Samenvatting blok 1.4: Intelligentie, persoonlijkheid, etnische identiteit
Probleem 1: De mens als speelbal van driften
Concepten: Freud, fixatie, catharsis, topografisch model, persoonlijkheidsmodel, driften, life instincts,
death instincts, libido, pleasure principle, primary process, reality principle, secondary process, ego
ideal, conscience, psychoseksuele ontwikkeling, defense mechanisms, id, ego, superego,
psychoanalytische theorie
Leerdoel 1: Wat houdt de theorie van Freud in?
Freud ging uit van de psychoanalytische theorie: onbewuste krachten zijn bepalend voor iemands
persoonlijkheid en gedrag.
Topographical model of the mind
- Conscious: wat nu bewust is
- Preconscious: het is niet nú bewust, maar makkelijk te
herinneren
- Unconscious: onbewust diepste verlangens en gevoelens,
verbonden met angst, pijn of conflicten die niet meteen
toegankelijk zijn. Volgens Freud de kern.
De mind zou ingedeeld zijn als een ijsberg, het grootste gedeelte ligt
onder water. Ook kunnen conscious en preconscious afwisselen én naar
het unconscious zakken, maar het unconscious kan niet meer
(pre)conscious worden.
Structural model of personality
Volgens Freud heeft elke persoonlijkheid drie aspecten: de id, ego en
superego.
- Id: bij de geboorte aanwezig, 0-10 maanden
De id bestaat uit instinctieve en primitieve aspecten van de persoonlijkheid en ligt geheel in het
unconscious. De id volgt het pleasure principle: alle behoeften moeten meteen verzadigd worden.
Ze worden verzadigd via het primary process: er wordt onbewust een mentaal beeld gevorm van
wat de behoefte zou bevredigen. Als je dit hebt, heb je een wish fulfillment.
De verlangens van de id heten ook wel driften: continue processen waarbij spanning zich opbouw
totdat de drift verzadigd is. Dit is het hydraulic model. Freud onderscheidde twee soorten driften:
1. Life instincts / sexual instincts / Eros: de behoefte naar overleving, reproductie en genot. De
energie heet libido.
2. Death instincts / Thanatos: de onbewuste behoefte om terug te keren naar het niets. Meestal
onderdrukt door life instincts. Er is geen energie genoemd.
- Ego: 18 maanden – 3 jaar
De id past zich niet goed aan aan de realiteit, dus de ego ontwikkelt zich. De ego heeft een deel
van de energie van de id. De ego zorgt ervoor dat de impulsen worden uitgedrukt en werkt volgens
het reality principle: het houdt rekening met de interne behoeftes van de id, maar ook met de
realiteit. De ego checkt of de behoefte praktisch en effectief kan worden uitgevoerd en stelt de
behoefte zo nodig uit: delay of gratification. De ego maakt gebruik van het secondary process:
het verbindt de mentale afbeelding van de id aan een bestaand object om de spanning tijdelijk
onder controle te houden. De ego is in staat realistisch gedachtes te produceren en kan plannen
vormen en mentaal controleren of deze uitvoerbaar zijn: reality testing. De ego heeft echter geen
moral sense: zolang de behoeftes praktisch en zonder gevaar te verzadigen zijn, zal de ego dit
toestaan. Bijv: stelen toestaan als dit effectief en veilig kan, zonder straf. De ego bevindt zich in
elk deel van de mind.