Dit is een samenvatting van het boek: Basiskennis taalonderwijs. In deze samenvatting staan hoofdstuk 7, 9 en 10 beschreven. Dit zijn de hoofdstukken die je moet leren in Pabo 2.4.
Samenvatting Nederlands Pabo
2.4
Boek: Basiskennis taalonderwijs H7, 9 en 10
Hoofdstuk 7: Begrijpend lezen
Leesvaardigheden voor begrijpend lezen:
1. Bepalen van het leesdoel
2. Bepalen van de betekenis van woord (groep) en
3. Leggen van relaties in de tekst
4. Leggen van relaties buiten de tekst
5. Herkennen van de structuur van de tekst
6. Herkennen van de tekstsoort
7. Bepalen van het thema van de tekst
8. Vaststellen van het doel van de tekst
9. Beoordelen van de tekst
1. Bepalen van het leesdoel:
- Met welke bedoeling lees je een tekst
Informatie zoeken: gericht op namen en feiten
Mening vormen: gericht op het vinden van standpunten, het onderscheiden tussen meningen en
feiten, argumenten voor of tegen de logische opbouw van een redenering.
Ontspannen: gericht op (spannings) opbouw van de identificatie, tekst, sfeer tekening en verhaal
figuren.
Handeling uitvoeren: aanwijzingen zoeken voor gewenst gedrag of een heldere beschrijving van een
werkwijze.
2. Bepalen van de betekenis van woord (groep) en:
- Definities en/of synoniemen
- Delen van het woord
- Voor- of achtervoegsels
- Context
3. Relaties in de tekst leggen:
- Je maakt altijd gebruik van taal-denkrelaties.
De logische relaties die een lezer aanbrengt tussen woorden, woordgroepen en zinnen.
Het leggen van zo’n relatie valt onder de cognitieve taalfuncties
Voorbeelden:
A. Vraag-antwoordstructuren: hoe gaan we dat doen? We nemen gewoon iemand in dienst.
B. Chronologische volgorde: om 3 uur naar huis, daarna ga je naar bed.
C. Voorbeelden: een hemelbed is een meubelstuk
D. Vergelijkingen: ik ben ouder dan mijn broertje
E. Middel-doelrelaties: met een mobieltje ben je overal berijkbaar
F. Voorwaardelijke structuren: als je de volgende keer op tijd bent, zal ik het door de vingers
zien.
4. Relaties buiten de tekst leggen:
- Wat je leest leg je verbanden met de kennis die je al hebt.
Dit gebeurd meestal automatisch en onbewust.
, 5. Structuur van de tekst herkennen:
- Kinderen moeten inzien dat sommige teksten een vaste structuur hebben met steeds
dezelfde relaties tussen de delen.
6. Tekstsoorten herkennen:
- Opbouw
- Taalgebruik
- Begin van een tekst
Verdelen a.d.h.v. doelen:
Verhalende teksten: verzonnen gebeurtenissen of een persoonlijk verhaal. Amuseren.
Informatieve teksten: Doel is om informatie en kennis over de werkelijkheid te geven.
Directieve teksten: hoe moet je iets uitvoeren. Recept of handeling. Aanwijzingen en
instructies.
Beschouwende teksten: wat vind iemand van iets uit de werkelijkheid. Mening schrijver is van
belang. Commentaar of recensie.
Argumentatieve tekst: een ander proberen te overtuigen van iets. Iemand beïnvloeden en
overhalen.
7. Thema of hoofdgedachte vinden:
- De essentie van de tekst kunnen weergeven.
Dit doe je op drie niveaus.
A. Niveau van de zin: wat zijn de kernwoorden?
B. Niveau van de alinea: wat is de belangrijkste alinea?
C. Niveau van de totale tekst: wat is het onderwerp?
8. Doel van de tekst vaststellen:
- Wat is de bedoeling van de schrijver?
A. Informeren: informatie geven over een bepaald onderwerp.
B. Overtuigen: lezer haalt je over tot een mening.
C. Amuseren: lezer laat je een bepaalde emotie beleven.
D. Instrueren: lezer aansporen bepaalde handeling te verrichten.
9. Tekst beoordelen:
- Wat vind ik van de tekst en/of wat heb ik aan deze tekst?
- Teksten op hun waarde beoordelen.
Leesstrategieën:
1. Voorspellen
Bij voorspellen gaat het om de verwachting die de lezer heeft over het verloop van de tekst en daarbij
steeds de voorspelling controleert en zo nodig bijstelt.
2. Vragen stellen
Bij het vragen stellen bedenkt een lezer op grond van zijn voorkennis of leesdoel gerichte vragen bij
de tekst en zoekt tijdens het lezen naar de antwoorden.
3. Visualiseren
Bij visualiseren gaat het om het maken van een voorstelling van het verhaal in je hoofd.
4. Verbinden
De actieve houding van een lezer om de informatie uit een tekst in verband te brengen met zijn
voorkennis.
5. Samenvatten
Bij samenvatten geef je op een overzichtelijke manier de hoofdzaken van een tekst weer.
6. Afleiden
Bij afleiden gaat het om het tussen de regels door lezen, om het aanvullen van impliciete informatie.
- Voorkennis
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper lauramolendijk. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €6,48. Je zit daarna nergens aan vast.