Samenvatting van de katern 'Geschiedenis van de Democratische Rechtsstaat in Nederland' van de methode Feniks. Op het eind van elke paragraaf staat een overzicht met alle jaartallen die in de paragraaf genoemd zijn, in chronologische volgorde. Zo kun je een goed beeld krijgen van wanneer wat gebeur...
Oriëntatie
Tijdlijn:
1579 Unie van Utrecht
1581 Plakkaat van Verlatinghe
1588 Republiek der Verenigde Nederlanden
1798 Staatsregeling: eerste grondwet
1814 Koninkrijk der Nederlanden
1848 Grondwet van Thorbecke
1917 Algemeen mannenkiesrecht
1919 Algemeen vrouwenkiesrecht
1983 Sociale grondrechten in de grondwet
Hoofdstuk 1: Het denken over staat en onderdanen
Deelvraag: Wie waren in het verleden de belangrijke denkers over de verhouding tussen staat en
onderdanen en wat waren hun opvattingen?
1.1 De wortels van democratie
Griekenland was in de oudheid verdeeld in stadstaten, met Athene de grootste en invloedrijkste. Het
Grieks voor stadsstaat is polis, waar ons woord ‘politiek’ van afgeleid is. In de 5e eeuw v.Chr.
ontstond een systeem waarbij burgers invloed kregen, democratie. Dit was mogelijk doordat bijna
alle Atheense mannen konden lezen en schrijven.
Drie basisvoorwaarden democratisch bestuur:
- Voldoende onderwijs
- Vrije burgers (staatsman Solon schafte rond 600 v.Chr. de horigheid af)
- Betaalde functies (Perikles zorgde rond de 5e eeuw ervoor dat politieke functies betaald
werden)
Burgerrecht alleen voor mannen van 18 jaar en ouder.
Athene kende een directe democratie (burgers kunnen wetsvoorstellen doen en erover stemmen).
Ongeveer 15% had het burgerrecht.
In Rome kwam rond 500 v.Chr. bestuur onder leiding van jaarlijks gekozen consuls. Ze noemden het
een res publica (een gemeenschappelijke zaak). Macht in handen van de senaat, die bestond uit
leden van de rijkste Romeinse families. Hierdoor was Rome een oligarchie.
1.2 Staatsvorming in de middeleeuwen
In 476 v.Chr. kwam er een einde aan het West-Romeinse Rijk. De Franken stichtten een koninkrijk in
het voormalige Gallië. Hier ontstond het leenstelsel (of feodalisme). Sterke koningen (Karel de Grote)
konden hun leenmannen onder controle houden. Na zijn dood konden veel leenmannen hun macht
vergroten. Ze bestuurden meestal zelfstandig een gebied. Dit kon door gebrekkige infrastructuur en
de onmacht van vorsten.
De Engelse koning werd in 1215 gedwongen de Magna Carta te tekenen. Voor het eerst werd de
macht van een koning officieel gebonden aan op schrift vastgelegde afspraken.
In de late middeleeuwen vergrootte Lodewijk XI zijn macht ten koste van de adel. Door
belastingheffing ontstond er staatsvorming. Met dit geld kon de koning geschoolde ambtenaren
betalen en zijn leger van huursoldaten moderniseren. Naast Frankrijk wilden Bourgondië en het
Habsburgse Rijk ook de macht van de adel terugdringen.
In Bourgondië bestond sinds 1464 een Staten-Generaal. Daar werd aangeroepen op privileges
(voorrechten).
,1.3 Machiavelli over de macht van de vorst
Niccolo Machiavelli (1469-1527) werd in zijn denken beïnvloed door het humanisme. Zijn bekendste
boek is Il Principe (De heerser, 1513). Een machiavellistische politicus wordt gekenmerkt door
sluwheid. Bij hem geldt het motto: het doel heiligt de middelen.
Een vorst moest zowel een leeuw als een vos zijn. Hij had zowel sluwheid als kracht nodig.
1.4 Hobbes over de sterke staat
In de 16e en 17e eeuw streefden Europese vorsten naar meer macht en centralisatie van bestuur. De
macht van de adel nam hierdoor af. In de Nederlanden ontstond een langdurige strijd tegen koning
Filips II.
Thomas Hobbes (1588-1679) was een Engelse politieke filosoof. In de periode waarin hij leefde werd
Engeland verdeeld door burgeroorlogen. Hobbes’ politieke denkbeelden stonden in het teken van
angst voor burgeroorlogen en anarchie. Zijn centrale vraag was hoe vrede bewaard kon blijven. Deze
vraag werd beantwoord in zijn belangrijkste boek Leviathan.
Hobbes wou een denkbeeldige natuurtoestand waarin iedereen vrij en gelijk aan elkaar is. Om vrede
te bereiken moest ieder mens bereid zijn om zijn vrijheid op te geven en daarvoor een overeenkomst
te sluiten: het sociale contract. Hierin wordt overeengekomen dat iedereen het onbeperkte recht op
zelfverdediging overdraagt aan de Leviathan, een absoluut vorst of soeverein.
1.5 Locke over de grondrechten
In 1660 eindigde de republiek in Engeland onder leiding van Oliver Cromwell. Zijn bewind draaide uit
tot een militaire dictatuur. Na zijn dood werd de monarchie hersteld. Karel II werd koning.
John Locke (1632-1704) studeerde medicijnen aan Oxford. Hij trad als arts in dienst bij de hertog van
Shaftesbury. Deze hertog werd leider van een politieke oppositie, en na een mislukte opstand
vluchtten hij en Locke naar Nederland.
In 1688, na de Glorious Revolution, waarbij Willem III koning werd, keerden ze terug naar Engeland.
In zijn boek Two treatises on government (1689) werkte Locke het natuurrecht uit tot een theorie die
actief verzet tegen de koning mogelijk maakt. Zijn uitgangspunt was ook een natuurtoestand, waar
de natuurwet, door God ingesteld, ingevoerd was. Dit hield in dat iedereen zichzelf in stand moest
houden en ervoor moest zorgen dat de gehele mensheid kon voortbestaan.
Iedereen had grondrechten, zoals het recht op leven, vrijheid en bezit.
1.6 Montesquieu over de scheiding der machten
Charles Louis de Secondat (1698-1755) erfde de titel baron de Montesquieu. In zijn belangrijkste
werk De l’esprit des lois (over de geest van de wetten, 1748) onderscheidde Montesquieu drie
regeringsvormen:
- De republiek. Ofwel een democratie ofwel een aristocratie.
- De monarchie. Alleenheerschappij volgens de wet.
- De despotie. Alleenheerschappij gebaseerd op willekeur.
De staatsmacht zou in drie lichamen opgedeeld moeten worden (trias politica). De uitvoerende
macht, de wetgevende macht en de rechterlijke macht.
Naast deze scheiding is een evenwicht tussen de drie machten van belang. Dit is later uitgewerkt in
de Amerikaanse grondwet. De president heeft de uitvoerende macht, het Congres de rechtsprekende
macht en het Hooggerechtshof de rechterlijke macht. Centraal is het systeem van checks and
balances, waarbij voorkomen wordt dat de macht van een van de drie instanties te groot wordt.
, 1.7 Rousseau over de volkssoevereiniteit
Jean-Jaques Rousseau (1712-1778). Zijn belangrijkste werk is Le contrat social (het maatschappelijk
contract). Volgens Rousseau kon men een hogere vorm van vrijheid verwerven door de vrijheid van
de natuurtoestand in te ruilen voor de vrijheid van een politieke samenleving. Dat is alleen mogelijk
door volkssoevereiniteit (het aan allen in gelijke mate toekennen van het hoogste gezag). Rousseau
was ook voorstander van directe democratie. Burgers kunnen alleen maar vrij zijn als ze zelf de
wetten maken.
1.8 Smith over de economische vrijheid
In de tweede helft van de achttiende eeuw begon in Engeland en Schotland de industriële revolutie.
Het boek van de Schotse econoom Adam Smith (1723-1790), Inquiry into the nature and the causes
of the wealth of nations, is een pleidooi voor het afschaffen van handelsbeperkingen en voor een zo
groot mogelijke economische vrijheid. Het verwerpt het mercantilisme.
De economische en politieke opvattingen van Adam Smith zijn in de negentiende eeuw
overgenomen door liberalen. Zijn visie op de taken van de staat zijn terug te vinden in het idee van
de nachtwakersstaat.
1.9 Marx over de klasseloze maatschappij
De arbeidsomstandigheden en de rechtspositie van arbeiders in de negentiende eeuw waren
erbarmelijk slecht. Karl Marx (1818-1883) wilde deze maatschappelijke achterstand opheffen.
Zijn uitgangspunt is de theorie van het historisch materialisme. Hij verklaart dat alle geestelijke
uitingen van de mens zoals politiek, godsdienst en wetenschap een weerspiegeling zijn van de
bestaande materiële verhoudingen. De bezitters van materie bepalen dus hoe de staat in een
bepaalde samenleving is georganiseerd.
Tijdlijn hoofdstuk 1
-500 Ontstaan van democratie in Athene
-500 Rome wordt een republiek
1215 Magna Carta
1515 Machiavelli: Il Principe
1651 Hobbes: ‘Leviathan’
1689 Locke: Two treatises on government
1748 Montesquieu: De l’esprit des lois
1762 Rousseau: Du contrat social
1776 Smith: An Inquiry into the Nature and Causes of the Wealth of Nations
1787 Amerikaanse grondwet
1848 Marx: Het communistisch manifest
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper tilburgsamenvattingen. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €4,99. Je zit daarna nergens aan vast.