Veelgemaakte fouten tentamen Inleiding bestuursrecht
Hieronder volgt een overzicht met veelgemaakte fouten per tentamenvraag. Dit overzicht is bedoeld
als algemene feedback op het tentamen.
Vraag 1 – Casus belanghebbende
- Een veelgemaakte fout is dat de uitspraak Stichting Openbare Ruimte wordt toegepast in
plaats van LTO-Noord. Stichting Openbare Ruimte ziet op rechtspersonen die een algemeen
belang behartigen en niet, zoals in casu relevant, rechtspersonen die een collectief belang
behartigen. Het gevolg van deze fout kan zijn dat de student concludeert dat de
doelstellingen uit de statuten niet precies genoeg zijn geformuleerd of de vereniging niet de
feitelijke werkzaamheden uitvoert die van belang zijn bij algemene belangenbehartigers.
Aangezien deze vereniging opkomt voor de leden (buurtbewoners) aan het collectieve
belang voldaan doordat de belangen van de leden in het geding zijn.
- Een veelgemaakte fout is om het criteria van feitelijke werkzaamheden niet te noemen en te
toetsen. Deze fout wordt gemaakt omdat in de LTO-Noord uitspraak niet wordt ingegaan op
de feitelijke werkzaamheden. Dit is onvolledig, omdat voor de juiste beantwoording van de
vraag moet worden getoetst aan artikel 1:2 lid 3 Awb, waarin ‘feitelijke werkzaamheden’ als
criterium is opgenomen. Daarom is voor een juist antwoord vereist dat de student aangeeft
dat feitelijke werkzaamheden besloten liggen in de bundeling van belangen of een andere
juiste redenering.
- Een veelgemaakte fout is dat de student concludeert dat er geen actueel belang is, aangezien
er op dit moment alleen een vrees bestaat voor geluidsoverlast en dat deze geluidsoverlast
nu nog niet vaststaat. De geluidsoverlast verwezenlijkt zich weliswaar in de toekomst, maar
het belang is nu betrokken bij het besluit om al dan niet de vergunning te verlenen. Bij het
actueel belang is de vraag of er een causaal verband bestaat tussen de vergunde
activiteit/bouwwerk en de gevolgen daarvan niet relevant. De relevante vraag is of die
gevolgen de huidige belangen van de belanghebbende raken of de (mogelijke) toekomstige
belangen.
- Een veelgemaakte fout is om zowel te toetsen aan artikel 1:2 lid 3 Awb als aan het
persoonlijk en het eigen belang van de OPERA-criteria. Daarmee laat de student geen begrip
zien van de regel dat als aan artikel 1:2 lid 3 Awb is voldaan, er automatisch ook is voldaan
aan het persoonlijke belang en het eigen belang.
- Een veelgemaakte fout is dat de student uitsluitend toetst aan artikel 1:2 lid 3 Awb en niet
ook aan de ORA-criteria. Met lid 3 wordt echter uitsluitend invulling gegeven aan de P&E van
OPERA.
Vraag 2 – Casus bestuursorgaan
Veelgemaakte fouten zijn:
- als publiekrechtelijke rechtspersoon de gemeente/de minister noemen, terwijl het de Staat is
- niet toetsen aan privaatrechtelijke rechtspersoon (art. 2:3 BW), terwijl het ontbreken
daarvan erop wijst dat we hier te maken hebben met een publiekrechtelijke rechtspersoon
(nl de Staat)
, - concluderen dat als het college een publiekrechtelijke grondslag heeft, het ook een
publiekrechtelijke rechtspersoon is. Dat is niet zo: het college krijgt haar taken via de
publiekrechtelijke grondslag, maar geen rechtspersoonlijkheid. Er stond immers alleen “Er is
een college” en niet “en deze heeft rechtspersoonlijkheid”.
- Concluderen dat er sprake is van een b-bestuursorgaan, vanwege bevoegdheden uit (bijv.
art. 9 van) de geneesmiddelenwet als wettelijk openbaar gezag. Zonder privaatrechtelijke
rechtspersoon kan echter geen sprake zijn van een b-orgaan.
- Stellen dat er een uitzondering i.d.z.v. artikel 1:1, tweede lid, Awb van toepassing is,
namelijk dat de minister onder de wetgevende macht valt. Dat is niet zo. De wetgevende
macht wordt gevormd door de Staten Generaal (Eerste en Tweede Kamer).
- Niet volledig of onjuist uitwerken waarom het college een orgaan is, terwijl had moeten
worden gewezen op de eigen taken en bevoegdheden van het college blijkens de wet (zie
art. 9).
Vraag 3 – Casus besluit
- Niet goed lezen van de vraag, van het voorbeeldbesluit en van de feiten van de casus.
Het besluit is geen APV, het is een aanwijzingsbesluit met als wettelijke grondslag de
APV. Het besluit ging niet over minderjarigen, het ging over een alcoholverbod voor
mensen vanaf 18 jaar etc. Correct en zorgvuldig lezen is voor de jurist cruciaal.
- In het verlengde hiervan verdient herhaling dat de vraag bestond uit twee delen: is
het een besluit en zo ja, wat voor soort besluit? De tweede deelvraag werd niet altijd
beantwoord. In sommige gevallen werd juist de eerste deelvraag overgeslagen.
- Werk begrippen, uitspraken, elementen etc. uit. Criteria wel noemen, maar niet
uitwerken en/of toepassen kost u punten.
- Zeggen 'er staat besluit in de casus, dus het is een besluit is niet voldoende.
Uitwerking is cruciaal om te zien of het leerstuk wordt begrepen. Dat iemand iets een
besluit noemt, is bovendien geen bewijs dat er ook daadwerkelijk sprake is van een
besluit in de zin van artikel 1:3 Awb.
- Voorkom het benoemen van aspecten/leerstukken/begrippen die het antwoord niet
zijn of die niet relevant zijn. Blijf bij de vraag en wees helder en duidelijk in het
antwoord. Leg bijv. uit waarom dit besluit een cbas is, in plaats van uit te werken
waarom het geen avv is, geen beleidsregel en geen beschikking. Dan is nog steeds
niet duidelijk of u begrijpt wat een cbas is en waarom daar in dit geval sprake van is.
- Structureer uw antwoord a.d.h.v. de vereisten uit artikel 1:3 Awb.
- Art. 1:3 lid 1 Awb bevat vier elementen: schriftelijk, bestuursorgaan, publiekrechtelijk
én rechtshandeling. Vooral de laatste twee werden vaak bij elkaar genomen,
waardoor al snel punten worden misgelopen.
- Zorg dat uw de basiskennis, ook van Beginselen van de Democratische Rectsstaat, op
orde is. Een APV is geen wet in formele zin. Het college van B&W is geen
rechtspersoon. Gemeentelijke verordeningen worden niet gemaakt door het college
van B&W, maar door de gemeenteraad. Dit staat ook duidelijk in de gemeentewet,
dus lees een dergelijke bepaling goed als er verwezen wordt naar bijv. art. 147
Gemw. Het college van B&W is een orgaan van de gemeente, niet van de provincie of
de staat.
- De ABRvS doet uitspraken en de Hoge Raad wijst arresten. Het is dus 'Uitspraak Inzet
Videoteam' en niet 'Arrest Inzet Videoteam' etc.
- Trek duidelijke conclusies, ook bij tussenvragen.