lOMoAR cPSD| 2668334
, lOMoAR cPSD| 2668334
Ontwikkelingspsychologie alle colleges scheidegger 2023 met alle afbeeldingen
College 1: ontwikkelingstaken in Baby en Peutertijd 0-4 jaar
- Tijdens deze periode gebeurd het meeste aan ontwikkeling
- Motorische ontwikkeling van niets tot 15 maanden later zelfstandig lopen.
- Neurologische rijping Myelinisatie gaat plaatsvinden
- Hiernaast veel oefening (het doen) ontwikkeling van spierkracht.
2 ontwikkelingslijnen in vroege motorische (groei) ontwikkeling:’
1. Cefalo – caudale wet (van boven naar beneden) hoofd armen borst benen
2. Proximo – distale wet (van dichtbij naar veraf) schouder elleboog pols vingers
Grove en fijne motoriek: Grove start eerder (staan, voortbewegen enz.), later fijne motoriek
(hand/oog coördinatie). Oftewel het ontwikkelt zich van grof naar fijn.
Ontwikkeling houdt verband met myelinisatie:
Lateralisatie: hersenhelften (hemisferen) gaan zich specialiseren (van 4 tot ongeveer 10 jaar). Je gaat
voorkeuren opbouwen. Naast handvoorkeur (links/rechts) en ook bijv. bij opnemen telefoon, welk
oor gebruik je? Bij 90% dezelfde kant als waarmee je schrijft.
Ook heeft lateralisatie invloed op de cognitieve ontwikkeling. Links zit meer de taal en analytisch
denken. Rechts zit vooral intuïtie, creatief proces en ruimtelijk inzicht.
Neurologische rijping en motorische ontwikkeling:
Hemisferen (hersenhelften) onderdeel van de cortex
- Communicatie verloopt contralateraal (links staat in verbinding met rechter deel lichaam en
rechts met links) Beide hersenhelften zijn qua vorm niet exact hetzelfde. (oftewel ze
verschillen qua functie en vorm)
• Rechts- en linkshandigheid
• Taal en logica (links), intuïtie en ruimtelijk inzicht (rechts)
Communicatie tussen hemisferen
- Zelfstandige functies, maar ook communicatie (en samenwerking) tussen hemisferen. (via
corpus callosum, hersenbalk tussen de twee hersenhelften) (als kinderen het kruipstadium,
samenwerking hersenhelften, niet goed doorlopen, kan dit invloed hebben op leren en
schrijven)
- Experiment met ‘gespleten brein’ (Sperry, 1968) Ook toegepast bij epilepsie – mogelijk door
plasticiteit van de hersenen.
Stadia motorische ontwikkeling:
Asymmetrische fase: (hersenhelften werken nog niet samen bijv. 1 arm strekken dan buigt de
ander, 1 hand knijpt dan de ander strekt)
0-3 maanden: kijkstadium (hoofd) bewegen m.n. reflexmatig (bijv. vinger in knuistje en baby
knijpt, zuigreflex)
3-6 maanden: grijpstadium (armen) verschillend van grijpsreflex (dingen willen pakken en
vasthouden)
, lOMoAR cPSD| 2668334
6-9 maanden: zitstadium (romp)
7-12 maanden: kruipstadium (benen)
12-15 maanden: loopstadium (evenwicht)
Symmetrische fase: (beide lichaamshelften zijn elkaars spiegelbeeld, werken met twee
handen)
2-4 jarige: rennen, fietsen op driewieler, op de tenen lopen
Lateralisatiefase: (Voorkeur voor een kant, gaan met 1 hand werken)
4-7 jarige: huppelen, hinkelen, fietsen
Voorkeursfase: (1 hand doet iets anders dan de andere hand)
7-11 jarige: vloeiende grove en fijne motoriek
Er zijn verschillende testen op motoriek. Bij uitkomst achterlopende motoriek zijn er oefeningen te
doen om dit bij te halen. Als een kind erg veel achterloopt vanuit een stoornis is dit niet in te halen en
zal een kind en uiteindelijk volwassene hiermee moeten leren leven of compenseren.
Verschil in (psycho)motoriek tussen jongens en meisjes:
- De motoriek komt bij meisjes sneller in ontwikkeling dan bij jongens.
- Meisjes geneigd te doen “wat hoort” en wat verwacht wordt.
- Jongens geneigd (naar eigen inzicht) te experimenteren
Er zijn ook verschillen op andere gebieden:
- Grove vs. fijne motoriek (meisjes zijn sneller beter is fijne motoriek)
- Uitingsvormen (jongens zijn fysieker, meisjes wat rustiger)
- Risicogedrag (jongens ondernemender, impulsiever)
- Spelvormen (“hard” speelgoed, gamen)
- Omgang met anderen (bij jongens fysiek, vechten. Veel vriendjes, spelen in grote groepen. Bij
meisjes hoe populair ben je?, hoe sta je in de groep, meer één op één vriendschappen)
• Verschillen door nature of nurture? Allebei
Sociaal-emotionele ontwikkeling (hechting):
- Hoe vertrouwd voel jij je met mensen om je heen.
- Hechting is met 8 á 9 maanden afgerond. De eerste 9 maanden tot een jaar zijn voor de
hechting bepalend/doorslaggevend. De jaren erna zijn ook belangrijk om je kind in een veilige
omgeving op te voeden en er te zijn voor ze.
Hechtingsrelatie en hechtingsgedrag:
- Gericht op mensen: Focus op gezicht, borst(voeding en contact), geur en stem van moeder
(een baby hecht zich aan mensen)
- Hechtingsgedrag (Bowlby): Willekeurigheid (tot ongeveer 3 maanden) maakt niet uit wie,
Eenkennigheid (3-6 maanden) voorkeur beperkt aantal verzorgers, actief nabijheid zoeken bij
verzorgers, scheidingsangst (6 maanden – 3 jaar) (huilen, achteraan kruipen), veilige
basisgedrag (vanaf 3 jaar) vertrekken is mogelijk (veilige basis/vertrouwen op terugkomst)