Samenvatting strafprocesrecht
Week 4,1)
Begrippen:
Materieel strafrecht: de regels die aangeven wat je als burger wel of niet mag (wetboek van
strafrecht)
Formeel strafrecht: hoe de procedure werkt, hoe moet de straf worden uitgevoerd (wetboek van
strafvordering)
Legaliteitsbeginsel:
- Art. 1 Sr: ‘Geen feit is strafbaar dan uit kracht van een daaraan voorafgegane wettelijke
strafbepaling.’
- Art. 1 Sv: ‘Strafvordering heeft alleen plaats op de wijze bij de wet voorzien.’
Opportuniteitsbeginsel: de staat heeft als enige de mogelijkheid om iemand te vervolgen (art 167 Sv)
Commuun strafrecht: algemene strafrecht, staat in wetboek van Sr en Sv
Bijzonder strafrecht: Opiumwet, wegen en verkeerwet, wet van wapen en munitie
Misdrijf: boek 2 Sr alle misdrijven. Poging tot misdrijf wel strafbaar. Dwangmiddelen mogen ingezet
worden
Overtreding: boek 3 Sr alle overtredingen. Poging tot overtreding niet strafbaar. Niet alle
dwangmiddelen mogen ingezet worden
Formeel delict: handeling, activiteit. Bijvoorbeeld diefstal
Materieel delict: handeling die op zichzelf niet strafbaar is, maar het gevolg is strafbaar. Bijvoorbeeld
handeling die leidt tot de dood van een persoon
Commissie delict: doen of handelen van een persoon is strafbaar
Omissie delict: het nalaten is strafbaar. Bijvoorbeeld iemand die je ziet verdrinken maar je helpt niet,
dan is het nalaten strafbaar.
Gekwalificeerd delict: een bestanddeel en die kan strafverzwarend/verlichtend werken. Bijvoorbeeld
als je al spullen hebt ingekocht om iemand te mishandelen
Geprivilegieerde delict: lichtere strafbedreiging op het gronddelict. Doodslag is lichtere
strafbedreiging dan kinderdoodslag
Materieel strafrecht: bepaalt welk gedrag strafbaar is
• Strafbepaling:
– Delictsomschrijving – welk ongewenst gedrag de wetgever strafbaar heeft gesteld
– Kwalificatie – hoe dit gedrag juridisch gezien moet worden
– Strafbedreiging – welke straf opgelegd mag worden
• Voorbeeld: artikel 225 lid 1 Sr
“Hij die een geschrift dat bestemd is om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk opmaakt
of vervalst, met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te
, doen gebruiken, wordt als schuldig aan valsheid in geschrift gestraft, met gevangenisstraf
van ten hoogste zes jaren of geldboete van de vijfde categorie.”
Opbouw strafbare feiten:
- Menselijke gedraging – de gedraging moet zijn verricht door een mens. Er moet sprake zijn
van een handelen of nalaten. Het hebben van gedachten vallen hier niet onder, tenzij je deze
uitvoert
- Delictsomschrijving – gedragingen zijn pas strafbaar als zij in de strafwet terug te vinden zijn
- Wederrechtelijkheid – in strijd met het recht
- Schuld – sprake zijn van verwijtbaarheid. Van iemand kon in redelijkheid gevergd worden dat
hij zich anders gedroeg dan hij deed
Onderscheid bestanddelen en elementen:
- Bestanddelen: de onderdelen waaruit de delictsomschrijving is opgebouwd (=
delictsomschrijving). Geen bewijs = vrijspraak!
- Elementen: de niet in de wet opgenomen voorwaarden voor strafbaarheid (= wederrechtelijk
en schuld/verwijtbaarheid) staat niet in art 188 Sr.
Voorbeeld: artikel 188 Sr
“Hij die aangifte of klacht doet dat een strafbaar feit gepleegd is, wetende dat het niet gepleegd is,
wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van de derde categorie.”
Overlap bestanddelen en elementen:
• Wederrechtelijkheid als bestanddeel
• Onderdeel van de delictsomschrijving (géén element)
Bijv. art. 350 lid 1 Sr:
“Hij die opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort,
vernielt, beschadigt, onbruikbaar maakt of wegmaakt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten
hoogste twee jaren of geldboete van de vierde categorie.”
• Causaliteit: tussen gebeurtenissen zit een oorzaak en gevolg, ofwel een oorzakelijk verband.
• Causaliteitstheorieën:
– Conditio sine qua non (c.s.q.n.) – gaat uit van verschillende schakels tussen oorzaak
en gevolg.
, – Causa-proximaleer – de oorzaak die het meest dicht bij het gevolg staat, is ook echt
de oorzaak. Kijkt dus niet naar verschillende schakels
– Voorzienbaarheidsleer – op het moment dat jij een handeling verricht had je kunnen
weten dat dat gevolg intreedt, dus de handeling is de oorzaak van het gevolg
– Redelijke toerekening (Letale longembolie-arrest) – de rechter kijkt of door middel
van redelijkheid toegerekend kan worden aan de persoon
Week 4,2)
Procesdeelnemers
Verdachte:
• Artikel 27 Wetboek van Strafvordering
• Als verdachte wordt vóórdat de vervolging is aangevangen, aangemerkt degene te wiens
aanzien uit feiten of omstandigheden een redelijk vermoeden van schuld aan een strafbaar
feit voortvloeit. Door deze begrippen wordt besloten of iemand verdacht is.
• Daarna wordt als verdachte aangemerkt degene tegen wie de vervolging is gericht.
• Waarom is het begrip verdachte van belang? Op het moment dat je een verdachte bent krijg
je rechten, zoals zwijgrecht etc.
Getuige:
• Personen die het strafbare feit hebben zien gebeuren, slachtoffers, mensen die aanwijzingen
kunnen geven omtrent een bepaalde situatie, etc.
• Geen verschijningsplicht en beëdiging bij politie, wel bij rechter-commissaris (art. 213 Sv)
• Bij de rechter: beëdiging en verplicht te verklaring (anders gijzeling)(art. 290 lid 4 jo. 221 en
294 Sv), tenzij de persoon met het afleggen van de verklaring zelf zou worden vervolgd
(verschoningsrecht)(art. 219 Sv).
• Afleggen valse verklaring = meineed (art. 207 Sr).
Deskundige:
• Inschakelen van expertise
• Benoemen van deskundige (art. 51i, 150 en 227 Sv)
• Mogelijkheid van tegenonderzoek door verdachte (art. 150a lid 3 Sv)
• Zie ook art. 51i-51m Sv.
Procesfasen:
- Opsporingsonderzoek. Het onderzoek wat je nodig hebt voor de opsporing van de persoon
en alles wat je nodig hebt om tot vervolging over te gaan. Het OM zoekt mensen bij elkaar
om bewijs te vinden, indien er te weinig informatie is, heeft vervolging geen zin.
- Onderzoek ter terechtzitting. Waarvan de verdachte wordt verdacht, de dagvaarding. Daarna
kan de zitting plaatsvinden. Hierin wordt op zoek gegaan naar de materiële waarheid.
- Beraadslag en uitspraak. Op het moment dat de verdachte het laatste woord heeft gehad
trekken de recht(ers) zich terug en gaan ze overleggen. Op het moment dat ze eruit zijn
zullen ze terug komen. Bij meervoudige kamer is dit meestal 2 weken later, dan wordt de
uitspraak verteld.
- Rechtsmiddelen.
- Tenuitvoerlegging. Als er een straf aan verbonden is, wordt de straf ten uitvoering gelegd.