Neurorevalidatie
Hoofdstuk 9 Principes en methodes in de neurorevalidatie
De behandeling van een patiënt met hersenbeschadiging kunnen we vele principes en methodes
worden gehanteerd. Om enig overzicht te krijgen zijn deze ingedeeld volgens 4 componenten van de
therapeutische situatie: 1 de patiënt en zijn directe omgeving, 2 de oefeningen en de plaats daarvan
binnen de totaalbehandeling, 3 de therapeut en zijn team en 4 de omgeving. Binnen ieder domein
kunnen bepaalde principes of methodes worden ingezet. Mentaal oefenen doet bijvoorbeeld een
beroep op een specifieke mentale activiteit van de patiënt; oefeningen kunnen stapsgewijs tot
handelingsketens gevormd worden; de therapeut begeleidt en stuurt het oefenen en maakt daarbij
gebruik van de sterke kanalen van de patiënt; de complexiteit van de omgeving kan bewust en
stapsgewijs worden gedoseerd. In aparte ‘boxen’ worden achtergronden en praktische toepassingen
van enkele methodes concreet uitgewerkt: ‘mental practice’, dubbeltaaktraining, ‘forced use’,
chaining, verbale zelfsturing, imitatieleren, foutloos leren, spiegel van Ramachandran, neglect
training via ‘limb activation device’ en biofeedback. Een ‘standaardaanpak’ lijkt een fictie: het
therapeutisch repertoire lijkt enorm groot: de vraag is niet óf er therapie is, maar welke methode we
wanneer bij welke individuele patiënt moeten kiezen. Zes factoren die de keuze van de interventie
kunnen sturen worden besproken: de individuele probleemanalyse, effectbewijzen, ervaring,
wensen, mogelijkheden en beperkingen
9.1 Inleiding
Er bestaat niet één therapeutische methode voor alle problemen na hersenbeschadiging. Het is te
complex en personen zijn te verschillend.
Gezien vanuit de hersenen bestaat er weinig verschil tussen een tiener die danst, of een musicus ,
een volwassenen die gaat schaatsen of een hemiplegiepatiënt die transfers leert maken. Wel zijn er
verschillen tussen leren bij groeiende kinderen en volwassenen.
Therapeuten werken samen, en stellen gezamenlijk een behandelplan op voor een patiënt. Voor elke
patiënt wordt een individueel programma opgesteld kijkend naar behoeften.
9.2 De therapeutische situatie
In de therapeutische situatie kunnen we componenten onderscheiden:
De patiënt motivatie, arousal, aandacht, emotie, cognitie, bewuste inzet of routine? En
persoonskenmerken
De therapeut doelen, intensiteit, aard, validiteit/generalisatie
De oefeningen educatie, rol van taal, zwakke of sterke kanalen, stimulatie, metingen,
foutendetectie, Feedback, KP en KR en sensorische manipulatie
De omgeving verrijkte omgeving, aangepaste omgeving, structuur, familie en vrienden en
behandelteam.
Effect van een therapie is afhankelijk van een therapeutische situatie als geheel. Zo werkt een
Placebo effect soms erg goed. Er kan ook een noncebo-effect optreden: klachten verergeren op basis
van perceptie van negatieve factor.