1. Kranten
1.1 Geschiedenis
De eerste Nederlandse kranten dateren uit de 17e eeuw, in een klein formaat zonder illustraties en
met vooral buitenlands nieuws. De ontwikkeling van kranten verliep langzaam doordat papier duur
was, door belasting (Het dagbladzegel), de techniek ontbrak om snel veel kranten te drukken, er
scherpe overheidscontrole was en er geen massaal publiek was dat kon lezen.
In de loop van de 19e eeuw veranderde dit: Vrijheidsvan meningsuiting (1869), dagbladzegel werd
afgeschaft, de rotatiepers werd ingevoerd en er was een groter publiek dat kon lezen. In de eerste
helft van de 19e eeuw waren er een paar kranten, in de tweede helft kwam de ontwikkeling in een
stroomversnelling. Kranten gingen vaker per week uitgeven en er kwamen nieuwe kranten bij.
In de 20ste eeuw bestonden er algemene kranten (De Telegraaf, Het nieuws van de dag) en de
verzuilde pers; De Katholieken, (De Tijd, De Volkskrant) De socialisten, (Het Volk) De
protestanten, (De Standaard) en de communisten (de Tribune). Al deze kranten hadden hun
eigen spreekbuis.
Tijdens de tweede wereld oorlog vond een grote sanering plaats. Kranten werden verboden of
stopten en er kwamen verzetskranten (Trouw, Het Parool, De Waarheid en de Stem) bij.
Na de oorlog werd de pers gezuiverd. Kranten die tijdens de oorlog bleven verschijnen kregen een
verschijningsverbod. En kranten die verboden waren of waren gestopt mochten weer verschijnen.
Illegale kranten kwamen bovengronds, de verzuilde situatie keerde terug. In de jaren 60 konden
veel kranten het hoofd niet boven water houden. Landelijk bleven enkele kranten over. Vanaf
midden jaren 90 waren veel uitgevers genoodzaakt te fuseren door de teruglopende oplages.
1.2 Dagbladen
Er zijn landelijke en regionale dagbladen, gespecialiseerde en gratis dagbladen.
1.2.1 Landelijke dagbladen:
Nederland kent 8 landelijke dagbladen. De Telegraaf heeft de grootste oplage. De Telegraaf en de
AD worden gezien als populaire dagbladen. NRC Handelsblad, de Volkskrant en Trouw als
kwaliteitskranten. Een krant met relatief veel politieke informatie en weinig amusement krijgt het
etiket kwaliteitskrant. Omgekeerd krijg een krant het etiket populaire krant. Het belangrijkste
verschil tussen deze kranten is waarschijnlijk de lezerskring. De lezers van populaire kranten lijken
op de standaard Nederlander. De lezers van kwaliteitskranten worden vaker gelezen door hoger
opgeleide mensen met een hoger inkomen. Jongeren tot 35 zijn ondervertegenwoordigd bij
dagbladen, terwijl 50+ juist oververtegenwoordigd is. De losse verkoop van kranten in Nederland is
onbelangrijk, hierin verschilt Nederland van veel andere landen. Kranten waarbij de gehele oplage
los wordt verkocht moeten het vaak hebben van sensatie. Het ontbreken van de losse verkoop in
Nederland te maken met de afwezigheid van boulevardbladen. Het Vrijevolk was in de jaren 50 de
grootste krant van Nederland. De krant ging neer toen de banden met de PvdA werden
doorgesneden. De telegraaf nam de positie over. In 1972 werd het Vrijevolk een Rotterdamse
krant, in 1991 fuseerde het met het Rotterdams Nieuwsblad tot Rotterdams Dagblad wat in 2005
opging in het AD. Tot halverwege jaren 90 was het Parool nog een landelijke krant, dat is nu niet
meer zo.
1.2.2 Regionale dagbladen:
In 2005 fuseren veel regionale kranten met de AD hierna zijn er nog 18 regionale kranten.
Kopbladen zijn edities van een krant die in een gedeelte van het verspreidingsgebied onder eigen
naam verschijnen met een eigen regionale redactie en advertentiepagina’s. In 2008 zijn er nog 14
regionale dagbladcombinaties met een eigen redactie. De regionale oplagen is vors gedaald door
de fusie in 2005. Er zijn 7 regionale kranten deel uit gaan maken door het landelijke AD.
,1.2.3 Gespecialiseerde dagbladen:
In 2010 waren er 3 gespecialiseerde dagbladen: Cobouw, (5x per week). Het Financieel dagblad
(6x per week) en het Agrarisch dagblad (3x per week vanaf december dus geen dagblad meer).
Tot juli 2009 was er een 4e gespecialiseerd dagblad, De Nederlandse Straatcourant maar dat ging
door op het internet.
1.2.4 Gratis dagbladen:
Op 21 juni 1999 werden gratis 2 kranten geïntroduceerd. Metro international bracht de metro uit,
Nederland was hiermee het vierde land waar de Metro verscheen. Tegenwoordig verschijnt hij in
20 landen. Op dezelfde dag lanceerde de Telegraaf de Spits. Deze werd opgevolgd door News.nl
deze werd al snel beëindigd door gebrek aan succes. In 2007 werden opnieuw 2 gratis kranten
uitgegeven: De Pers en de DAG initiatief van KPN en PCM.
Gratis kranten verschijnen 5 keer per week. De nadruk ligt op kort nieuws, de Pers is een
uitzondering, die publiceert ook langere verhalen. De oplage van de Metro, Spits en Pers is 1,2
miljoen. Wie gebruik maakt van het openbaar vervoer, weet zeker dat zijn krant gelezen wordt. De
jongere lezers zijn goed vertegenwoordigd bij de gratis kranten. Deze (kapitaalkrachtige)
doelgroep is ook populair bij adverteerders die hun producten of diensten onder de aandacht wil
brengen van deze doelgroep.
1.2.5 Verhouding landelijke/regionale dagbladen:
Bij regionale dagbladen zijn abonnementen belangrijker dan bij landelijke bladen. Bij landelijke
bladen is 93% van hun oplage voor abonnees maar bij regionale kranten is dit nog hoger. Om de
concurrentie van televisie te ontlopen zijn steeds meer kranten een ochtendkrant geworden (90%)
De verhouding landelijke/regionale kranten verschilt per provincie. In Limburg bijvoorbeeld is 80%
regionale krant, in Utrecht is dit 20%. Het is mogelijk dat de behoefte aan regionale kranten in het
westen minder is omdat de berichtgeving van landelijke kranten zich ook vooral op de Randstad
richten.
1.2.6 Ontwikkeling van de totale dagbladoplage
Het dekkingspercentage van mensen met een krant is 47%. Dit betekend niet dat 47% van de
mensen een dagblad leest. Er wordt geen rekening gehouden met mensen die meer dan 1
dagblad lezen en met het feit dat sommige huishoudens samen 1 dagblad lezen. Het Cebuco
publiceert elk jaar het Doorgeefpercentage, dat is het percentage mensen die hun abonnement
opzeggen omdat ze samen met de buren 1 krant delen. In 2010 was dit percentage 26%. Het
dekkingspercentage was na de oorlog in 1970 het allerhoogst, elk huishouden had een dagblad.
Na 1980 kunnen de uitgevers de stijging van het aantal huishouden, dus dagbladen, niet meer
bijhouden. Het dekkingspercentage loopt hierdoor terug. In 1997 veranderde de methode voor het
vaststellen van de oplage. Vroeger werd de oplage geteld in 1 week van september.
In de nieuwe methode wordt het gemiddelde over het gehele jaar berekend. Het gevolg van deze
strengere methode was een lager dekkingspercentage.
1.3 Nieuwsbladen
Een nieuwsblad verschijnt minimaal 1 keer per week en maximaal 4 keer per week in een
geografisch gebied op abonnementsbasis. Nieuwsbladen bevatten nauwelijks landelijk of
internationaal nieuws, ze concentreren zich op de berichtgeving uit de plaats waar het nieuwsblad
verspreid wordt, nieuwsbladen bereiken in hun gebied dan ook veel huishoudens. Het
, dekkingspercentage is dus hoog, landelijke dagbladen kunnen alleen maar dromen van zulke
percentages. Er zijn in het totaal 50 nieuwsbladen met een oplage van 250.000.
Veel dagbladen begonnen als nieuwsblad, zo ook de volkskrant. In 1919 verscheen hij 1 keer per
week, in 1920 3 keer per week en in 1921 elke werkdag. Het nieuwsblad zit ingeklemd tussen het
dagblad en de huis-aan-huisbladen. Voor al de huis-aan-huisbladen is een grote concurrentie. Er
zijn ook een paar nieuwsbladen omgezet in een huis-aan-huisblad.
1.4 Huis-aan-huisbladen
Huis-aan-huisbladen worden in een bepaald gebied gratis verspreid, meestal 1 keer per week. In
de tweede helft van de jaren 60 gaan uitgevers van regionale dagbladen zich meer bezig houden
met deze bladen omdat zij adverteerders nu een hogere dekking konden bieden dan met hun
dagblad. Wat door radio en tv reclame verdween bij dagbladen werd opgevangen met de huis-aan-
huisbladen. De uitgevers konden relatief goedkoop drukken, in tijden dat de persdrukken niet
gebruikt werden voor de dagelijkse krant. Aan de redactionele inhoud werd gaandeweg meer
aandacht besteed om het blad voor de lezer en adverteerder aantrekkelijker te maken. In 2011
bereikten de huis-aan-huisbladen 80% van de Nederlandse bevolking.
Dagblad uitgevers hebben het grootste deel van de huis-aan-huisbladen in handen.
Wegener is veruit de grootste dagbladuitgever. Wegener heeft onderzoek gedaan waaruit is
gekomen dat ruim 9 miljoen Nederlanders vanaf 13 wel eens een huis-aan-huisblad leest, volgens
datzelfde onderzoek is het bereik van huis-aan-huisbladen vrij stabiel. Een verklaring voor de hoge
dekkingsgraad is uiteraard de huis aan huis bezorging. Slechts 6% heeft een nee/nee sticker op
de deur. Vrouwen lezen meer huis-aan-huis bladen dan mannen, oudere groepen zijn
oververtegenwoordigd samen met de mensen met een relatief lage opleiding.
1.5 De lezers
Dagbladen zijn voor hun inkomsten afhankelijk van de lezers en de adverteerders. Minder lezer
betekent op kort termijn minder inkomsten uit losse verkoop en advertenties en op lang termijn
minder inkomsten uit advertenties op langer termijn. Omvang en samenstelling van de lezers is
voor groot belang voor de adverteerder.
De positie van de betaalde dagbladpers wordt verzwakt, doordat adverteerders, politici en andere
mensen die de publieke opinie willen beïnvloeden andere media kiezen om de doelgroep te
bereiken. Dit doen ze omdat het dekkingspercentage daalt, en het dus moeilijker word de
doelgroep via dagbladen te bereiken. Voor adverteerders is het verschil tussen welstandsklassen
in bereik van dagbladen belangrijk. De welstandsklasse is over het algemeen beter te bereiken.
Regionale en gratis dagbladen worden ongeveer evenveel gelezen.
De positie van de dagbladpers is af gaan nemen vanaf 2000. Landelijke dagbladen hadden nog
een sterke positie bij goed verdienende en hoogopgeleiden groepen en konden het hoofd boven
water houden. Bij veel regionale dagbladen heeft deze daling geleden in fusies en overnames.
Het percentage Nederlanders dat 1 of meer keer per week de krant leest neemt af. Dit wordt
toegeschreven aan de toegenomen aandacht voor televisie ook de invloed van internet versterkt
deze ontwikkeling.
Sinds 1950 is er een teruggang van het leesgedrag van mensen, de teruggang van mannen is het
sterkst. Vooral mensen beneden de 50 jaar zijn minder kranten gaan lezen. Leeftijd is een
belangrijke voorspeller van het leesgedrag. Elke generatie leest minder dan de vorige. De analyse
kan genuanceerd worden. Kranten hebben namelijk een relatief sterke band met ‘hun’ krant en zal
hem dus ook niet snel weg doen.
1.6 Concentratie en pluriformiteit