Samenvatting van historische context "Steden en Burgers in de Lage Landen" voor het VWO. Handig overzicht voor projecten, schoolexamens en het eindexamen. Ook zit er een beknopte uitleg bij van de tijdvakken 1 tot en met 7. Onder andere met deze samenvatting heb ik een 8 gehaald voor mijn eindexame...
Verklaring van de begin- en eindtijd:
- 1050 --> vanaf de 11e eeuw veranderde er in Europa veel: de landbouw verbeterde,
de bevolking groeide, de handel bloeide op en er ontstond weer een monetaire
economie van grote omvang.
- 1700 --> na het rampjaar 1672 waren de gouden tijden voor de Nederlandse
Republiek voorbij. Door toenemende concurrentie in de wereldhandel raakte de
Republiek haar leidende positie kwijt aan Engeland.
De lage landen bestond uit het grondgebied van Nederland,
Luxemburg en een groot deel van België. Sinds 925 hoorde
een groot deel van dit gebied bij het Duitse Rijk. Een paar
zuidelijke gewesten, waaronder Vlaanderen, hoorden bij
Frankrijk. Feitelijk was de macht in handen van de Duitse
keizer of Franse koning, maar dankzij de feodaliteit hadden
deze vorsten er in de praktijk niet veel te zeggen. De hoogste
machthebber was de hertog of graaf van het gewest. Vanaf de
14e eeuw werden de Lage Landen langzaam een politieke
eenheid. Dit kwam door de groei van de steden en het streven
van Bourgondische hertogen om deze welvarende,
versnipperde gebieden tot één geheel te smeden.
Deelvraag 1: Wat maakte de opkomst van een stedelijke burgerij in de Nederlandse
gewesten mogelijk? (1050-1302)
Kenmerkend Aspect 13 en 14
Vanaf de 11e eeuw veranderde het Europese landschap langzaam: door verbeteringen in de
landbouw en bevolkingsgroei op het platteland trokken steeds meer mensen naar de steden
en ontstonden er nieuwe verstedelijkte gebieden. Om hun economische belangen te
beschermen kregen, bevochten en kochten stedelingen zelfbestuur in de vorm van
stadsrechten.
In het noorden ontwikkelde vooral Vlaanderen zich tot een van de meest verstedelijkte
gebieden van Europa. Via jaarmarkten, wegen en scheepvaart stond Europa in contact met
Azië en Afrika. Kooplieden werden rijk en gingen zich daarnaar gedragen. Ze verenigden zich
in gildes. Andere beroepsgroepen namen het gildesysteem over. De lagere burgerbevolking
bleef economisch en maatschappelijk achter, maar de Guldensporenslag van 1302 in
Vlaanderen veranderde dat.
,Tot het jaar 1000 was West-Europa een agrarisch-autarkische samenleving. Dit houdt in dat
het voornaamste middel van bestaan landbouw was, en dat de meeste gemeenten ook
zelfvoorzienend waren. Ze waren voor hun voedsel en andere producten voornamelijk op
zichzelf aangewezen. Vanaf het jaar 1000 vindt er een verandering plaats: West-Europa
wordt een agrarisch-urbane samenleving. Hierbij werken nog steeds veel mensen in de
landbouw, maar gingen ze ook in andere sectoren werken (nijverheid en handel). Dit kwam
door een aantal veranderingen in de landbouw:
I. Er komt meer landbouwgrond door ontgingingen en inpolderingen
II. Hogere opbrengsten door technische verbeteringen, zoals risterploeg
III. Efficiënter grondgebruik door drieslagstelsel i.p.v. tweeslagstelsel
Dit allen zorgt voor een hogere voedselproductie. Maar hieraan zaten gevolgen:
I. Groei van de bevolking
II. Specialisatie in ambachten
III. Toename van de handel (over langere afstand)
IV. Door de toename van handel, nam ook het gebruik van geld in de vorm van munten
en wisselbrieven toe. Wisselbrieven waren brieven waarmee geld over een langere
afstand verwisseld kon worden.
Door de groei van de bevolking en de toename van handel ontstonden er steden. Hierbij
ontwikkelt in het noorden vooral Vlaanderen zich tot één van de meest verstedelijkte
gebieden in Europa. Ook de Noord-Duitse Hanzesteden en stadstaten in Noord-Italië zoals
Florence, Genua en Venetië groeien uit tot grote handelsgebieden.
Om hun economische belangen te beschermen krijgen, bevechten en kopen stedelingen
zelfbestuur in de vorm van stadsrechten. In de steden wordt heel veel geld verdiend met
handel en ambachten. De stedelijke burgerij moet dus belasting gaan betalen aan een graaf
of hertog. De stedelijke burgerij wilde in ruil voor deze belasting meer zelf beslissen en
dingen op hun eigen manier aanpakken. Door de stadsrechten konden de stedelingen over
meer zaken zelf beslissen, in plaats van de graaf of hertog die dat doet. Voorbeelden
stadsrechten:
- Eigen bestuur - Tolheffing
- Eigen rechtspraak - Gilden
- Eigen verdediging - Eigen munt
- Markt houden
Steden vormen het centrum van hun verzorgingsgebied. Dat netwerk wordt steeds fijner.
Hierbij levert het platteland voedsel en grondstoffen voor de nijverheid. De stad verwerkt
deze grondstoffen en verkoopt de producten in het verzorgingsgebied en verder.
, In de 12e en 13e eeuw ontstaan zo jaarmarkten. Dit waren markten die ieder jaar op een
vaste tijd gehouden werden en voor een langere tijd duurde. Op deze markt handelden
kooplieden uit de omgeving en het buitenland met elkaar.
Het leven in de stad was erg ongezond. Hierdoor sterven er meer mensen dan dat er
geboren worden. De stad heeft hierdoor behoefte aan een constante stroom van nieuwe
mensen. Als mensen kapitaalkrachtig of kundig zijn kunnen ze poorter worden: burger van
een stad.
Tot 1300 is Atrecht de belangrijkste stad in de Nederlanden. Atrecht is een bisschopsstad.
Een bisschop is een belangrijke geestelijke binnen de Katholieke kerk. Langzamerhand werd
Atrecht een stad die belangrijk was voor de lakennijverheid. De redenen hiervoor waren:
I. Atrecht (en het verzorgingsgebied) had een hele hoge landbouwproductiviteit.
II. En er werden heel veel schapen gehouden, waardoor er heel veel wol beschikbaar
was
Via het systeem van de Franse jaarmarkten waren de Atrechtse kooplieden verbonden met
o.a. Noord-Italiaanse handelaren. De kooplieden krijgen zo ook veel meer macht en invloed
in Atrecht. Dit kwam door:
I. Organisatie in koopliedengilden
II. Doordat de kooplieden zoveel geld verdienden, waren ze interessant voor de
edellieden uit de omgeving. De kooplieden leenden geld uit aan de edellieden
waardoor ze macht in het stadsbestuur verkregen.
Rond 1300 vormen Vlaamse steden het nieuwe centrum van de nijverheid in de
Nederlanden, waarbij Brugge de voornaamste stad is. Brugge is via de Noordzee het centrum
van de handel tussen de steden van de Hanze en Spanje en Italië
De stedelijke bevolking zag er als volgt uit:
----------------- ----> de bovenlaag waren de patriciërs: de rijke
handelaren
----> de rest van de bevolking werd het gemeen
genoemd: . . de lagere stedelijke
bevolking. Bestaande uit knechten, . ambachtslieden,
dagloners en bedelaars.
Er komen steeds meer tegenstellingen tussen de patriciërs en het gemeen. Ze hebben
tegengestelde belangen. De patriciërs krijgen steeds nauwere banden met de adel,
waardoor ze een adellijke levensstijl aannemen. Zo ontstonden er steeds meer spanningen
tussen de patriciërs en het gemeen. Redenen:
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper jillgrimbergen. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €4,99. Je zit daarna nergens aan vast.