Samenvatting – ‘Meer dan onderwijs’
Hoofdstuk 1 – de pedagogische opdracht van het onderwijs
1.2 – de pedagogische opdracht van de basisschool
Pedagogische opdracht/ pedagogische kwaliteit van de school > waartoe willen wij kinderen opvoeden
Meeloper > meelopen en kennismaken met bestaande ontwikkeling, kennisnemen van nieuwe inzichten,
vaardigheden leren om je in de samenleving goed te kunnen redden.
Dwarsligger > kritisch kijken naar bestaande ontwikkeling en nieuwe inzichten in huidige samenleving.
Engageren > verbinden
Pedagogie > opgebouwd uit ‘pais’ = kind en ‘agogein’ = leiden (Grieks). Paideia = leiden of begeleiden van
kinderen.
Rol van de school:
- Leerlingen voorbereiden op leven in democratische samenleving
- Relatie tussen onderwijs en levensbeschouwing
- Manier waarop volwassenen en kinderen in school met elkaar omgaan
Pedagogische opdracht > begeleiden in menswording; een meeloper en dwarsligger. Onderwijs is dus in
eerste plaats gericht op leren leven, leren mens te zijn; zaakvakken staan in dienst van dit doel. Vormt de
kern van het onderwijs.
Natuurlijke opvoeders > ouders, eindverantwoordelijk voor de opvoeding.
1.3 – mensen op weg
Wezenskenmerken van mens-zijn
- Creator zijn
o Nieuwe dingen bedenken en maken. Is essentieel voor ontwikkeling en verandering van
hemzelf en de wereld.
- Keuzevrijheid hebben
o Onderweg naar een doel. Ons vermogen om te kunnen oordelen, inschatten welk doel
waardevoller is.
- Verantwoordelijkheid kunnen dragen
o Mogelijkheid om te scheppen geeft de mens ook verantwoordelijkheid voor zijn doen en
laten. Verantwoordelijkheid nemen voor jezelf, voor elkaar en de omgeving dichtbij en
veraf. Ook van toepassing op de manier waarop een mens met zijn omgeving, de natuur
en medemens omgaat.
- Betekenissen geven
o Ordenen van de wereld van taal; geven dingen een naam en geven zo betekenis.
- Zin zoek en zin geven
o De mens is een zinzoeker en zingever. Waarom zijn we er en vragen ons niet alleen af
waar we naartoe willen, maar ook waarom
1.4 – mens- en maatschappijbeelden
Mensbeelden zijn opvattingen over de mens waarbij antwoord wordt gegeven op de vraag: wie of wat is
de mens?
Een mensbeeld wordt geleefd; tegen de een stellen we ons vijandig op, tegen de ander niet. De kijk op de
mens die in de loop der tijd wordt opgebouwd. Mensbeeld heeft te maken met de wijze waarop je naar de
medemens kijkt en met de medemens omgaat.
Identiteit > eenheid van zijn. Elk mens is opzoek naar zijn eigen identiteit.
,1.4.2 – vier mensbeelden
Een naturalistisch mensbeeld
- Verhouding tussen mens en natuur
- Wordt in dit verband gesproken van biologische aanleg van
de mens
- Mens wil zelfstandig worden (autonoom)
- Kan boven zichzelf uitstijgen en inleven in een ander, bewust van plaats en rol in de wereld
Een cultuur-historisch mensbeeld
- De mens heeft het vermogen om in te gaan tegen zijn natuur, heeft keuzemogelijkheden
- Wezen van de mens vooral verklaard vanuit dingen die de mens zelf maakt
- Met behulp van ratio (rede) kan mens beste keuze maken; rationeel wezen
- Kan zich losmaken van de natuur en de (menselijke)cultuur scheppen
- Onder cultuur verstaan we alles wat door mensen tot stand is gekomen; inrichting landschap,
muziek, mode en kunst
- Belangrijke opvatting; mens is een lerend wezen. Waarden ontleent aan wat in de culturele
ontwikkeling tot stand is gekomen
Een religieus mensbeeld
- Mens wordt vooral begrepen vanuit schepsel-zijn. Mens kan nooit alleen uit zichzelf worden
verstaan.
- Geschapen door God, of komt voort uit het goddelijke en is daardoor uniek
- Wil je de mens kunnen begrijpen moet je iets weten over de oorsprong van de mens
- Religie is essentieel voor de zelfverwerkelijking van de mens
- Religieuze niet wegstoppen of ontkennen, maar toelaten, ermee omgaan en het ontwikkelen
Een antropocentrisch mensbeeld
- De betekenis van de mens ligt in dit mensbeeld in eigen bestaan
- Mens is bewust van bestaan en gaat hier zelf invulling aan geven
- Ieder mens is vrij om dit op eigen wijze te doen, hierdoor vrij individu, die zelf invulling geeft aan
manier waarop geleefd wordt
- Waarden ontleent hij aan zichzelf, door vermogen tot redeneren, menselijke vrijheid en
waardering.
De verlichting > filosofische stroming in 18e eeuw, tegenstelling tussen naturalistische en meer
cultuurbepaalde opvatting benadrukt.
1.4.3 – mensbeelden in dieptepsychologie
Psychologie > wetenschap die zich bezighoudt met het menselijk gedrag en achtergronden hiervan.
Anders gezegd; wat mensen doen en waarom ze doen wat ze doen
Uitgangspunt dieptepsychologie > menselijke geest wordt gezien als ijsberg; 1/10 deel ligt bovenwater
(bewuste) en 9/10 deel ligt onder water (onbewust). Grootste deel van wat zich in de mens afspeelt, is
onbewust.
Psychanalyse > grote invloed op bewuste en onbewuste. Sigmund Freud (1856 – 1939), grondlegger,
Oostenrijkse psychiater.
Driften > energiestromen; driften zijn primair, ongestuurd en worden geleid door lust of oerinstinct. Hij
onderscheidt:
- Levensdrift
o Drang tot zelfbehoud
- Doodsdrift
- Seksuele drift (libido)
,Belangrijkste onderscheid binnen persoonlijkheid van de mens:
- Es (of id)
o Onderbewust mechanisme dat op twee soorten energie opwekt. Ten eerste als Eros;
seksuele energie, ten tweede als Tanatos; woede. ‘Es’ probeert deze twee energieën in
bedwang te houden
o Structuur waarmee het kind geboren wordt
o Realiteitsprincipe; kind wordt tijdens ontwikkeling geconfronteerd met omgeving, de
omringde realiteit. Moet met deze realiteit een compromis aangaan; niet alle lusten
kunnen bevredigd worden
o Hierdoor functioneren veel mensen in dagelijks leven normaal
o Es = ook wel lustprincipen
- Ich (ego of ik)
o Bewuste deel van de psyche
o Leert de driften de beheersen en aan te passen aan verwachtingen van anderen
o Ich bemiddelt tussen wat het Es wil en het Uber-Ich toelaat
o Opvoeding en cultuur hebben invloed op het Ich; kind leert dat bevrediging van driften
soms uitgesteld moet worden
- Uber-ich (of super-ego)
o Zorgt dat beheerste en aangepaste driften onderdeel van innerlijk worden, ook wel
geweten genoemd
o Vormt zich onder invloed van ouders doordat
zij sociale regels hanteren = internalisering
o Kan bosten met Es; innerlijk conflict wordt
door Ich opgelost, door richting te geven aan
het bevredigen van driften, rekening houdend
met verwachtingen van omgeving.
Mensbeeld vanuit psychoanalyse; mens is een driftwezen,
mens is een conflictwezen, mens is niet vrij om eigen gedrag te
bepalen en de mens is vanuit natuur geneigd tot agressie (elk mens heeft agressiedrift).
Persoonlijkheid van een persoon wordt sterk bepaald door ervaringen uit de kindertijd. Vooral
belevingen binnen psychoseksuele ontwikkeling binnen kinderjaren spelen een hoofdrol. Belevingen en
ervaringen in kindertijd ontwikkelt elk van ons eigen persoonlijkheid.
Ontwikkeling volgens Freud:
Orale fase
- Eerste 21 maanden
- Relatie tussen moeder en kind belangrijk
- Kind is gericht op krijgen van voedsel (= levensdrift)
- Zone van mond (oris) is meest gevoelig voor prikkels
- Lustbevrediging vindt plaats in deze fase via de mond
- Es is dominant, Ich en Uber-Ich zijn nog niet volledig gevormd
Anale fase
- Van 15 maanden tot +/- 3 jaar
- Lustbevrediging verplaatst geleidelijk van mond naar anus
- Zindelijkheidstraining begint; kind raakt gefascineerd door erogene zone van anus
- Valt samen met vermogen sluitspier te beheersen
- Conflict ontstaat tussen Es, Ich en Uber-Ich; wanneer ouders kind op het potje zetten, gebeurt er
niks, maar wel spontaan tijdens bijv. spel
Fallische fase
- Tussen 3 tot 5/6 jaar
, - Bron van bevrediging en nieuwsgierigheid zijn de geslachtsdelen
- Nieuwsgierig naar eigen lichaam, van andere kinderen en van ouders
- Sekse-identiteit ontstaat; ontwikkeld door oedipuscomplex = jongen ontwikkelt de sekse-
identiteit van vader door verliefd te worden op moeder. Ziet dat vader aandacht krijgt van
moeder, begint vader te haten, haat wordt omgezet in identificatie die hij inziet dat hij zoals zijn
vader moet worden om indruk te maken op zijn moeder. Zijn onbewuste processen!
- Electracomplex = vrouwelijke variant oedipuscomplex
Latentiefase
- Tussen 7 en 11/12 jaar
- Relatief rustige periode
- Seksuele en agressieve driften naar achtergrond geschoven
- Kind kan energie vrijmaken om complexe culturele en sociale vaardigheden verwerven zoals
lezen, rekenen, schrijven, kennis over de wereld en maatschappij
Genitale fase
- Laatste fase van psychoseksuele ontwikkeling
- Rond 12 jaar tot volwassenheid
- Ontwikkeling van geslachtsdrift
Dromen > volgens Freud komt onbewuste in dromen tot uiting in symbolische beelden (Uber-Ich sluimert
en het Es kan de onbewuste verlangens en verdrongen complexen uiten in een
vermomming). We verwerken in dromen dagelijkse gebeurtenissen
Sublimatie > verdrongen verlangens of complexen bevredigen via hogere
culturele weg. Meest gelukkige proces van bevrediging
Neurosen > vormen van hysterie, dwangneurosen of zelfs verlamming. Kunnen
ontstaan wanneer het niet lukt om driften en verlangens te bevredigen via
dromen
Fehlleistungen > onbewuste vergissingen
Analytische psychologie > theorie van Carl Jung. Gaat ook uit van onbewuste
en bewuste. Maakt ook nog onderscheid in onbewuste in persoonlijk
(individueel) en collectief onbewuste: elk mens heeft een bewuste en
zichtbare kant en daarnaast een onbewuste aandrijvende natuur. Kenmerkend:
buitenkant weerspiegelt wat er in een mens gebeurt > zo binnen zo buiten.
Herhalende patronen en problemen in iemand leven zijn daarbij symbolisch voor onderliggende en
onbewuste factoren
Mentale functies > denken, voelen, gewaarworden en intuïtie. Proces noemt Jung individuatie = elk
mens gaat op weg om volledig zelf of totaliteit te worden.
‘Ik’ noemt hij de organisatie van bewustzijn. Bestaat uit waarnemingen, herinneringen, gedachten en
gevoelens. Psyche haalt hieruit ervaringen die vormend zijn voor identiteit
Persoonlijk onbewuste > bestaat uit onbewuste inhouden die je persoonlijk hebt meegemaakt.
Individuele levensgeschiedenis van de mens welke bewust kan worden door ophalen van herinneringen.
Collectieve onbewuste > wordt gevormd door beelden die de mens door generaties heen heeft geërfd.
Volgens Jung dragen wij in genen ervaringen van voorouders en geven deze door aan volgende generaties.
Hierdoor dus niet alleen fysieke- en karakterkenmerken doorgeven, maar ook overlevingsmechanismen.
Gedragsmogelijkheden erven in de vorm van beelden die in collectieve onbewuste zijn opgeslagen.
Archetypen > Instincten van de menselijke geest. Typische beelden en samenhang; instincten die ook in
mythes en sprookjes voorkomen; de verlosser, held, slang, wolf, wijze en de dwaze. De archetypen die het
handelen onbewust het meest bepalen, zijn persona; anima/ aminus en schaduw van het Zelf.
Persona > beeld dat de mens naar buiten uitdraagt of laat zien. Jung noemt het ook wel
‘aanpassingssysteem’ of ‘manier waarop wij met de wereld omgaan’.
Amina/ aminus > vrouwelijke of mannelijke tegendeel in persona zelf. Het vrouwelijke in de man of
mannelijke in de vrouw.