Samenvatting GZW1024 Gezondheid, voeding
en bewegen
Inhoud
TBL sessies ........................................................................................................................................................................ 2
Sessie 1: voeding .......................................................................................................................................................... 2
Sessie 2: beweging ..................................................................................................................................................... 11
Taken ............................................................................................................................................................................... 16
Taak 1 Evolutie ............................................................................................................................................................ 16
Taak 2. Voeding en Beweging in het algemeen (richtlijnen en invloed)..................................................................... 20
Taak 3 Voeding en hoe het voedingspatroon wordt gevormd ................................................................................... 25
Taak 4 Verwachtingen en gedragsveranderingen ...................................................................................................... 30
Taak 5 Voedselvoorkeur (aangeboren, aangeleerd, rol van ouders etc.) ................................................................... 34
Taak 6 Groei en de invloed van beweging en voeding hierop .................................................................................... 40
Taak 7 beweeg en eetpatroon van jongeren en hoe dit beïnvloed wordt ................................................................. 45
Taak 8 eetstoornissen ................................................................................................................................................. 51
Taak 9 Mindfulnes en mindful eten ............................................................................................................................ 57
Taak 10 Sedentair gedrag ( en compensatie hiervan) ................................................................................................ 61
Taak 11 ondervoeding bij ouderen ............................................................................................................................. 64
Taak 12 Bewegen bij ouderen..................................................................................................................................... 69
1
, TBL sessies
Sessie 1: voeding
Een voedingsstof heeft drie (of vier) functies in je lichaam:
1.Brandstof. 2. Bouwstof.
3.Beschermende stof. (4. reserve stof)
Spijsvertering = het proces van het afbreken van voedsel in nutriënten die door het lichaam kunnen worden
opgenomen om het vervolgens te gebruiken als bouwstenen of het leveren van energie.
6 belangrijkste nutriënten (voedingsstoffen die onmisbaar voor gezonde lichaamsfuncties.)
- Koolhydraten - Vetten
- Eiwitten - Vitaminen
- Mineralen - Water
Voedsel = complex mengsel van macronutriënten en micronutriënten.
* Koolhydraten * vitaminen
* vetten * mineralen
* eiwitten * water
* alcohol
Macronutriënten:
zijn voedingstoffen die calorieën of energie leveren aan het lichaam. Het lichaam heeft voedingstoffen nodig voor de
groei, het metabolisme en andere lichaamsfuncties. Macro betekent groot, macronutriënten zijn dus voedingstoffen
die het lichaam in grote hoeveelheden nodig heeft. Er zijn drie macronutriënten:
- Koolhydraten
koolhydraten zijn voedingsstoffen ("suikerketens") die door het lichaam als brandstof worden gebruikt
e.g. vezels, Vezels zijn bepaalde soorten koolhydraten die het lichaam niet kan verteren. Deze koolhydraten
gaan intact door ons darmstelsel en helpen om afval te verwijderen uit het lichaam.
- Vetten
Meest bekende vetten zijn triglyceriden: in olien en vetten
Olie is vloeibaar bij kamertemperatuur. Vet is vast bij kamertemperatuur.
3 soorten vet; vet is altijd een mengsel van verzadigd en onverzadigd vetten
Verzadigd vet = zijn vaak dierlijke vetten, hebben een vaste vorm. Heeft geen dubbele binding
Onverzadigd vet = Vet dat zacht of vloeibaar is bij kamertemperatuur bevat veel
onverzadigd vet. (gezond). Plantaardig ! is vloeibaar.
Heeft een dubbele binding (kan ook meervoudig)
Transvet = zijn zeer ongezonde onverzadigde vetten. Je vindt transvetten in veel
industrieel bereid en gefrituurd voedsel. Verharding van vet. Gedragen zich als
verzadigde vetzuren (negatieve invloed op gezondheid)
Essentiële vetzuren; omega-3 en omega-6. Deze zijn essentieel omdat het menselijk lichaam ze niet zelf kan
aanmaken, maar wel nodig heeft om goed te kunnen functioneren.
Niet essentiële vetzuren; Omega 9-vetzuren zijn geen essentiële vetzuren. Het menselijk lichaam kan
oliezuur zelf maken
- Eiwitten
opgebouwd uit aminozuren, in eiwitten van de mens komen 20 verschillende aminozuren voor.
Bij volwassenen kunnen acht aminozuren niet of onvoldoende worden gevormd. Deze moeten via het
voedsel binnenkomen ‘’essentiële aminozuren’’. De overige niet ‘’essentiële aminozuren’’ kunnen in de lever
worden gevormd uit andere aminozuren. Een peptidebinding (water afgesplitst) koppelt aminozuren tot
eiwitten.
Complete en incomplete proteïnen. Compleet = bevat alle essentiëleaminozuren.
incompleet = bevat een paar van de essentiële aminozuren.
2
, Rol/functie en opslag diverse macronutriënten
Voedingsstof Rol/functie/kenmerken Opslag
(macronutriënt)
Koolhydraten Gemakkelijk voor het lichaam als energie te gebruiken Suiker opgeslagen als monosacharide. In
bron van brandstof (belangrijkste) o.a. de lever, spieren (glycogeen) –
zijn nodig voor het centrale zenuwstelsel, de nieren, de hier kan je minder lang meer doen, uren
hersenen en het hart, anders kunnen deze organen niet
goed functioneren Glucose
kunnen als reserver worden opgeslagen in de lever en als glycogeen (door middel van
spieren glycogenese)
belangrijk voor de verwijdering van afvalstoffen uit het
lichaam lange gebrancheerde ketens van
teveel glucose wordt omgezet in glycogeen of vet en glucose moleculen opgeslagen in de
opgeslagen lever en de skeletspieren.
glucose omgezet in ATP (energie) Hier is een gelimiteerde opslag
zijn redelijk makkelijk verterbaar ( vezels (dietary fiber) capaciteit.
zijn onverteerbare koolhydraten)
Vezels; zijn oplosbare en niet-oplosbare. Deze opslag wordt gestimuleerd door
brandstof, reservestof, bouwstof insuline
Vetten energiebron en reserve het kan een grote Opgeslagen als glycerol en vetzuren. En
hoeveelheid transporteren, transport en opslag is in organen, of de onderhuid
makkelijk, (trygliceride)
een ‘kant-en-klare’ bron van energie. hier kan je dagen mee doen, gewoon
Bescherming van vitale organen totdat het op is
Thermische isolatie
Vitamine ‘’drager’’ en honger onderdrukker Triglyceride (vet)
Verzorgen celmembranen als triglyceriden (lipogenese) in het
Normale groei en ontwikkeling vetweefsel.
Wordt opgenomen in celmembranen en myelineschede
Opname van bepaalde vitamines uit voedsel (e.g. Vit A, overtollig vet opgeslagen in lever,
D, K en E) skeletspieren, hart, pancreas,
bloedvaten en nier
Energieleveranciers voor levercellen en spiercellen
de opslagcapaciteit is ongelimiteerd
Vet als reserve in bindweefsel;
(kilo’s).
Zorgt voor een beschermlaag rond organen tegen o.a.
De opslag wordt gestimuleerd door
beschadiging
insuline
Zorgt voor een isolatielaag onder de huid
Zijn reserves met een hoog energie gehalte
Eiwitten Groei, onderhoud, transport , enzymen, bouwstof, Eiwit opgeslagen als aminozuren. In de
hormoon, antistof, receptor, reservestof spieren (beperkt)
Herstel, zorgt voor weefselherstel
Afweer/imuunsysteem Aminozuren worden niet opgeslagen
Door eiwitten kan ons lichaam essentiële hormonen maar gebruikt voor de synthese van
(opgebouwd uit aminozuren) en enzymen (voor afbraak eiwitten.
weefsels en vertering) maken
Eiwit kan als energie worden gebruikt als koolhydraten Maar worden ze niet gebruikt als
niet beschikbaar zijn bouwstenen of energie ? worden ze
Eiwit zorgt voor opbouwen en behouden van gedeeltelijk opgeslagen in het lichaam.
spiermassa Ze worden opgeslagen in een
Eiwitten worden als brandstof gebruikt als alle andere dynamische aminozuurpoel in het
bronnen opgedroogd zijn. bloed.
3
, Alle aminozuren moeten aanwezig zijn op het moment Eiwitten het minste gebruikt voor
van noodzaak => geen reservers mogelijk! energie (12%, want bouwt spieren op)
Micronutriënten:
Zijn voedingsstoffen die het lichaam in kleine hoeveelheden nodig heeft zodat het goed kan functioneren.
- Vitaminen
organische verbinding die nodig is voor groei en goede gezondheid. Leveren geen energie, dragen wel bij aan
de reacties die energie opleveren/doen vrijkomen (enzymatische reactie).
De meeste vitaminen kan de mens niet zelf aanmaken. Het lichaam kan alleen vitamine D maken, de rest
moet via voeding komen. stof die ervoor zorgt dat men gezond blijft. Vitaminen of de voorlopers ervan,
provitaminen moeten in kleine hoeveelheden in het voedsel aanwezig zijn. Vitaminen bevatten geen
bruikbare energie voor het lichaam, maar ze regelen metabolische dingen.
2 groepen
de in vetoplosbare; (A, D, E, K) Deze vitaminen zitten voornamelijk in het vet van voedingsmiddelen. Ze
kunnen in de weefsels van het lichaam worden opgeslagen.
de in wateroplosbare: (B, C) zitten in het vocht dat in voedingsmiddelen. Met uitzondering van
vitamine B12 kunnen de wateroplosbare vitaminen niet goed in het lichaam
worden opgeslagen. Een overschot van deze vitamines verlaat het lichaam via de
urine. Spelen een belangrijke rol in het energie metabolisme
of een vitamine vet- of wateroplosbaar is hangt af van de methode van absorptie.
Vet-oplosbare kunnen zich ophopen en opgeslagen worden in het lichaam. Deze worden in de
vetvoorraden en deels in de lever opgeslagen.
Water-oplosbare worden weer met de urine uitgescheiden.
- Mineralen
Mineralen zijn bestanddelen van enzymen, hormonen en vitaminen.
leveren NIET direct energie
behoren net als vitamines tot de essentiële voedingsstoffen, wat betekent dat het lichaam niet zonder deze
stoffen kan. Het lichaam maakt ze niet aan dus moeten ze via de voeding worden opgenomen.
7 mineralen zijn macro-elementen, deze moeten in vrij grote hoeveelheden worden opgenomen
(Calcium, fosfor, kalium, zwavel, natrium, chloor en magnesium)
de rest zijn micro-elementen
Mineralen komen voor in gesteenten. Planten en dieren nemen deze mineralen op, waardoor ze in eten en
drinken terecht komen.
‘’spoorelementen’’ de mineralen waarvan de aanbeveling lager ligt dan 100 mg per dag.
- Water
Koolhydraten; complexe viskeuze hoolhydraten
Viskeuze koolhydraten = Dietary soluble fiber zorgt voor gel
Viskueze koolhydraten zorgen voor een lagere bloed glucose concentratie Ze vormen een gel in de maag die de
maagledeging vertraagt en daardoor de glucose opname vertraagt.
Meeste absorptie van macronutriënten en micronutriënten in dunne darm.
4
, Rol/functie diverse micronutriënten
Voedingsstof Rol/functie/kenmerken
(micronutriënt)
Vitaminen groei en goede gezondheid
te kort leidt tot storing van de stofwisseling
een soort hulpstofjes heb je nodig om sommige bouwstoffen te maken.
beschermende stoffen
Zorgen voor goede werking van stofwisseling, werken vaak als co-enzym
Alleen vitamins D, K, and B worden door het lichaam gemaakt, alle andere moeten uit voedsel
worden opgenomen
Water-oplosbare vitaminens (B-complex en C) worden in het spijsverteringskanaal
geresorbeerd.
Vet-oplosbare vitaminen(A, D, E, and K) worden aan vetten gebonden, opgenomen uit het
spijsverteringskanaal
spelen een rol bij de groei,
maken onderdeel uit van enzymsystemen,
zorgen ervoor dat de spijsvertering op gang wordt gehouden
zorgen ervoor dat we in goede conditie blijven.
Mineralen Zijn ondere andere nodig bij de regulatie van enzymen en hormonen
Ze voegen mechanische structuur aan botten en tanden toe
Het onderhouden van normale lichaamsfuncties
Het reguleren van het metabolisme
Werken als co-enzymen
Reguleren osmotische druk
Opname en uitscheiding moeten in evenwicht zijn i.v.m. overdosis.
Kalk , fosfaat en magnesium zouten
zorgen voor de harde botstructuur
natrium & chloride
zijn primair betrokken bij het in stand houden van het osmotische evenwicht en
lichaamsvolume en zijn belangrijk bij de impulsvoortgeleiding.
zijn de belangrijkste extracellulaire ionen in het lichaam
Chloride is noodzakelijk voor de productie van maagzuur
Water Het vervoeren van stoffen in het lichaam (e.g.) bloed
5
, Relatie voeding en ziektes: (gevolgen van bijv. tekort)
Soort Subtype Gevolg
voedingsstof
Koolhydraaat Vezels Goed voor de beweging van de darm
Verlaagt het LDL- Cholesterol, positief tegen HVZ
Bulking: verzadiging minder obesitas
Lagere glucose en insuline in je bloed minder diabetes
Bron van korte-keten vetzuren
Vezelloos dieet risico op darmkanker verhogen
Vezelrijk dieet risico op hartkwaal of overgewicht verlagen
Glycogeen Als je lichaam net zo vel glycogeen verbruikt dan dat er in je lever en spieren is
opgeslagen, word je moe: ‘hitting the wall’.
Een dieet met weinig koolhydraten put je spieren en lever glycogeen level snel uit
en beïnvloedt je (sport)prestaties negatief.
Vetten Transvetzuren Transvetzuren verhogen de kans op o.a. aderverkalking, diabets, hart- en
vaatziekten en allergie bij kinderen
Het vervangen van verzadigde vetten en transvet voor onverzadigde vetten zal het
risico op hart- en vaatziekten verlagen.
Verzadigd vet verhoogt het risico op hart-en vaatziekten.
Transvet verhoogt het risico op hart-en vaatziekten.
Onverzadigde vetten zal het risico op hart-en vaatziekten verlagen.
Vitaminen Foliumzuur is een (wateroplosbare) B-vitamine, speelt een belangrijke rol bij de ontwikkeling
van het jonge kind in de vroege zwangerschap, bij ontwikkeling van organen en
bloedcellen. Een tekort kan leiden tot defecten aan de ‘neural tube’ (open
ruggetje): spina bifida. Het is slecht voor zowel het kind als de moeder.
Vitamine C Vitamine C tekort scheurbuik
Mineralen Natrium tekort hyponatriëmie; je krijgt dan hoofdpijn, misselijkheid, bent verward,
minder bewust en kunt zelfs in coma raken. Onmiddellijk met zout behandelen.
Ijzer Ijzer deficiëntie zorgt voor bloedarmoede/anemie
gevolgen = vermoeidheid (onvermogen om te werken), hartfalen, en een
verstoorde immuunfunctie
Calcium Als je te weinig calcium binnenkrijg, gaat de hoeveelheid reserve omlaag.
- Osteopenie botten worden zwakker, het risico op breuken neemt toe.
Het is een soort tussenstadium tussen ‘gezond’ en osteoporose.
- Osteoporose botontkalking waarbij je botten broos worden. Er wordt
meer bot afgebroken dan dat er aangemaakt wordt. Om dit te voorkomen
moet je voldoende calcium binnenkrijgen met je voeding.
Dieët / Dieet-gerelateerde gezondheidsproblemen zijn in Europa vooral chronische
macronutriënten ziekten, zoals: obesitas, diabetes, hart- en vaatziekten, kanker en osteoporose. Dit
hangt vaak samen met de kwaliteit en kwantiteit van de macronutriënten.
Hydrolyse (lipolyse) – is het splitsen onder opname van water
Enese = opbouw
lyse = afbraak
e.g. hydrolyse afbraak van watermolecuul
Lipolyse
6
, Vertering = het oplosbaar maken van het voedsel
Het voedsel moet in zulke kleine stukjes worden verdeelt, dat ze door de wand van een cel heen kunnen. Het
voedsel komt uiteindelijk in je bloed terecht door de dunne darm.
Het in kleinere stukjes hakken komt door speciale stoffen: enzymen
- Vetten, eiwitten en koolhydraten moeten worden verteerd
- Zouten, suiker, mineralen en vitamines zijn al oplosbaar en hoeven dus niet worden
afgebroken.
Spijsvertering;
- Spijsverteringskanaal Bouw (lumen)
- Absorptie
Spijsverteringstelsel
DE WEG VAN HET VOEDSEL: Een verteringsklier maakt een sap met enzymen.
1.Slokdarm. Wij hebben de volgende verteringsklieren;
2.Maag. 1.Speekselklieren.
3.Dunne darm. 2.Maagsapklieren.
4.Dikke darm. 3.Lever (eigenlijk niet helemaal goed).
5.Endeldarm. 4.Alvleesklier.
6.Anus. 5.Darmsapklier
7