Oefenvragen gebaseerd op de collegestof voor het vak inleiding orthopedagogiek, gesorteerd per college, met antwoorden. Elk college heeft ongeveer 20 tot 25 vragen.
1.Wat is de betekenis van het Griekse woord 'orthos' in de definitie van orthopedagogiek?
a) Voeren/leiden
b) Recht/rechtop
c) Kind
2.Welke beroepen vallen onder het werkterrein van orthopedagogiek?
a) Fysiotherapeut en tandarts
b) Gedragswetenschapper en orthopedagoog
c) Architect en boekhouder
3.Wat is een gemeenschappelijk kenmerk van de focus van orthopedagogiek?
a) De focus ligt op individuele therapie
b) De focus ligt op medische behandeling
c) De focus ligt op pedagogische relatie en context
4.Waarom is opgroeien niet vanzelfsprekend volgens orthopedagogiek?
a) Omdat kinderen geen begeleiding nodig hebben tijdens het opgroeien
b) Omdat opgroeien gepaard kan gaan met problemen
c) Omdat opgroeien automatisch verloopt
5.Wat is de visie van orthopedagogiek op problemen?
a) Problemen zijn onoplosbaar
b) Problemen bieden mogelijkheden voor groei en veerkracht
c) Problemen moeten zoveel mogelijk genegeerd worden
6.Wat is de definitie van orthopedagogiek volgens het boek?
a) Een wetenschappelijke studie van het handelen in als problematisch omschreven
opvoedingssituaties
b) Een wetenschappelijke studie van de oorsprong van gedragsproblemen bij kinderen
c) Een wetenschappelijke studie van de behandeling van psychische stoornissen bij
kinderen
7.Wat is een andere benadering van orthopedagogiek volgens sommige mensen?
a) Ouders moeten hun kinderen volledige vrijheid geven in opvoeding
b) Orthopedagogiek moet gericht zijn op kinderrechten, mensenrechten en sociale
rechtvaardigheid
c) Orthopedagogiek moet gericht zijn op het volgen van religieuze principes
8.Waar moet orthopedagogiek op letten bij kinderen met gedrags- en emotionele
problemen?
a) De leeftijd van het kind
b) De mate van ernst van de problemen
c) Het ontwikkelingsperspectief, context, informant en continuumgedachte
,9.Wat zijn volgens de ethologie mogelijke verklaringsmodellen voor gedrags- en emotionele
problemen?
a) Biologische factoren, leerervaringen en context
b) Religieuze factoren en politieke factoren
c) Economische factoren en familieomstandigheden
10.Wat is de cumulatie-hypothese?
a) Hoe meer protectieve factoren aanwezig zijn, hoe kleiner de kans op problemen
b) Hoe meer risicofactoren aanwezig zijn, hoe groter de kans op problemen
c) De cumulatie-hypothese is geen verklaringsmodel voor gedrags- en emotionele
problemen
11.Welke van de volgende factoren zijn van invloed op het gedrag van kinderen met
gedrags- en emotionele problemen?
A. Biologische factoren
B. Leerervaringen
C. Context
D. Alle bovenstaande antwoorden
12. Wat is de cumulatie-hypothese?
A. Hoe minder risicofactoren aanwezig, hoe groter de kans op gedrags- en emotionele
problemen bij kinderen
B. Hoe meer protectieve factoren aanwezig, hoe groter de kans op gedrags- en emotionele
problemen bij kinderen
C. Hoe meer risicofactoren aanwezig, hoe groter de kans op gedrags- en emotionele
problemen bij kinderen
D. Risicofactoren hebben geen invloed op gedrags- en emotionele problemen bij kinderen
13. Welke factoren hebben invloed op de manier waarop gedrags- en emotionele problemen
bij kinderen worden gemeten?
A. Ontwikkelingsperspectief
B. Continuumgedachte
C. Context
D. Wijze van meten
14. Wat is de focus van de paradigma verschuiving van "praten over" naar "praten met"?
A. Het verminderen van het aantal kinderen met gedrags- en emotionele problemen
B. Het vergroten van de ervaringsdeskundigheid van kinderen met gedrags- en emotionele
problemen
C. Het betrekken van ervaringskennis en ervaringsdeskundigheid bij het begrijpen en
aanpakken van gedrags- en emotionele problemen bij kinderen
D. Het vergroten van de kennis over de oorzaken van gedrags- en emotionele problemen bij
kinderen
,15. Wat betekent het om te letten op sociale constructen bij het werken met kinderen met
gedrags- en emotionele problemen?
A) Het betekent dat je moet letten op hoe normen en waarden veranderen over tijd en in
verschillende culturele en historische contexten.
B) Het betekent dat je moet kijken naar de plaats, tijd en cultuur waarin een kind zich bevindt
en hoe dit van invloed kan zijn op hun gedrag.
C) Het betekent dat je moet kijken naar hoe ouders hun kinderen opvoeden en welke
classificatie- en diagnostische instrumenten worden gebruikt om kinderen te helpen.
D) Het betekent dat je moet kijken naar de verschillende verklaringsmodellen van ethologie
en welke biologische factoren hierbij betrokken zijn.
16. Welke factoren moet je overwegen bij het werken met kinderen met gedrags- en
emotionele problemen?
A) Leeftijd en ontwikkelingsfase van het kind
B) Hoe vaak het kind bepaald gedrag vertoont
C) De context waarin het kind het gedrag vertoont
D) Alle bovenstaande factoren
17. Welke hypothese wordt ondersteund door onderzoek naar kinderen met gedrags- en
emotionele problemen?
A) Hoe meer protectieve factoren aanwezig zijn, hoe groter de kans dat een kind gedrags-
en emotionele problemen heeft.
B) Hoe meer risicofactoren aanwezig zijn, hoe groter de kans dat een kind gedrags- en
emotionele problemen heeft.
C) Leerervaringen hebben geen invloed op het ontwikkelen van gedrags- en emotionele
problemen bij kinderen.
D) Biologische factoren zijn de enige oorzaak van gedrags- en emotionele problemen bij
kinderen.
18. Wat is het belang van ervaringskennis en ervaringsdeskundigheid bij het werken met
kinderen met gedrags- en emotionele problemen?
A) Het kan je helpen bij het identificeren van risicofactoren die van invloed kunnen zijn op
het gedrag van het kind.
B) Het kan je helpen bij het ontwikkelen van een behandelplan voor het kind.
C) Het kan je helpen bij het begrijpen van de ervaringen en perspectieven van het kind en
zijn/haar familie.
D) Het is niet relevant bij het werken met kinderen met gedrags- en emotionele problemen.
19. Wat is classificatie?
A) Het proces van gedetailleerde beeldvorming
B) Het onderbrengen van probleemherkenning
C) Het groeperen van gedragsproblemen op basis van eigenschappen en relaties
, 20. Welk type classificatiesysteem beschrijft problematiek van individuen en classificeert in
stoornissen-categorieën?
A) Klinisch psychiatrisch classificatiesysteem (DSM of ICD)
B) Empirisch statistisch classificatiesysteem (ASEBA)
C) Verklarende diagnostiek
D) (Be)handelingsgerichte diagnostiek
21. Wat is de kritiek op klinisch psychiatrische classificatiesystemen?
A) Gedecontextualiseerd
B) Beperkte validiteit in verschillende culturen
C) Medisch model
D) Alle bovenstaande antwoorden zijn correct
22. Welk type classificatiesysteem is gebaseerd op de percepties van verschillende
betrokkenen en een psychometrische invalshoek heeft?
A) Klinisch psychiatrisch classificatiesysteem (DSM of ICD)
B) Empirisch statistisch classificatiesysteem (ASEBA)
C) Verklarende diagnostiek
D) (Be)handelingsgerichte diagnostiek
23. Wat is de kritiek op empirisch statistische classificatiesystemen?
A) Comorbiditeit tussen verschillende syndroomschalen
B) Lijsten correleren minimaal
C) Gebaseerd op percepties van verschillende betrokkenen
D) Alle bovenstaande antwoorden zijn correct
24. Wat is onderkennende, classificerende diagnostiek?
A) Het vaststellen van wat er aan de hand is
B) Het vaststellen van hoe het ontstaan is
C) Het vaststellen van wat er veranderd dient te worden
D) Alle bovenstaande antwoorden zijn correct
25. Wat is verklarende diagnostiek?
A) Het vaststellen van wat er aan de hand is
B) Het vaststellen van hoe het ontstaan is
C) Het vaststellen van wat er veranderd dient te worden
D) Alle bovenstaande antwoorden zijn correct
26. Wat is (be)handelingsgerichte diagnostiek?
A) Het vaststellen van wat er aan de hand is
B) Het vaststellen van hoe het ontstaan is
C) Het vaststellen van wat er veranderd dient te worden
D) Alle bovenstaande antwoorden zijn correct
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper yass123. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €4,99. Je zit daarna nergens aan vast.