Recht & informatica
Hoorcollege 1 – Inleiding en Overzicht
Waarom (informatica)recht?:
• Rechtvaardigheid: recht stelt gedragsregels en regelt conflictoplossing, informatica zorgt
voor nieuw ongewenst gedrag en nieuwe conflicten.
• Doelmatigheid: recht zorgt voor orde en stabiliteit van samenlevingen, informatica schept
nieuw samenlevingsvormen.
Hoe reageert recht op informatica?:
• Spanning tussen:
o ‘Pas bestaand recht toe op nieuwe fenomenen’ en ‘maak nieuw recht’.
o ‘Juridische maatregelen’ en ‘technische oplossingen’.
• Vage termen/regels zorgen voor rechtsonzekerheid. Oude wetten zijn vaak niet aangepast op
nieuwe technologische ontwikkelingen (bijvoorbeeld auteursrecht uit 1912).
Wat is recht?
• Gedragsnormen
• Instituties voor:
o Vaststellen wetgeving (wetgever).
o Uitvoering wetgeving (regering, …).
o Handhaving wetgeving (OM, rechter, deurwaarder,…).
▪ Geweldsmonopolie overheid.
• Verschillen met moraal:
o Geschreven normen en instituties.
Publiekrecht:
• Strafrecht:
o Normen die zo essentieel zijn dat overtreding met straf bedreigd is.
▪ Overtredingen en misdrijven.
▪ Overheid (als beschermer algemeen belang) versus verdachte.
o Legaliteitsbeginsel: geen feit is strafbaar dan uit kracht van een daaraan
voorafgegane wettelijke strafbepaling.
• Staatsrecht:
o Organisatie en bevoegdheden staatsorganen, democratische rechtsstaat heeft allen:
▪ Scheiding der machten:
• Wetgevende macht (regering + parlement).
• Uitvoerende macht (regering).
• Rechtsprekende macht.
▪ Invloed burger op staatsorganen.
▪ Grondrechten.
▪ Rule of law: staat mag alleen iets tegen de burger doen op basis van de wet.
• Bestuursrecht:
o De overheid als bestuurder versus individuele burger (via beschikkingen):
▪ Sociale zekerheid, belastingen, vergunningen, toezichthouders, etc.
Privaatrecht (burgerlijk recht, civiel recht, verhouding burgers onderling):
• Personen- en familierecht.
• Handels- en ondernemingsrecht.
o Bijv. faillissement.
• Vermogensrecht.
o Bijv. contracten, aansprakelijkheid, eigendom, auteursrecht, erfrecht.
,Rechtspraak:
• Straf- en privaatrecht:
o Onafhankelijk van wetgever en bestuur.
o Fasen in rechtspleging: eerste aanleg – hoger beroep (zaak helemaal opnieuw) –
cassatie (alleen controle juiste toepassing recht).
o Hiërarchie (straf- en privaatrecht):
▪ Hoge raad (cassatie).
▪ Gerechtshof (hoger beroep rechtbank).
▪ Rechtbank (zaken in eerste aanleg; hoger beroep kantongerecht).
▪ Kantongerecht (eenvoudige zaken in eerste aanleg).
o Strafproces: OM sleept verdachte voor recht.
▪ Rechter is actief: waarheidsvinding.
o Burgerlijk proces: vrije burgers leggen geschil voor aan onpartijdige derde.
▪ Rechter is passief (‘lijdelijk’): partijen bepalen omvang geschil.
▪ Voornamelijk schriftelijk (en langdurig).
▪ Kort geding: voor spoedeisende kwesties.
• Mondeling & voorlopige beslissing.
• Bestuursrecht:
o Bezwaar bij beschikkend orgaan.
o Beroep bij beroepsorgaan (meestal kantongerecht of rechtbank).
o Hoger beroep bij afd. rechtspraak van de Raad van State of speciale beroepscolleges.
Rechtsbronnen:
• Wet (inclusief lagere regelingen) & rechtspraak.
• Verdragen.
• Europees recht: ontwikkeld tot overkoepelend rechtssysteem.
o Soms harmonisatierichtlijnen: opdrachten tot nationale wetgeving.
o Soms direct werkende regelingen.
Juridisch redeneren:
• Veel meer dan simpele regeltoepassing.
o Grote vrijheid bij bepalen straf.
o Gat tussen abstracte rechtstermen en concrete feiten: interpretatie.
Vermogensrecht:
• Deel van privaatrecht.
• Over op geld waardeerbare rechten en plichten.
• Absolute versus relatieve rechten:
o Absoluut recht geldt tegen iedereen (eigendom, hypotheek, octrooi, auteursrecht).
o Relatief recht geldt tegen bepaalde personen (verbintenis).
• Bronnen van relatieve rechten:
o Overeenkomst.
o Wet, onrechtmatige daad:
▪ Hij die jegens een ander een onrechtmatige daad pleegt, welke hem kan
worden toegerekend, is verplicht de schade die de ander dientengevolge
lijdt, te vergoeden.
▪ Zeer belangrijk juridisch stopmiddel:
• Strijd met wettelijke plicht.
• Inbreuk op een recht (bijvoorbeeld auteursrecht).
• Strijd met zorgvuldigheid die in het maatschappelijk verkeer
betaamd (kan van alles zijn).
,Hoorcollege 2 – Contracten
Contractenrecht:
• Principes:
o Een contract bindt alleen de partijen (relatieve rechten).
o Contractsvrijheid: in principe mag men alles afspreken.
o Fictie van gelijkwaardigheid van partijen.
Beperkingen contractsvrijheid:
• Dwingend recht: regels waarvan niet afgeweken kan worden.
o Regels van openbare orde en goede zeden (strafrecht, …).
o Bescherming van zwakkere partij (werknemer, huurder, consument, …).
• Regelend of aanvullend recht: regels die gelden tenzij partijen iets anders afspreken
(bijvoorbeeld aansprakelijkheidregels (deels)).
• Redelijkheid en billijkheid: sociaal aanvaardbare normen.
Consumentenrecht:
• Veel dwingend recht (bijv. consumentenkoop).
• Autoriteit Consument en Markt (ACM) houdt toezicht.
o Sanctiebevoegdheden: dwangsommen, boetes tot 450.000 euro.
• Sinds 15-10-2008: Wet oneerlijke handelspraktijken.
o Verbiedt onder andere:
▪ Misleidende reclame.
▪ Onvolledig vermelden kosten.
▪ Agressieve werving.
▪ Nepreviews (vanaf 28 mei 2022).
• Recent en komend: EU richtlijnen en verordeningen.
Netneutraliteit (Art. 7.4a Telecommunicatiewet):
• Een beperking van (o.a.) de contractsvrijheid van aanbieders van:
o Internettoegangsdiensten.
o Openbare elektronische communicatienetwerken waarover
internettoegangsdiensten worden geleverd.
• Verboden om:
o Diensten of toepassingen op internet te belemmeren of te vertragen.
o Toegangstarieven afhankelijk te maken van de diensten en toepassingen waartoe
toegang wordt geboden.
o Tenzij: voorkomen van congestie (file op elektriciteitsnet).
Soorten contracten/conformiteit:
• Sommige veel voorkomende contracten zijn speciaal geregeld: koop, huur,
arbeidscontracten, bruikleen, …
• Conformiteit: een gekochte zaak moet de eigenschappen bezitten die voor normaal gebruik
daarvan nodig zijn.
• Kun je software kopen?
o HR 27-04-2012 (Beeldbrigade-arrest): aanschaf standaardsoftware is koop (als voor
onbepaalde tijd en tegen betaling).
, Totstandkoming: eisen:
• Door wilsovereenstemming zoals deze blijkt uit het aanbod van de ene partij en de
aanvaarding door de andere partij.
• In het algemeen geen vormvereisten aan aanbod en aanvaarding.
o Maar schriftelijke vastlegging sterk aan te raden.
o Ondertekening maakt bewijskracht schriftelijk contract sterker.
o Elektronische handtekening: onder voorwaarden gelijk met schriftelijk handtekening.
o En een online-overeenkomst is ontbindbaar zolang niet door de aanbieder bevestigd
(tegenwoordig vrijwel gelijk emailbevestiging).
Softwarelicenties:
• Verlenen voorwaardelijk gebruiksrecht.
o Beperken aansprakelijkheid.
o Beperken gebruik, etc.
• Licentie is contract, dus bindt alleen partijen.
• Software op andere wijze rechtmatig verkregen:
o Beperking aansprakelijkheid geldt niet.
o Gebruik toegestaan (auteursrecht beschermt alleen kopiëren en openbaar maken.
▪ Maar gebruik software zonder kopiëren is onmogelijk.
▪ Auteurswet: voor rechtmatige verkrijger is kopiëren toegestaan als
noodzakelijk voor beoogd gebruik.
Totstandkoming:
• ‘Shrink/click-wrap’ licenties:
o Aanschaf software bij detaillist: alleen tussen detaillist en klant ontstaat een
overeenkomst.
o Softwareproducent wil dat ook tussen hem en klant overeenkomst ontstaat.
▪ Gebruik, aansprakelijkheid.
o Op verpakking + “bij openen verklaart u zich akkoord met licentievoorwaarden”.
▪ Digitale variant: click op ‘accept conditions’ button.
o Juridische geldigheid twijfelachtig.
▪ Klant moet bij koop van inhoud licentie kennis hebben kunnen nemen.
• ‘Browse-wrap’ licenties:
o Is bezoeker van een website door verder te gaan dan beginpagina gebonden aan de
gebruiksvoorwaarden?
o Hof Den Haag 2018: niet in het algemeen, alleen als bijvoorbeeld de inhoud van de
website wordt vrijgegeven na een expliciete akkoordverklaring door de gebruiker.
▪ Maar ook relevant was hier dat deze gegevens niet beschermd zijn door
auteurs- of databankenrecht.
• Mismatch wil-verklaring:
o Wel gewild, niet gebonden:
▪ Dwaling: contract vernietigbaar als gesloten onder dwaling en contract bij
juiste voorstelling van zaken niet zou zijn gesloten.
• Informatieplicht wederpartij.
• Maar ook eigen onderzoeksplicht.
• En wederpartij moest kunnen begrijpen dat punt van dwaling
essentieel was.
o Niet gewild, wel gebonden:
▪ Gedrag onbedoeld geïnterpreteerd als aanbod of aanvaarding.
▪ Vertrouwensleer: toch gebonden aan niet-bedoelde verklaring als
wederpartij op opgewekte schijn mocht vertrouwen.