Sociale en emotionele problemen
College 1
Afwijkend gedrag
Gedrag is afwijkend als het op een bepaald moment:
...Wel vertoond wordt, terwijl het niet in overeenstemming is wat volgens onze opvattingen
gemiddeld en idealiter bij die ontwikkelingsfase en de daarbij behorende ontwikkelingstaken
behoort
.. niet vertoond wordt, terwijl dat volgens diezelfde opvattingen wel zou moeten
Gedrag is een stoornis als het afwijkend gedrag is dat:
Langdurig en niet meer situatie gebonden persisteert
De overgang naar nieuwe ontwikkelingsfasen en – taken blokkeert
Voor de persoon en zijn/haar omgeving aanzienlijk lijden oplevert
Meestal in bepaalde combinaties van gedragingen/symptomen voorkomt en in andere
niet
Persoonlijke en omgevingsfactoren (contextuele factoren)
Predisponerende factoren = die je vatbaar maken voor psychologische problemen
Gaat om persoonlijke risicofactoren, persoonlijke instandhoudende factoren,
contextuele risicofactoren en contextuele instandhoudende factoren
Persoonlijke risicofactoren:
o Genetische factoren = 50% van de persoonlijkheidskenmerken en intelligentie is
erfelijk
o Prenatale complicaties = voor de geboorte, bijv. leeftijd moeder, bloedgroep,
ondervoeding, roken/alcohol
o Perinatale complicaties = tijdens/rond de geboorte, zuurstofgebrek
o Foetaal alcohol probleem = kind heeft een te klein hoofd
o Fysieke beschadigingen & chronische ziektes
, Temperament = biologisch gedragspatroon dat zichtbaar is vanaf de geboorte
3 soorten temperament
1. Moeilijk temperament = 10%, hebben moeite met vaststellen routines en vermijden
nieuwe situaties. Reageren negatief op verandering
2. Makkelijk temperament = 40%, kunnen makkelijk met verandering omgaan
3. Slow to warm up-temperament = 15%, licht negatief op nieuwe situaties en
ontwikkelen routines op laag tempo
Uitlokkende factoren = die de psychologische problemen teweegbrengen
Instandhoudende factoren
Beschermende factoren = makkelijk temperament, hoge eigenwaarde, beschermende
behandelingssysteem, veilige hechting, beschermende ouderlijke factoren, sociale
netwerk factoren, protectieve leeftijdsgenoten
Soorten hechting
Veilig: balans verkennen omgeving en contact zoeken met de ouder
Angstig- vermijdend: focus op omgeving, geen beroep op ouder, minimaliseren
gehechtsheidsgedrag
Angstig-ambivalent: focus op ouder, niet op omgeving, maximaliseren
gehechtsheidsgedrag
Gedesorganiseerd: gebrek aan coherente strategie om met stressvolle situaties om te
gaan
Baumrind: 2 opvoedingsdimensies
1. Ondersteuning: gedrag waarmee ouder warmte, acceptatie en begrip toont
2. Controle: gedrag waarmee ouder invloed uitoefent op kind
Autoritaire controle
Het geven van regels, stellen van bevelen die niet bediscussieerd mogen worden
Autoritarieve controle
Gezaghebbend, duidelijke grenzen stellen met uitleg waarom deze grenzen gesteld worden
,De combinatie van de 2 dimensies resulteert in 4 opvoedingsstijlen:
Autoritatieve opvoeding zowel steun, als controle
Permissieve opvoeding vooral steun, weinig controle
Autoritaire opvoeding weinig steun, veel controle
Niet -betrokken opvoeding weinig steun, weinig controle
Triangulatie = driepersoons interactie waarbij het kind tussen 2 conflicterende ouders
geplaatst wordt
Overt triangulatie = wanneer ouders openlijk kritiek hebben op elkaar en aan het
kind vragen een kant te kiezen.
Covert triangulatie = er wordt niet open over gepraat over het conflict waarbij angst
voor separatie tussen kind en ouder zorgt voor overbescherming en inadequate
opvoeding
Classificeren van probleemgedrag
Symptoom = de kleinst beschrijfbare onderzoekseenheid in de
geneeskunde/psychopathologie en te beschouwen als ziekteteken
o Hoofdsymptomen deze hebben voor de diagnose een direct oriënterende functie
o Bijsymptomen maken het beeld van de stoornis volledig zonder het uit zichzelf
direct richtinggevende te zijn voor de diagnose
Syndroom = een groep van (dikwijls) tezamen optredende symptomen
Stoornis = afwijkend gedrag, langdurig, niet situatiegebonden, klinisch significant lijden,
belemmering op sociale, beroepsmatige of andere belangrijke levensgebieden en meestal in
bepaalde combinaties van gedragingen/symptomen
Doel van classificeren, 3 hoofdfuncties
1. Geeft toegang tot informatie en kennis van experts
2. Maakt de ontwikkeling van epidemiologische informatie over het voorkomen,
prevalentie en verloop van psychologische problemen mogelijk
, 3. Het biedt een taal waarin professionals en wetenschappers kunnen communiceren
Classificeren is GEEN diagnose stellen
Doel: clinici ondersteunen bij het classificeren als onderdeel van een diagnostische
beschrijving die moet leiden tot een individu gericht behandelplan
Kritiek classificatiesystemen:
Subjectieve interpretatie gerepresenteerd als een objectief feit
Gebrek aan betrouwbaarheid, er is een lagere interbeoordelaarsbetrouwbaarheid
3 redenen:
1. De diagnoses zijn gemaakt op basis van niet-gestandaardiseerde interviews
2. De diagnoses zijn gebaseerd op afgeleide constructen i.p.v. observeerbaar gedrag
3. Er waren geen expliciete criteria voor het maken psychiatrische diagnoses
Gebrek aan validiteit
Gebrek aan klinische bruikbaarheid, de beperkte validiteit en betrouwbaarheid
beperken de bruikbaarheid
Er wordt teveel nadruk op biologische factoren gelegd
Een gebrek aan nadruk op contextuele factoren
Gebrek aan cultuursensiviteit en andere typen van diversiteit
Impact van een diagnose
Kan leiden tot discriminatie en sociale exclusie
Kan leiden tot stigmatisatie
Marginaliseert kennis uit geleefde ervaring
College 2