Transcendentaal Idealisme: Kant en invloed
● Leerlingen kennen de metafysica en kennistheorie van Kant en de
bijbehorende begrippen, zoals idealisme, a priori vormen van zintuiglijke
aanschouwing, verstandscategorieën, synthetisch a priori, fenomeen,
noemenon, Ding-an-sich, Erscheinung, etc.
Kant was de bedenker van transcendentaal idealisme, dat hield in dat mensen kennis over
de werkelijkheid konden verkrijgen door ruimte, tijd en de 12 verstands categorieën. deze
categorieën zijn aangeboren ideeën en dus rationeel en a priori (voor de waarneming), maar
ze krijgen pas betekenis als je een waarneming doet, dus ze zijn ook empirisch en a
posteriori (er moet eerst een waarneming worden gedaan). Volgens Kant bestaan er 2
werelden de noumenale wereld en de fenomenale wereld. De fenomenale wereld is hoe de
objecten in de werkelijkheid zich aan ons verschijnen en dus hoe wij de werkelijkheid
ervaren, die objecten die wij zien zijn de Erscheinung. Los van hoe wij de werkelijkheid zien
bestaat ook de noumenale wereld, die kunnen wij niet kennen. In de noumenale wereld
bestaan de objecten zoals ze zijn (Ding-an-sich), mensen hebben dezelfde 12 verstand
categorieën en ervaren allemaal tijd en ruimte, dus alle mensen ervaren de werkelijkheid op
dezelfde manier, het is dus mogelijk om zekere kennis te verkrijgen over de werkelijkheid
met de 12 verstand categorieën.
● Leerlingen kennen de invloed van Hume op het denken van Kant.
Voordat Kant Hume las was hij een rationalist. De theorie van Hume was dat er matters of
fact waren (kennis die je krijgt door een waarneming te doen, is niet altijd waar en kan pas
worden vastgesteld nadat de waarneming is gedaan) en relations of ideas (kennis en feiten
die je krijgt door te denken die altijd waar zijn en waar je zin wn niet voor nodig hebt) Hume
liet Kant realiseren dat het rationalisme en empirisme elkaar niet uitsluiten, maar hand in
hand gingen.
● Leerlingen kennen de Copernicaanse wending in de filosofie. (theorie Copernicus
uitleggen)
Voor copernicus werd er altijd gedacht dat de zon om de aarde heen draaide, Copernicus
was de eerste die zei dat de aarde om de zon heen draaide en veranderde zo het
wereldbeeld van de westerse geschiedenis, Voor de theorie van Kant ging men er altijd van
uit dat wij betekenis aan de werkelijkheid geven en dat wij ons richten op de objecten daarin.
Kant zei dat het precies andersom was en dat het de objecten zijn die zich aan ons
verschijnen en dat is de manier waarop wij de werkelijkheid kennen.
● Leerlingen kunnen kritiek leveren op de metafysica en kennistheorie van
Kant.
Hoe kun je er zeker van zijn dat iedereen de werkelijkheid hetzelfde ervaart? volwassenen
en kinderen zien het toch wel echt anders. Waarom 12 verstandscategorieen? Volgens
Darwins evolutietheorie kan Kant's theorie niet, want als mensen altijd evolueren dan
kunnen die verstandscategorieën nooit vaststaan, maar veranderen die ook.
● Leerlingen kennen de invloed van Kant op de filosofie en wetenschap,
bijvoorbeeld op Von Humboldt en de Sapir-Whorf-hypothese.
Dankzij Kant werd er nu meer geloofd dat het empirisme en rationalisme elkaar niet
uitsluiten, Von Humboldt had als kritiek op kant dat de 12 verstandscategorieën geen
aangeboren ideeën zijn, maar aangeleerd door taal en cultuur. Taal staat niet los van cultuur
volgens hem, ze zijn gebonden. De taal waarmee je wordt opgevoed komt namelijk met een
bepaald wereldbeeld, volgens hem.
, de Sapir-Whorf-hypothese gingen hierop verder, het zei namelijk dat verschillende talen
verschillende manieren van denken representeren en dus ook verschillenden visies op de
wereld.
Inleiding in de wetenschapsfilosofie
● Leerlingen kennen de belangrijkste vragen waar de wetenschapsfilosofie zich
mee bezighoudt, zoals: Wat is wetenschap? Wat is een betrouwbare
methodologie? Waarover kan wetenschap wel en waarover kan wetenschap
geen uitspraken doen? Wat is een geldige wetenschappelijke redenering?
etc.
als toelichting op deze vragen houdt wetenschapsfilosofie zich ook bezig met het scheiden
van wetenschap en pseudo-wetenschap, Het doel is waarheid te vinden en dan wordt er
gekeken naar wat dat is en hoe je op een wetenschappelijke manier met een betrouwbare
methodologie tot geldige antwoorden kunt komen.
● Leerlingen kennen de relatie tussen het domein van de wetenschapsfilosofie
en de andere domeinen van de filosofie.
De wetenschapsfilosofie heeft vooral veel gemeen met kennistheorie, ze zijn namelijk allebei
op zoek naar zekere kennis en ze denken allebei na over hoe je op een correcte manier tot
zekere kennis kunt komen en hoe je dat moet definiëren. daarnaast heeft de
wetenschapsfilosofie ook een band met de taalfilosofie, omdat de wetenschappelijke
bevindingen in taal worden uitgedrukt en met de ethiek, want wetenschappelijke vindingen
leiden vaak tot ethische vragen, is namelijk wat wetenschappelijk mogelijk is, ook
wetenschappelijk wenselijk?
● Leerlingen kennen het begrip demarcatie.
Demarcatie betekent een lijn of een grens, aan de hand van een verschijnsel of kenmerk
trek je een lijn tussen twee deelgebieden om te laten zien dat ze anders zijn. In de
wetenschap wordt dit gedaan tussen waar en niet-waar en wetenschap en
pseudowetenschap.
● Leerlingen kunnen enkele mogelijke demarcatiecriteria noemen.
een demarcatiecriteria kan zijn verificationisme, dat betekent dat om tot te weten of iets waar
is je het op dat moment moet kunnen verifiëren.
● Leerlingen weten waarom de vraag ‘wat is wetenschap?’ relevant werd aan
het begin van de vorige eeuw en waarom de wetenschapsfilosofie als
discipline is ontstaan in de jaren ’20 van de twintigste eeuw.
Tot de 20ste eeuw was wetenschap vooral aan de hand mathematisch en mechanistische
methodologie gegaan en ging het vooral over metafysica en de natuurwetten. Toen kwam
Freud opeens met zijn methodologie en rare bevindingen in de psychologie en hij noemde
dat ook wetenschap. In de 20ste eeuw gingen een aantal wetenschappers en filosofen
denken over wat is wetenschap (weense kring) om zo een scheiding te kunnen brengen
tussen wetenschap en pseudowetenschap, ze wilden op deze manier ook Freud uit de
wetenschap gooien. Sinds de gebeurtenis de Weense Kring en hun antwoord op de vraag:
wat is wetenschap?' is wetenschapsfilosofie een eigen deelgebied geworden.
Waarheidstheorieën
● Leerlingen kennen de volgende waarheidstheorieën: correspondentietheorie,
coherentietheorie, consensus- of conventietheorie, pragmatische
waarheidstheorie, Nietzsches waarheidsopvatting.