Gezondheidspsychologie
Hoofdstuk 1 ⎯ Wat is gezondheid?
Het doel van de gezondheidspsychologie is begrip ontwikkelen en vergroten van de bio
psychosociale factoren die belangrijk zijn voor de bevordering, verbetering, preventie en
behandeling en de oorzaken van gezondheid en ziekte.
Etiologie: de oorzaak van een ziekte.
Verschillende perspectieven:
o Visie op de ziekte, lichaam en geest
o Lekentheorieën
o Deskundigen (wetenschappers)
o Cultuur
o Leeftijd
Voor Christus was er de opvatting dat ziektes werden veroorzaakt door boze geesten.
Daarna kwam de theorie van Hippocrates dat het lichaam bestaat uit lichaamssappen, bij
een disbalans tussen deze lichaamssappen is dat een verklaring voor ziekte. Galenus
beweerde dat er een lichamelijke of pathologische basis was voor alle ziekten (geestelijk en
lichamelijk). Ook hij geloofde dat er 4 lichamelijke humores ten grondslag lagen aan de vier
temperamenten en dat deze temperamenten bijdroegen aan het krijgen van specifieke
ziekten. In de middeleeuwen kreeg de kerk meer de overhand en werd ziekte verklaart door
een straf van god als je ziek bent. Later kwam er een onderscheid tussen geest en lichaam.
Dit veranderde toen Freud zijn intrede deed en met zijn opvattingen over dat de psyché
beïnvloed wordt door lichamelijke problemen. Dualisten ontwikkelden het idee van het
lichaam als machine dat alleen kon worden doorgrond in termen van onderdelen
(moleculair, biologisch, biochemisch, genetisch) en waarbij inzicht in ziekten werd verkregen
via het bestuderen van cellulaire en fysiologische processen.
Mechanistische benadering: een benadering die het gedrag reduceert tot het niveau van het
orgaan of de lichamelijke functie.
Dualisme: het idee dat lichaam en geest afzonderlijke eenheden zijn.
Verschillende modellen:
o Biomedisch ziektemodel: ziekte en symptomen hebben een achterliggende fysiologische
verklaring. Hierbij wordt gezondheid gedefinieerd als afwezigheid van ziekte (diagnose-
receptmodel).
o Bio psychosociaal ziektemodel: ziekte en symptomen zijn een combinatie van
lichamelijke, sociale, culturele en psychologische factoren (erkenning van de rol van
gedrag).
Gezondheid: een toestand van volledig lichamelijk, geestelijk en sociaal welzijn.
,Sociale representatie: de mensheid verstaat dit onder gezondheid (snel herstellen na ziekte,
geen klachten, goed voor jezelf kunnen zorgen, je fit voelen, mentaal in balans zijn en goede
genen hebben). Grofweg 3 verschillende antwoorden:
1. Een overwegend gevoel van welzijn.
2. De afwezigheid van symptomen van ziekte.
3. De handelingen waartoe een lichamelijk gezond persoon in staat is.
Positieve gezondheid: het vermogen van mensen om met de fysieke, emotionele en sociale
uitdagingen van het leven om te gaan en zoveel mogelijk eigen regie te voeren (niet de
afwezigheid van ziekte).
Gezondheidsgedrag: gedrag waarin men zich bevindt ongeacht de gezondheidstoestand, dat
is bedoeld om de gezondheid te beschermen, te bevorderen of in stand te houden (gezonde
voeding).
Gezondheid wordt in het algemeen gezien als een toestand van evenwicht tussen
lichamelijk, psychologisch, emotioneel en sociaal welbevinden.
Mortaliteit (overlijden): meestal uitgedrukt in de vorm van sterftecijfers.
Morbiditeit: ziekte of aandoening, incidentie van een ziekte in een populatie.
Opvattingen van gezondheid:
o Gezondheid als niet ziek: geen symptomen daarom ben ik gezond.
o Gezondheid als bezit: uit een sterke familie komen, snel kunnen herstellen.
o Gezondheid als gedrag: zij zijn gezond omdat ze goed voor zichzelf zorgen (sporten).
o Gezondheid als lichamelijke fitheid.
o Gezondheid als psychosociaal welzijn: je mentaal in harmonie voelen.
o Gezondheid als functie: het vermogen om taken te verrichten, om te doen wat je wilt en
wanneer je dat wilt zonder belemmeringen.
Wat wordt beschouwd als ‘normale gezondheid’ verschilt per cultuur. Het is bovendien
afhankelijk van het economische en politieke klimaat van het tijdperk waarin de betrokkene
leeft.
Mensen uit het westen onderscheiden het lichaam, de geest en de ziel zodanig dat elk van
deze terreinen aan afzonderlijke zorgverleners wordt toegewezen. Terwijl in Afrikaanse
culturen deze 3 ‘elementen van de menselijke aard’ zijn. Bij deze holistische benadering
wordt gezondheid beschouwd als een geïntegreerde toestand die uit deze elementen
bestaat. Ze kijken dan niet alleen naar het zuiver lichamelijke of waarneembare maar naar
het hele wezen.
Individualistische benadering: legt de verantwoordelijkheid in handen van het individu, het
zijn de individuele behoeften en wensen en niet die van de groep die het gedrag motiveert.
,Collectivistische benadering: legt de nadruk op het individu als deel van een groter geheel
en op handleidingen die meer door collectieve dan door individuele behoeften en wensen
worden gemotiveerd.
Ziekteattributie: toekenning van de oorzaak aan een ziekte. Innerlijke attributie;
onvoldoende weerstand en externe attributie; oorzaak van ziekte ligt buiten de persoon.
Kwalitatieve methoden: maken gebruik van beschrijvingen van de ervaringen, aannamen en
gedragingen van een bepaalde groep mensen.
Kwantitatieve methoden: gaan uit van berekeningen van de frequentie of hoeveelheid
ervaringen, aannamen en gedragingen van een grote, representatieve groep mensen.
Epidemiologie: het bestuderen van ziektepatronen in verschillende populaties en de relatie
met andere factoren zoals leefwijze.
Prevalentie: aantal vastgestelde gevallen van een ziekte in een populatie op een bepaald
moment.
Incidentie: het aantal nieuwe gevallen van een ziekte gedurende een specifiek tijdsinterval.
Sociaal kapitaal: hulpmiddelen die in een gemeenschap aanwezig zijn om de sociale
organisatie vorm te geven.
Psychologie kan worden gedefinieerd als het wetenschappelijk onderzoek naar mentale,
psychosociale en biologische processen en gedragsmatig functioneren. Het doel van de
psychologie is het beschrijven, verklaren en voorspellen van gedrag en mentale processen.
De basis van psychologisch onderzoek wordt gevormd door het principe dat we de wereld
via zintuiglijke waarneming kunnen leren kennen dit heet empirisme.
Inferentie: redenering waarbij een conclusie wordt afgeleid uit een of meer premissen.
Bijvoorbeeld het regent dus de straten zijn nat.
Het bestuderen van mentale processen via het gedrag heeft echter beperkingen omdat niet
alle gedrag, zoals gedachten, voor anderen waarneembaar is. Daarom zijn we voor sommige
aspecten van het menselijk gedrag afhankelijk van zelfrapportage.
Door middel van empirisch onderzoek onderzoeken psychologen de geldigheid van hun
hypothesen en theorieën.
Gezondheidspsychologie: integreert cognitieve, ontwikkelings- en sociale theorieën en
verklaringen en past deze toe op gezondheid, ziekte en gezondheidszorg.
,De belangrijkste doelstellingen van de gezondheidspsychologie: begrip ontwikkelen en
vergroten van de bio psychologische factoren bij:
o De bevordering en het in stand houden van de gezondheid;
o De verbetering van de gezondheidszorg en het gezondheidsbeleid;
o De preventie en behandeling van ziektes;
o De oorzaken van een ziekte (risicofactoren en kwetsbaarheid).
De andere psychologische terreinen:
o Psychosomatische geneeskunde
Psychosomatisch betekent dat geest en lichaam zijn betrokken bij ziekte. Waar een
organische oorzaak niet gemakkelijk kan worden geïdentificeerd, kan de geest mogelijk
de oorzaak zijn van een meetbare lichamelijke reactie. Een bepaalde persoonlijkheid zou
bijvoorbeeld kunnen leiden tot een bepaalde ziekte.
o Gedragsgeneeskunde
Dit is het multidisciplinaire gebied van uiteenlopende gedragswetenschappen waaronder
psychologie, sociologie en gezondheidsonderwijs, die in relatie worden gebracht tot
geneeskunde en lichamelijke aandoeningen. Principes werden toegepast uit de
gedragsleer (klassieke- en operante conditionering) om technieken van preventie en
revalidatie experimenteel te evalueren en niet uitsluitend die van behandelingen.
Gedragsgeneeskunde houdt zich bezig met het beschrijven van de factoren van gedrag
en leefwijze die aan gezondheid en ziekte zijn gerelateerd.
o Medische psychologie
Zij vechten de biologische basis van gezondheid en ziekte niet aan, maar hebben een
holistischer model aangenomen. Aangezien de term medische psychologie verschilt per
land en dus eerder van toepassing is op een beroep dan op een specifiek academisch
vakgebied.
o Medische sociologie
Belicht de nauwe verwantschap tussen psychologie en sociologie, waarbij gezondheid en
ziekte worden bestudeerd in relatie tot sociale factoren die op mensen van invloed
kunnen zijn. Het vakgebied hanteert een bredere benadering in de zin dat het zich
bezighoudt met gezin, verwantschap en samenleving. Dit vak is meer gericht op de
cognities en aannamen van het individu en op zijn reacties op de buitenwereld en
hanteert het eerder een psychologisch dan een sociologisch perspectief.
o Klinische psychologie
Houdt zich bezig met de geestelijke gezondheid en de diagnose en behandeling van
problemen met de geestelijke gezondheid. Het verschil komt neer op de populaties
waarmee we als gezondheidspsycholoog werken.
Subjectieve oordelen over de eigen gezondheid worden door oudere respondenten vaker
aan gezondheidsgedrag gekoppeld.
,Hoofdstuk 2 ⎯ Sociale verschillen in ziekte en gezondheid
Er zijn individuele verschillen zoals woonplaats, leefwijze, omgeving, culturele en sociale
factoren (sociaal economische status, minderheidsstatus, geslacht en werk).
Gezondheidsverschillen: een term die de verschillen in gezondheid en levensverwachting
tussen verschillende groepen aanduidt.
Onze woonplaats is even bepalend als onze leefwijze als het gaat om de kans op ziekte. Bij
het bestuderen van risicofactoren voor ziekte concentreerden het biomedische model en de
gezondheidspsychologie zich meestal op individuele zaken zoals persoonlijkheid, voeding en
lichaamsbeweging.
Er is echter steeds meer bewijs dat de invloed van omgevingsfactoren en van culturele en
sociale factoren op onze gezondheid minstens even groot is. Mensen met een hogere
sociaaleconomische status leven langer dan diegenen met een lagere status. Zo zijn de
meeste mensen uit etnische minderheidsgroepen nog altijd minder welvarend dan diegenen
uit de meerderheidsgroep en ervaren zij mogelijk nadelige gezondheidseffecten als gevolg
van hun etniciteit in combinatie met hun sociaaleconomische positie.
In veel ontwikkelingslanden lopen mensen grote gezondheidsrisico’s door gebrek aan
schoon drinkwater, slechte sanitaire omstandigheden, ontoereikende voeding, rook
binnenshuis door vaste brandstoffen en door een slechte toegankelijkheid van de
gezondheidszorg. De meest voorkomende doodsoorzaken bij kinderen in arme landen zijn
diarree en infecties van het onderste deel van de luchtwegen. Bij volwassenen zijn de meest
voorkomende doodsoorzaken ondergewicht, tuberculose en malaria.
Hoewel in rijke landen niet de bittere armoede en ziekte voorkomen die we in lage-
inkomenslanden zien, bestaan daar ook verschillen in sociaaleconomische status, en dus ook
in gezondheid. In geïndustrialiseerde landen overlijden de meeste mensen aan chronische
ziekten en door het gebruik van drugs zoals tabak en alcohol. In geïndustrialiseerde landen
leven mensen met een hoger inkomen meestal langer en hebben zij minder ziekten dan
mensen met een lager inkomen. Er is daarnaast een verband gevonden tussen
opleidingsniveau en gezondheid.
Hiv (human immunodeficiency virus): hiv is het virus dat aids (acquired immunodeficiency
syndrome) veroorzaakt.
Het sociale causaliteitsmodel stelt dat een lage sociaaleconomische status
gezondheidsproblemen veroorzaakt. Dat wil zeggen dat deel uitmaken van een lagere
sociaaleconomische groep aspecten met zich meebrengt die een negatieve invloed hebben
op de gezondheid van mensen. Het tegenovergestelde standpunt, het model van de sociale
drift (het overgaan naar een andere sociale groep), veronderstelt dat mensen die
gezondheidsklachten krijgen soms niet in staat zijn hun baan te behouden of niet genoeg
kunnen werken om hun levensstandaard te handhaven. Als gevolg daarvan dalen ze op de
sociaaleconomische ladder. In die visie veroorzaken gezondheidsproblemen dus een lage
sociaaleconomische status.
, Factoren uit de jeugd blijven invloed uitoefenen tot ver in het volwassen leven, zodat
dergelijke voorbijgaande factoren een grote invloed op de gezondheid kunnen hebben.
Degenen met een economisch minder welvarende achtergrond hebben een 2 keer zo hoge
kans om voor hun 50e hart- en vaatziekten te krijgen dan mensen van een welvarender
achtergrond, zelfs nadat was gecorrigeerd op risicofactoren voor hart- en vaatziekten.
Waaronder de queteletindex, het cholesterolniveau, de hoeveelheid beweging, roken, hoge
bloeddruk, diabetes en erfelijkheid.
Hart- en vaatziekten: een vernauwing van de bloedvaten die het hart van bloed en zuurstof
voorzien.
Queteletindex (QI): index die de verhouding tussen lengte en gewicht bij een persoon
weergeeft. Ook wel de body mass index (BMI) genoemd.
Als we het voorafgaande in gedachten houden, lijkt ongezond gedrag de voor de hand
liggende verklaring voor de vele gezondheidsklachten en het vroegtijdig overlijden, ook wel
premature mortaliteit, onder mensen uit de lagere sociaal economische klasse.
Premature mortaliteit: overlijden voor de leeftijd waarop dit normaal wordt verwacht (65).
Mensen in groepen met een lagere sociaaleconomische status hebben een grotere kans om
gedurende een periode van 10 jaar eerder te overlijden. Een deel werd verklaard door
voeding en roken. Het overige deel kon direct aan hun sociaal economische status worden
toegeschreven. Waarom mensen dit gedrag vertonen dat schadelijk is voor hun gezondheid
komt niet zozeer door een gebrek aan kennis. Ze zijn zich bewust van het schadelijke gedrag
maar blijven bijvoorbeeld toch roken om beter om te kunnen gaan met de dagelijkse stress
voor de zorg van een gezin met weinig geld. De keuzes die we maken, en in sommige
gevallen de mogelijkheden om keuzes te kunnen maken, kunnen worden beperkt door de
sociale context waarin we leven.
Hoewel de gezondheidszorg in Nederland al breed toegankelijk is, is er blijvende zorg voor
het optimaliseren van de toegankelijkheid. 5 geprioriteerde aanbevelingen om de
toegankelijkheid te verbeteren:
o De toegankelijkheid verbeteren voor mensen die buiten het kader van de
ziekteverzekering vallen (gedetineerden, asielzoekers).
o De derdebetalersregeling veralgemeniseren. Dat is een regeling waarbij de patiënt
alleen zijn eigen deel van de kosten aan de zorgverlener betaalt.
o Investeren in preventie en gezondheidspromotie.
o Een laagdrempelige zorglijn invoeren. Dus een multidisciplinaire gezondheidszorgdienst
tussen de nulde lijn (de mantelzorgers: mensen die op niet professionele basis de zorg
voor een ander opnemen) en de eerste lijn.
o Het creëren van nieuwe beroepen in de ambulante sector om de patiënt beter te
informeren en te begrijpen.