Nederlandse samenvattingen
artikelen Governance in Networks
Artikelen van BSKweb
Governance in Networks
Bestuurskunde B3
Erasmus Universiteit Rotterdam
2016/2017
Inhoudsopgave
1. LIJPHART – THE RULES OF THE GAME (1975) ............................................................................... 2
2. KERSBERGEN & VAN WAARDEN – GOVERNANCE AS BRIDGE BETWEEN DISCIPLINES
(2004) ........................................................................................................................................................... 4
3. REIN & SCHÖN – REFRAMING POLICY DISCOURSE (1993) ....................................................... 10
4. PROVAN & MILWARD – DO NETWORKS REALLY WORK? (2001) .......................................... 13
5. PROVAN & KENIS – MODES OF NETWORK GOVERNANCE: STURCTURE, MANAGEMENT
AND EFFECTIVENESS (2008) .............................................................................................................. 16
6. VAN GILS & KLIJN – COMPLEXITY IN DECISION MAKING: THE CASE OF THE ROTTERDAM
HARDBOUR EXPANSION (2008)......................................................................................................... 20
, 1. Lijphart – The Rules of the Game (1975)
Lijphart, A. (1975). The Rules of the Game. In The Politics of Accommodation: Pluralism and
Democracy in the Netherlands (pp. 122–138). University of California Press.
De politiek van de accommodatie plaatst zware lasten op de politieke leiders. Succesvolle
beleidsvorming en de afwikkeling van verdeeldheid zaaiende kwesties onder de ongunstige
omstandigheden van een minimaal consensus milieu vraagt om een duidelijke erkenning van de
eeuwige desintegratieve (desintegratie = uiteenvallen) tendensen in het systeem en de
mogelijkheid om preventieve of corrigerende maatregelen te nemen. In Nederland wordt het
proces van accommodatie gefaciliteerd door een aantal regels die ‘het spel van accommodatie’
sturen. De zeven regels zijn ongeschreven en informeel.
REGEL 1: Het bedrijf van de politiek (the business of politics)
Politiek moet niet worden gezien als een spel: het is een serieus middel voor een serieus
doel. Het is een ‘bedrijf’.
Deze houding heeft een voordelige invloed op democratische stabiliteit.
De politieke elite is georiënteerd op resultaten.
REGEL 2: Het akkoord om het oneens te zijn (the agreement to disagree)
Pragmatische acceptatie van ideologische verschillen die niet kunnen en niet zouden
moeten worden verandert.
Fundamentele overtuigingen van anderen moeten worden getolereerd/ gerespecteerd.
De regel wordt niet consistent uitgevoerd, omdat er soms ook besluiten moeten worden
gemaakt over controversiële zaken. De regel wordt in pure vorm alleen toegepast op
vragen die geen direct antwoord behoeven.
Bij vraagstukken waarbij wel een substantieve oplossing nodig is, wordt er geprobeerd
om alle partijen te betrekken om tot een compromis te komen.
REGEL 3: Top diplomatiek (summit diplomacy)
Hoe serieuzer het politieke vraagstuk, hoe hoger het elite niveau is waarop het zal
worden opgelost.
Cruciale issues moeten worden behandelt in de top.
REGEL 4: Proportionaliteit (proportionality)
De regel van proportionaliteit is een simpele procedureel apparaat dat in staat is een
scala aan lastige problemen op te lossen. De meest belangrijke is de allocatie van
noodzakelijke schaarse financiële middelen vanuit de overheid.
o Vb.: alle scholen kregen vanaf 1917 overheidssubsidies in proportie tot het
aantal leerlingen dat zij hebben.
REGEL 5: Depolitisering (depoliticization)
Naast proportionaliteit is een andere methode om gevoelige issues the neutraliseren en
compromissen aan de achterban te rechtvaardigen is het gebruik van ingewikkelde
economische argumenten en het gooien met economische feiten en cijfers die voor veel
mensen onbegrijpelijk zijn.
Een andere frequente tool van depolitisering is de toevlucht naar wettelijke en
grondwettelijke beginselen.
REGEL 6: Geheimhouding (secrecy)
Succesvolle accommodatie behoeft een grote mate van flexibiliteit door de leiders. Zij
moeten concessies maken en tot pragmatische compromissen komen ook wanneer
religieuze en ideologische waarden in het geding zijn. Het accommodatie proces moet
daarom worden afgeschermd van publiciteit
2
, De rol van de leiders in onderhandelingen moet worden geïsoleerd van de achterban:
een ‘informatiekloof’ is wenselijk en dus is geheimhouding een belangrijke regel.
De democratie zou uiteraard verstikken bij complete geheimhouding, daarom is de
openbare vorm van discussie en de openbaring van politieke feiten en issues de Staten-
Generaal en in het bijzonder de Tweede Kamer.
REGEL 7: Het recht van de regering om te regeren (the government’s right to govern)
Wanneer Nederlanders refereren aan de regering refereren zij vooral aan het kabinet
dan aan alle branches van de regering of het hele bestuur.
De regering of kabinet moet regeren.
Het kabinet of individuele ministers kunnen worden bekritiseerd maar alleen met
fatsoenlijke en beleefde terughoudendheid. Het kabinet moet niet worden lastig
gevallen.
Er is in Nederland geen absolute scheiding van de macht maar eerder een ‘semi-
scheiding van de macht’ omdat het onmogelijk is om het concept van machtenscheiding
toe te passen op de relatie tussen het kabinet en het parlement. Het kabinet heeft een
grote mate van onafhankelijkheid gebaseerd op het feit dat het de taak is van de regering
om te regeren.
3
, 2. Kersbergen & van Waarden – Governance as bridge between
disciplines (2004)
Kersbergen, K. van & Waarden, F. van,. (2004). 'Governance' as a bridge between
disciplines: Cross-disciplinary inspiration regarding shifts in governance and problems
of governability, accountability and legitimacy. Euopean Journal of Political
Research, 43(2), 143–171. doi:10.1111/j.1475-6765.2004.00149.x
Introductie
In recente jaren zijn traditionele governance mechanismen gedestabiliseerd en komen er
nieuwe governance afspraken op. Zulke verschuivingen in governance hebben plaatsgevonden
in de private, semi-private en publieke sferen en op (en tussen) lokaal, regionaal, nationaal,
transnationaal en globaal niveau. Veranderingen waren er in de vorm van mechanismen van
governance, de locatie van governance, bestuurscapaciteiten en stijlen van governance. Deze
veranderingen zijn het onderwerp van veel literatuur en disciplines. Elke literatuur geeft de
term ‘governance’ een andere betekenis. Toch kan het concept functioneren als een brug tussen
disciplines en kan het vergelijkingen tussen verschillende fenomenen stimuleren.
Governance: een overzicht van de literatuur (9 versies van governance)
1. Good governance
Het eerste prominente moderne gebruik van ‘governance’ is in het veld van economische
ontwikkeling. ‘Good economic governance’ behoort tot de zogenoemde tweede generatie
hervormingen, die bestaan uit het verminderen van verspillende overheidsuitgaven; het primair
investeren in gezondheid, educatie en sociale protectie; het promoten van de private sector door
regulerende hervormingen; het versterken van private banking; het hervormen van het
belastingsysteem; en het creëren van meer transparantie en verantwoording in overheid en
bedrijfszaken. De waarden van legitimiteit en efficiënte worden benadrukt.
2. Governance zonder government I: Internationale relaties
Deze betekenis van het concept komt uit de internationale relaties theorie en refereert naar de
mogelijkheid van besturen zonder overheid(‘governing zonder government’) in de vorm van
internationale of zelfs globale governance en globale democratie. Deze literatuur wees op de
mogelijkheid van beleidssamenwerking tussen natiestaten in een internationaal systeem dat op
het eerste gezicht niet bevorderlijk is voor zulke samenwerking. Rosenau (2000) definieert
governance als: ‘systemen van regels, als de doelgerichte activiteiten van elke collectiviteit, die
mechanismen die zorgen voor veiligheid, welvaart, coherentie, stabiliteit en continuïteit in stand
houden.’ Deze mechanismen, vaak de kerntaak van overheden, worden steeds meer gevonden in
internationale collectiviteiten.
3. Governance zonder government II: zelforganisatie
Dit gebruik van het woord governance refereert aan de zelforganisatie van maatschappijen en
gemeenschappen door bottom-up zelfbestuur door verenigingen, informele afspraken,
onderhandelingen, regels, vertrouwensrelaties en informele sociale controle in plaats van door
dwang van de staat. Ostrom bestudeerde de capaciteit van gemeenschappen in verschillende
plaatsen en tijden om ‘common pool resources’ te managen en te voorkomen dat deze uitputten.
4. Economische governance (met en zonder de staat): markten en hun instituties
Terwijl klassieke economen markten zien als spontane maatschappelijke ordes die het best
floreren zonder interventies, hebben veel politieke theoretici en juristen een tegenovergestelde
assumptie. Zij gaan er vanuit dat de aard van de maatschappij chaotisch, onzeker en vol conflict
is. Nieuwe institutionele economie, economische sociologie en vergelijkende politieke economie
4