Geschiedenisexamen samenvatting VWO 16 mei 2022
Tijdvak 1 t/m 10
Historische contexten
Hoofdstuk 1 De tijd van jagers en verzamelaars (tot 3000 v.C.)
-De levenswijze van jager-verzamelaars
-Het ontstaan van landbouw en landbouwsamenlevingen
-Het ontstaan van de eerste stedelijke gemeenschappen
De tijd van jagers en boeren wordt ook wel de prehistorie (voorgeschiedenis) genoemd, de
periode voor 3000 v.C. toen het schrift nog niet bestond. Hierdoor weten we veel over hun
cultuur maar veel minderen over hun denken. Zo’n 6 miljoen jaar geleden ontstonden
mensachtigen in Afrika waarna zo’n 2 miljoen jaar geleden de eerste mensensoorten
ontstonden, deze leefden in een samenleving van jager-verzamelaars, andere
mensensoorten zoals de Neanderthalers stierven op een gegeven moment uit. Na vele
innovaties m.b.t voedsel bleef nog 1 mensensoort over 200.000 jaar geleden in Oost-Afrika,
de moderne mens (homo sapiens/ de denkende mens). Vanaf 50.000 v.C. verspreidde hij
zich naar Azië en later Europa en Australië, waarna die ergens tussen 30.000 v.C. en 15.000
v.C. overstak naar Amerika. Er was een duidelijke rolverdeling tussen man en vrouw, dit was
gebaseerd op biologische factoren (spierkracht, obstakels zoals zwanger zijn en borstvoeding
geven). Dit zorgde ervoor dat mannen zich bezighielden met de jacht en verdediging tegen
andere mensen. Vrouwen zorgden voor de kinderen en verzamelden plantaardig voedsel.
Hierdoor waren zij nomaden en hadden dus weinig bezit. Verder hadden ze in deze tijd
alleen nog maar grove werktuigen zoals stenen bijlen, pas vanaf 50.000 v.C. maakte zij
ingewikkelder werktuigen zoals pijlen en bogen. Ook begonnen ze kleding te naaien en
hutten en tenten te bouwen waardoor ze zich in de ijstijd over Europa konden verspreiden.
Hun gedachten uitten ze in kunst zoals wandschilderijen of beeldjes, vaak stelden de
tekeningen een god voor die moest helpen bij bijvoorbeeld de jacht. Deze kunst laat zien dat
de cultuur van jager-verzamelaars ingewikkelder werd omdat mensen gingen denken in
symbolen.
Na de laatste ijstijd (100.000-10.000 v.C.) ontstond in het Midden-Oosten vanaf 9000 v.C. in
een gebied genaamd de vruchtbare halve maan, deze gebeurtenis heet een revolutie. Dit
ontstond door er een klimaat van zachte winters en warme droge zomers ontstond waar
granen en peulvruchten goed in kunnen groeien. Dit begon met vijgen, gerst en
verschillende soorten tarwe. Na de akkerbouw ontstond rond 8000 v.C. de veeteelt, eerst
met geiten en schapen en al snel gevolgd door varkens en runderen. Landbouw werd steeds
gevarieerder, vanaf 4000 v.C. werden zelfs voor het eerst paarden gehouden. Migranten
verspreiden vanuit het Midden-Oosten de landbouw, ook vond de landbouwrevolutie in
bepaalde gebieden zelfstandig plaats zoals in China en Midden-Amerika. Op een gegeven
moment werden wilde planten gedomesticeerd. Een andere oorzaak voor het ontstaan van
de landbouw is dat bepaalde dieren waarop werd gejaagd, verdwenen. Door plant- en
dierverdeling en technische vooruitgang, zoals de uitvinding van de ploeg, namen de
opbrengsten toe en hield de bevolkingsgroei aan. Door deze revolutie ontstond de
landbouwsamenleving, ze kregen een sedentaire leefwijze. Ze woonden in groepen en zo
,ontstonden de eerste autarkische dorpen. Mensen hadden nu bezit, denk aan grond en
nijverheid, maar ook slaven. Hierdoor kregen sommigen meer aanzien en macht dan
anderen. Doordat bezit erfelijk werd, groeide de sociale ongelijkheid. Belangrijke mensen
werden begraven in hunebedden. Mensen in die tijd vereerden hun dode voorouders en
gaven ze grafgiften voor het hiernamaals. Ze geloofden dat de doden leefden als geesten die
hun geluk of kwaad kon brengen. Daarnaast geloofden ze in natuurgodsdiensten, goden die
samenvielen met natuurverschijnselen. Om de goden tevreden te houden, voerden ze vaak
rituelen uit zoals dansen, zingen en offeren.
Toen de bewoners stopten met het leven van landbouw, werden dorpen, steden. De eerste
steden ontstonden langs rivieren zoals de Eufraat en de Tigris in Mesopotamië
(tweestromenland), hier leefde het volk van de Soemeriers. De oudste stad ooit is Eridu.
Deze steden ontstonden doordat boeren op de vruchtbare grond langs rivieren meer
voedseloverschotten produceerden. Zo ontstond de landbouwstedelijke samenleving. Het
volk moest een organisatie hebben om ervoor te zorgen dat de rivieren in het voorjaar niet
overstroomde en het land in de hete droge zomers werd bevloeid, zo ontstond een elite.
Door deze ingewikkelde organisatie ontstond ook het spijkerschrift. In steden waren mensen
gespecialiseerd in een ambacht. Steden waren afhankelijk van handel, Dilmu (Bahrein) was
de belangrijkste markt in het Perzische Golfgebied. In Egypte ontstond rond 3000 v.C. 1 staat
met een farao. In Mesopotamië had je wel vele stadstaten, hun koningen waren vaak ook
opperpriester, dit versterkte hun gezag aangezien ze in nauw contact met de goden stonden.
Boeren moesten hun oogst afstaan aan de staat als een soort ‘belasting’. Hierdoor kon de
overheid voedsel verstrekken aan ambtenaren etc. De Soemeriers hadden een hoge
beschaving met een polytheïstische godsdienst.
De tijd van Grieken en Romeinen (3000 v.C. - 500 n.C.)
-De ontwikkeling van wetenschappelijk denken en het denken over burgerschap en politiek
in de Griekse stadstaat
-De klassieke vormentaal van de Grieks-Romeinse cultuur
-De groei van het Romeinse imperium waardoor de Grieks-Romeinse cultuur zich in Europa
verspreidde
-De confrontatie tussen de Grieks-Romeinse cultuur en de Germaanse cultuur van
Noordwest-Europa
-De ontwikkeling van het jodendom en het christendom als de eerste monotheïstische
godsdiensten.
Het alfabet ontstond rond 750 v.C. door de Grieken/Feniciërs. De grootste Griekse werken
zijn de Ilias en de Odyssee. De tijd van de Grieken en Romeinen waarin het schrift is ontstaan
wordt ook wel de oudheid genoemd. De Minoïsche beschaving (Kreta) is de eerste in Europa
(2000-1700 v.C.) Hun schrift werd op kleitabletten geschreven en is nauwelijks ontcijferd.
Vanaf 1500 v.C. heersten de Grieken over Kreta en ontstond de Griekse beschaving, deze
werd de Myceense beschaving genoemd en werd gedomineerd door krijgsheren (basileus).
Ze voerden in de 13e eeuw v.C. oorlog tegen de Hittieten om Troje. De Myceense beschaving
ging in de 12e eeuw v.C. ten onder. Later kwam een nieuwe Griekse beschaving die leefden
in stadstaten (poleis). Er was een bloeiende economie met een snelle bevolkingsgroei. Er
was overbevolking waardoor vele Grieken koloniën stichtten aan de kusten van de
,Middellandse en Zwarte zee. Door de gezamenlijke cultuur zoals de taal, verhalen, goden en
evenementen zoals de Olympische spelen voelden de Grieken zich 1. Dankzij de kolonisatie
en het gebruik van een gemeenschappelijke munt (drachme) groeide de Griekse handel,
nijverheid en welvaart. Vanaf de 5e eeuw v.C. kwam de Griekse cultuur tot bloei, de
beschaving wordt ook klassiek genoemd omdat de gedachten en vormen ervan later zo goed
zijn gevonden dat ze werden nagedaan. Het beroemdste klassieke gebouw is het Parthenon.
Er werd gebouwd in 3 stijlen: de Dorische stijl (sobere en dikke zuilen), de Ionische stijl
(slanke zuilen met een voetstuk en een bovenstuk met sierlijke krullen), en een Korintische
stijl (met bladeren). Griekse kunstenaars studeerden het menselijk lichaam en maakten
beelden met natuurlijke houdingen en levendige gezichten, dit week af van de stijve en
emotieloze beelden van voor de klassieke tijd. De antieke Grieken voelden zich verbonden
met elkaar en hadden afkeer tegen niet-Grieken die barbaren werden genoemd. Ze werden
pas in 338 v.C. verenigd in 1 rijk door de onderwerping door Macedonië. Alexander de Grote
kreeg een Griekse opvoeding en veroverde met Griekse soldaten Egypte en het Perzische
rijk, hier werd Alexandrië gesticht. Dit was het begin van de verdere verspreiding van de
Griekse cultuur. Na zijn dood viel het rijk uiteen maar een Griekse elite heerste nog wel over
de inheemse bevolking. Sommige poleis waren monarchieën, anderen waren een
aristocratie, anderen oligarchieën en soms zelfs tirannieën. In Athene joeg politicus
Kleisthenes de laatste tiran uit de stad en maakte van Athene in 507 v.C. een democratie.
Athene werd een directe democratie. De volksvergadering besloot voortaan over wetten,
controleerde en koos de bestuurders. De burgers mochten zelf stemmen en spreken in de
volksvergadering. Voor een geldig besluit moesten 6000 autochtone vrije mannen aanwezig
zijn. Socrates vond de democratie geen goed idee, volgens hem spraken de politici het volk
naar de mond. Zijn leerling Plato vond dat de massa zich liet leiden door emoties en
hebzucht en dat een elite van bekwame mensen de macht moest krijgen. Plato’s leerling
Aristoteles vond het wel oké. Hij vond een goede regering zich hield aan de wet en het
algemeen belang vooropstelde, dat kon een aristocratie, monarchie of democratie zijn. Hij
vond wel dat als politici en kiezers zich lieten leiden door eigenbelang en willekeur, de
democratie een slecht idee was. De Grieken verklaarden veel met verhalen over goden. Later
dachten de Griekse denkers dat het een menselijk bedenksel was mede doordat de goden
vele menselijke eigenschappen hadden zoals jaloezie. Hierdoor ontwikkelden filosofen vanaf
de 6e eeuw v.C. een rationele manier van denken. Ze dachten over abstracte begrippen en
zo kwamen er bepaalde wetmatigheden door onder andere Pythagoras en Hippocrates.
Rome werd in de 4e eeuw v.C. een republiek. Het bestuur was gebaseerd op het principe dat
de macht gedeeld moest worden en de machthebbers snel afgelost moesten worden. De
machtigste bestuurders waren de twee consuls, die voor een jaar werden gekozen door een
volksvergadering en alleen konden werken met toestemming van de senaat (vergadering van
mannen uit aanzienlijke families). De stadstaat Rome veroverde Midden- en Zuid-Italië
waarna de expansie naar het buitenland ontstond. De Romeinen hadden een enorm rijk
veroverd. Dit kwam doordat zij verslagen volken aan zich wisten te binden. Sommige
overwonnenen werden Romeins burger met alle rechten die erbij horen. Romeinen gingen
ook samenwerken met verslagen vijanden, hierdoor hadden ze een sterk leger. Uiteindelijk
stortte de Romeinse republiek in de 1ste eeuw v.C. in. Succesvolle legeraanvoerder werden
te machtig en konden niet meer in de hand gehouden worden door de senaat. Na vele
burgeroorlogen kreeg Julius Caesar de macht en werd in 44 v.C. dictator. Hij werd vermoord
door de senaat en de nieuwe burgeroorlog werd door zijn achterneefje en geadopteerde
, zoon Octavianus gewonnen. Hij deed voorzichtiger dan zijn oom en noemde zichzelf princeps
(eerste burger) en liet de instellingen van de republiek bestaan. Hij begon in 27 v.C. het
Romeinse keizerrijk en liet zich kronen tot keizer en werd imperator genoemd, verder nam
hij de naam Augustus (verhevene) aan. Hierna waren twee eeuwen van rust en vrede, de pax
Romana. Generaals bestreden elkaar niet meer want de keizer was ook opperbevelhebber
van alle strijdkrachten. Militairen kregen soldij van de overheid dus ze hoefden niet meer te
plunderen en te roven. De keizer benoemde ook gouverneurs (bestuurders van de
provincies), ze moesten zijn advies opvolgen en hem verantwoording afleggen. Deze
gouverneurs gaven leiding aan inheemse elites die steden bestuurden en belasting
ophaalden. Door de pax Romana ontstond in Rome een multiculturele samenleving.
Romeinen namen veel over van de Grieken waardoor een Grieks-Romeinse cultuur
ontstond. Hun eigen goden stelden ze gelijk aan de Griekse goden. Romeinen geloofden dat
hun staat werd beschermd door hun staatsgoden waardoor bestuurders en ambtenaren ook
aanhanger moesten zijn van de Romeinse staatsgodsdienst, wel was er godsdienstige
tolerantie voor de rest. Ze moesten wel alsnog ook de staatsgoden en de keizer vereren.
Griekse wetenschappers en schrijvers treden in Romeinse dienst, belangrijke medicus waren
Dioscorides en Galenus. Romeinse beeldhouwers ontwikkelden ook een eigen vormentaal.
Romeinse beelden waren veel realistischer dan de perfecte Griekse beelden, ze mengden
wel Griekse elementen met die van henzelf. Het bekendste gebouw van deze tijd is het
Pantheon of Colosseum. In het Oosten bleef de voertaal Grieks en in het westen was dat het
Latijn. Het leger speelde een belangrijke rol bij de romanisering. Veel soldaten werden ver
weggestuurd en kregen daar dan kinderen en hadden een vrouw en bleven er soms zelfs
wonen. Ook inheemse elite’s hielpen bij de romanisering. Lokale bestuurders en rijke
kooplieden en grootgrondbezitters gingen in het westen Latijn spreken, namen Latijnse
namen aan en gingen zich gedragen als Romeinen. Mensen waren trots dat ze Romeins
burger waren en dezelfde rechten hadden als alle andere burgers in het Romeins Imperium.
Het verlenen van het burgerrecht aan mensen van ver buiten Rome hielp ook bij de
romanisering, in 212 n.C. kregen alle vrije mannen in het Romeinse rijk het burgerrecht
De geschiedenis van het jodendom staat in de Tenach, deze staat ook in het Oude Testament
van de Bijbel. Het zijn monotheïstische geloven. Nadat Judea onderworpen was, ontstond de
Joodse diaspora (verspreiding). Ze geloofden dat er een Messias (koning) zou komen,
gestuurd door god. Hierdoor ontstond in 66 n.C. een opstand tegen de Romeinen, die de
joden verloren en hun tempel werd ook verwoest. Na nog een opstand werd Jeruzalem van
de Romeinen en was het verboden voor Joden om daar te komen. Jezus van Nazareth werd
volgens de Romeinen in 30 n.C. op bevel van de Romeinse gouverneur Pontius als
misdadiger gekruisigd. Volgens Paulus van Tarsus was Jezus de Christus (Messias) en kon
iedereen door zich te laten dopen ‘christen’ worden. Hij maakte de verering van Jezus los
van het jodendom en zo ontstond het christendom. Paulus bekeerde ook mensen.
Christenen moesten de dood opvatten als een nieuw begin, zo werd dit een populair geloof.
Volgens de Romeinen hoefden de Joden niet de keizer en staatsgoden te vereren maar de
Christenen moesten dit wel, zij probeerden immers iedereen te bekeren en kregen
aanhangers in alle lagen van de bevolking. Daarnaast keurden Christenen de Romeinse
waarden en normen af, ze verheerlijkten bijvoorbeeld armoede. Paulus werd door keizer
Nero onthoofd, andere Christenen stierven als martelaar. In 313 gaf keizer Constantijn de
christenen godsdienstvrijheid, hij werd zelf ook christen. In 380 maakte keizer Theodosius
van het christendom de nieuwe staatsgodsdienst. In 392 werden alle geloven behalve het