Leerdoelen gedragswetenschappen 1.2
Week 1 – introductie op de ontwikkelingspsychologie
Waar houdt de ontwikkelingspsychologie zich mee bezig, inclusief de verschillende
ontwikkelingsgebieden en ontwikkelingsfasen en weet waarom kennis van dit veld relevant is voor
een verpleegkundige
Ontwikkelingspsychologie:
- De psychologie van de ontwikkeling van de mens, van geboorte tot aan de ouderdom, maar
met accent op de jaren tot de volwassenheid.
- De kinderpsychologie is onderdeel geworden ban de moderne ontwikkelingspsychologie
Levensfasen
Invloed van opvoeding of levensjaren op individu
Invloed cultuur of ethische verschillen
Universele overeenkomsten
Ontwikkelfasen en stabiele fasen?
Ontwikkelingsgebieden:
- Fysieke ontwikkeling
- Cognitieve ontwikkeling
- Sociale/sociaal-emotionele ontwikkeling
- Persoonlijkheidsontwikkeling
- Morele ontwikkeling
Ontwikkelingsfasen:
- De prenatale periode (periode van conceptie tot geboorte)
- De baby- en peutertijd (van geboorte tot 3 jaar)
- De kleutertijd (van 3-6 jaar)
- De basisschooltijd (van 6-12 jaar)
- De adolescentie (van 12-20 jaar)
Belang voor verpleegkundige:
- Zorg voor verschillende doelgroepen, jong en oud
- Verschil zien tussen gezond en afwijkend
- Vergroot inlevingsvermogen.
Begrijpt de invloed van onderdeel uitmaken van een cohort op de ontwikkeling
- Cohort: mensen geboren rond zelfde periode
- Cohorteffect: corona
Het brein onthoud veel meer als je 16/17 bent dan als je 30 bent.
- Normatieve gebeurtenissen: naar basisschool, begin adolescentie, pubertijd (iedereen
maakt dit mee)
- Niet-normatieve gebeurtenissen: overkomt een individu (iets wat alleen jij zelf hebt
meegemaakt)
Begrijpt de visie op de belangrijkste uitgangspunten van het cognitieve ontwikkelingsmodel van
Piaget
- Gedrag weerspiegelt denk- en kennisniveau, afhankelijk van de leeftijd.
- Leren is een interactief proces: al doende (en door rijping) worden cognitieve schema’s
gevormd!
, Ervaringen vinden plaats in de jongere jaren (bijv. vallen met de fiets)
Een kind moet interacteren met de omgeving!
- Afstand, materiaaleigenschappen, etc. (fysische realiteit)
- Veiligheid, vriendschap, etc. (sociale realiteit)
- Verdriet, woede, etc. (emotionele realiteit)
- Schema’s worden geleidelijk aangeleerd.
Kan het belang van adaptatie uitleggen en kan de verwante begrippen accommodatie en
assimilatie omschrijven en met voorbeelden concretiseren
- Accommodatie = het uitbreiden van schema’s (als kind op vliegveld is). Accommodatie is
steeds nodig, om schema’s verder te differentiëren. Dit is in alle (levens)fasen van belang.
- Assimilatie = waargenomen wordt met een bestaand begrip geïnterpreteerd (vliegruig: ‘kijk
vogel’, bisschop “kijk, de sint”, luciferdoosje is rammelaar)
- Adaptatie = leren aanpassen
Ken de verschillende stadia van het cognitieve ontwikkelingsmodel van Piaget, inclusief de
verschillende begrippen per stadium en deze begrippen illustreren aan de hand van voorbeelden
Sensomotorische fase (0-2 jr.):
- Denken ontstaat door doen (gebruik zintuigen, motoriek)
- Reflex wordt reflectie
- Zichzelf leren onderscheiden van voorwerpen en mensen
- Aanvankelijk alleen dat wat je kunt zien, bestaat. (als moeders gezicht bedekt is dan is ze
weg)
- Later ook mentale representaties: taal, fantasiespel, imitatie, objectpermanentie!
- Intelligentieontwikeling vindt dus basis in sensomotorische fase.
Objectpermanentie = het object is nog permanent aanwezig, ook al is het object niet meer zichtbaar.
Pre-operationele fase (2-6jr.):
Het vermogen tot mentale representatie breidt zich uit:
- Rijke fantasie:
Symbolische representatie (iets kan voor iets anders staan)
Fantasie en werkelijkheid lopen door elkaar heen
In toenemende mate anderen betrekken bij fantasie-spel -> egocentrisme neemt
gedurende deze fase geleidelijk af.
- (heb jij een broertje? Ja!) Heeft jou broertje ook een broertje? Nee!
- Snelle taalontwikkeling
- Verschijningvorm domineert het denken (centratie) -> conservatieproefje! Waarneming is
statisch, niet dynamisch, dat wil zeggen dat waarnmemingsbeelden worden niet in
samenhang geplaatst.
- Ontwikkeling van de fijne motoriek, complexere handelingen mogelijk
- Nog niet in staat om abstract, logisch of systematisch te denken.
- Begin van de gewetensontwikkeling, door afname egocentrisme.
Concreet-operationele fase (6-12 jr.):
- Logisch redeneren/denken mogelijk, alleen met bedoeling tot concrete, tastbare dingen,
VB. regel luidt: als het regent wordt alles wat buiten staat nat. Het regent, de auto
staat buiten. Conclusie: de auto wordt nat.
- Waarneming wordt in samenhang gezien:
Reversibiliteit, terug redeneren wordt mogelijk (giet water maar weer terug, dan zie
je dat het nog steeds dezelfde hoeveelheid is)
Conservatiebegrip: hoeveelheid blijft gelijk, ook als de vorm verandert.