorgaan blijft
verantwoordelijk en zelf bevoegd om de gemandateerde bevoegdheid uit te oefenen. Het
bestuursorgaan kan algemene en concrete instructies geven, zelf een besluit nemen ipv de
mandataris, beleidsregels over de uitoefening van de bevoegdheid te stellen en de
mandatering ongedaan te maken. Vaak aan ondergeschikten. Er is geen wettelijke
grondslag nodig voor mandaat, wel meestal een besluit. Een mandaatbesluit is nodig bij
algemeen mandaat (dus niet bij een concreet geval, ogv 10:5 lid 2) en bij mandaat aan een
niet-ondergeschikte. Vaak ‘opdragen’. Mandaat is toelaatbaar tenzij:
- Toepasselijk wettelijk voorschrift zich verzet tegen mandatering. 10:3 lid 1. Dit moet
expliciet zijn uitgesloten!
- Aard bevoegdheid zich verzet tegen mandatering —> bevoegdheid als zodanig,
positie gemandateerde en normale werkzaamheden/bevoegdheidsuitoefening /
(on)geschiktheid mandataris (expertise/ervaring), systeem van de wet en ingrijpende
bevoegdheid (fundamentele rechten). 10:13 lid 2 sub b.
Te herkennen aan ‘namens’.
Discretionaire bevoegdheden: bevoegdheden waarbij, in tegenstelling tot gebonden (volle
toetsing door de rechter), bestuursorganen in meer of mindere mate vrijheid hebben om in
concrete gevallen naar eigen inzicht besluiten te nemen (beslissingsvrijheid). Een rechter
toetst hierbij terughoudend/marginaal.
Jurisprudentie:
•Drukkerij Die Haghe —> mandaat middels een heroverweging van een beslissing die
geschiedt door een ondergeschikte van degene die het primaire besluit heeft genomen is
niet toegestaan. De overweging moet voldoende vrij en onbevangen worden genomen. Art.
10:3 lid 3 Awb. Aard van de bevoegdheid verzet zich dan tegen het mandaat.
•Heffingsambtenaar —> belanghebbende is er niet in geslaagd om, nadat de
heffingsambtenaar inzicht heeft verschaft in de baten en lasten, voldoende gemotiveerd te
stellen waarom naar zijn oordeel tav een of meer bepaalde posten in de raming redelijke
twijfel bestaat of sprake is van een ‘last ter zake’. De regels van afdeling 10:3 awb zijn alleen
geldig in geval van mandaat, en niet voor attributie. De heffingsambtenaar was bevoegd om
te beslissen over het bezwaarschrift en valt niet onder het verbod van art. 10:3 lid 3 Awb
omdat hier geen mandaat verleend was.
•Dubbele bevoegdheidsgrondslag bij uitvoering EU-recht —> het Nederlandse
legaliteitsbeginsel vereist dat in het nationale recht wordt geregeld welke specifieke
nationale uitvoeringsorganen bevoegd zijn wanneer een EU-verordening daar niks over
zegt. Er is sprake van een dubbele bevoegdheidsgrondslag —> de materiële bevoegdheid is
neergelegd in de Europese subsidieverordening en de institutionele bevoegdheid in het
2
, nationale recht. Een Nederlands bestuursorgaan kan een bevoegdheid direct ontlenen aan
EU recht als de Nederlandse wetgever verzuimd een bestuursorgaan aan te wijzen.
•SCE II —> de bevoegdheid tot subsidieverlening kan niet worden gedelegeerd aan
privaatrechtelijke rechtspersonen. Wel kan het door ze worden uitgevoerd door een
mandaatconstructie of als bestuurscommissie.
Week 2 Soorten besluiten
Besluit: schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan inhoudende een publiekrechtelijke
rechtshandeling (handeling met een beoogd rechtsgevolg; plicht, recht, bevoegdheid).
•Besluit van algemene strekking —>
- Avv —> naar buiten werkende, bindende, algemene regels, voor herhaalde
toepassing vatbaar en voor een open groep van personen, die zelfstandige normen
(plicht, recht, verbod, verlof of bevoegdheid) bevatten en zijn vastgesteld door
bestuursorgaan wiens bevoegdheid is te herleiden tot de Grondwet of een wet in
formele zin. Gebaseerd op een wetgevende bevoegdheid (te herkennen aan de
termen: regels, regelt etc). Afwijking is niet mogelijk. Geen mogelijkheid tot beroep.
Mandaatverlening is in beginsel niet toegestaan. Toetsen: algemene strekking,
zelfstandige norm en wetgevende bevoegdheid.
- Beleidsregel —> bij besluit vastgestelde algemene regel, niet zijnde een avv,
omtrent de afweging van belangen, de vaststelling van feiten of de uitleg van
wettelijke voorschriften, bij het gebruik van een bevoegdheid van een
bestuursorgaan. Inherente afwijkingsbevoegdheid: bestuursorgaan moet
overeenkomstig de beleidsregels handelen, tenzij het vasthouden aan de
beleidsregel onevenredige gevolgen heeft in verhouding tot de met de beleidsregel te
dienen doelen (wegens bijzondere omstandigheden). Afwijking is dus mogelijk.
Gebaseerd op een bestuurlijke bevoegdheid. Geen mogelijkheid tot beroep.
Bekendmaking via 3:42 Awb. Toetsen: algemene strekking, bestuursbevoegdheid,
afweging van belangen/vaststelling feiten/uitleg wettelijke voorschriften. 4:81 lid 1
noemen!
- Cbas —> algemene regel (heeft een algemene strekking) zonder zelfstandige
normstelling, concretiseert een algemene norm (avv) naar tijd, plaats of object.
Afwijking is niet mogelijk. Wel mogelijkheid tot beroep bij de bestuursrechter.
Gebaseerd op wetgevende of bestuurlijke bevoegdheid. Afwijzing cbas is geen
besluit en dus is H3 Awb niet van toepassing. Mandaatverlening is toegestaan.
Bekendmaking via 3:42 Awb. Gebiedsaanwijzing en Bijlage veilige landen.
Toetsen: algemene strekking, concretiseren van zelfstandige norm naar, apart
besluit.
•Beschikking —> besluit voor een individueel en concreet geval (bv uitkering, boete of
subsidie). H4.1 is alleen van toepassing op beschikkingen:
- Persoonsgericht —> besluit waarbij een rechtsgevolg wordt ingeroepen voor een
bepaalbare en gesloten groep van personen, is dus niet voor uitbreiding vatbaar. Bv
vergunning voor individuele aanvrager. Bekendmaking via 3:41 Awb.
- Zaaksgericht —> besluit waarin aan de hand van in de desbetreffende wet
genoemde hoedanigheid of de bijzondere eigenschappen van het object de
juridische status wordt bepaald. Heeft rechtsgevolgen voor een open groep van
personen, maar is toch een beschikking omdat soms als een bepaalde zaak wordt
aangewezen in een besluit, dat dat zo’n concrete aanwijzing is en dat die aanwijzing
is gebaseerd op specifieke eigenschappen van die zaak zelf, dat het daarom
3