Periode 4: Tentamen Mens en Omgeving
Bronnen: boek Sociale Psychologie, handboek Groepsdynamica, Management, Organisatie
en gedrag, verschillende artikelen
Week 1
Sociale psychologie; 1.1 Sociale invloed
1.1.1 Psychologie van het dagelijks leven
Sociale psychologie:
A. Wetenschappelijke studie
a. Objectief waarnemen. Sociaal psychologen maken gebruik van systematisch
onderzoek
B. Gedachten, gevoelens en gedragingen
a. Zichtbare en onzichtbare processen. Gedachten en gevoelens zijn van invloed
op het gedrag
C. Invloed
a. Doelbewust (denk aan reclames). Maar ook automatisch en onbewust invloed
van anderen. Invloed door bepaalde gedachten.
b. Onbewust: op straat kijken allemaal mensen omhoog, hierdoor ga jij ook
omhoog kijken
D. Werkelijke of voorgestelde aanwezigheid van andere mensen
a. Mensen worden niet zozeer beïnvloed door wat andere mensen feitelijk
vinden, maar door te denken wat andere mensen vinden. Mensen
interpreteren het gedrag van anderen.
1.1.2 Definitie sociale psychologie
Sociale psychologie is de wetenschappelijke studie van de manier waarop de gedachten,
gevoelens en gedragingen van mensen worden beïnvloed door de werkelijke of voorgestelde
aanwezigheid van andere mensen.
Het dagelijks leven is geen sociale psychologie; de observaties zijn namelijk subjectief; iets
wat jij waarneemt, hoeft niet hetzelfde te zijn als wat een ander waarneemt. Ook zijn er
vooraf geen duidelijke spelregels afgesproken voor het verzamelen en interpreteren van
informatie.
Sociaal psychologen zijn niet alleen geïnteresseerd in het uiterlijk zichtbare, waarneembare
gedrag van mensen, dus alles wat mensen doen, maar ook in de onzichtbare processen die
zich ‘tussen de oren’ van mensen afspelen: het voelen en denken.
Mensen worden niet zozeer beïnvloed door wat anderen vinden, maar door wat ze denken
dat anderen vinden, dat wil zeggen, door hun eigen interpretaties van het gedrag van
anderen.
1
,1.1.3 Kuddedieren
Mensen zijn groepsdieren (kuddedieren). Er zijn onderzoekers die zelfs zeggen dat mensen,
samen met enkele uiterst sociale insectensoorten (zoals mieren), van alle dieren de meest
complexe sociale netwerken vormen en het meest afhankelijk zijn van hun soortgenoten.
o Need to belong: mensen zijn het nageslacht van anderen die bij de groep bleven, zich
aanpasten aan elkaar en het belangrijk vonden om een goed groepslid te zijn en erbij
te horen. Dit zit nog altijd ingebakken in de mens en beïnvloedt ons gedrag
o Kameleon-effect: het overnemen van bewegingen van anderen. Automatische
imitatie is een kenmerk van alle sociale dieren
o Spiegelneuronen: hersencellen die de activiteiten en ervaringen van anderen
weerspiegelen in het eigen brein. Als we andere mensen waarnemen, worden bij
onszelf de bijbehorende hersengebieden geactiveerd
Door de weerspiegeling van de ervaringen en reacties van anderen bij onszelf begrijpen we
beter wat anderen ervaren, ook als we het zelf niet rechtstreeks ondervinden. Dit
mechanisme wordt dan ook gezien als de basis van empathie. Door bijvoorbeeld de
gezichtsuitdrukking over te nemen van iemand die verdrietig is, kun je je beter verplaatsen
in die ander: doordat je dezelfde spieren in je gezicht gebruikt die met verdriet geassocieerd
zijn, voel je zelf ook iets van de emotie.
o Emotionele besmetting: mensen nemen automatisch de gevoelens van anderen over.
Vaak uiten ze dat in de bijbehorende gedragingen.
o Social tuning: onbewust op elkaar afstemmen van gedrag
o Mensen onbewust besmetten met: stemmingen en gevoelens, meningen en
overtuigingen, snelheid (bijvoorbeeld lopen, eten, praten), gedrag en
gewoontes en bewegingen, lichaamshouding en mimiek
1.1.4 Lekenpsychologie
o Handsight bias: als je eenmaal iets weet, voelt het vaak alsof je het altijd al wist. Dit
wordt ook wel het ‘wijsheid achteraf’ effect genoemd
o Romantische attractie: waarom vallen mensen op elkaar en beginnen ze een relatie?
Kunnen we voorspellen of 2 mensen zich tot elkaar aangetrokken voelen, of is het
allemaal een kwestie van een magische klik waar de wetenschap niets zinnigs over
kan zeggen?
o Self-fulfilling prophecy: verwachtingen die we hebben over onszelf of over anderen
kunnen ertoe leiden dat we ons onbewust zo gaan gedragen, dat die verwachtingen
ook daadwerkelijk uitkomen
o Romantische attractie: tegenpolen trekken elkaar aan (verzonnen)
o Logisch: relatie is spannender/minder voorspelbaar/vullen elkaar aan
o Niet logisch: dom – slim/gesloten – extravert/ links- en rechtsdenkend etc.
o Ieder onderzoeksresultaat kan aannemelijk en zelfs vanzelfsprekend lijken
o Eerste indruk is niet de beste gebaseerd op het uiterlijk en stereotypen
2
, o Fysieke aantrekkelijkheid kan een effect zijn van self-fulfilling prophecy; fysiek
aantrekkelijke mensen zouden betere sociale vaardigheden hebben. Uiterlijk heeft
veel invloed op de waarneming
o Slijmen: om iets voor elkaar te krijgen; effectief zolang het niet ‘te’ wordt
o ‘Hard to get’ spelen: het tegenovergestelde van slijmen
o Aantrekkelijkheid wordt vergroot wanneer het moeilijk te krijgen is (onderzoek
Walster). Wanneer men het al aantrekkelijk vond, wordt het nog aantrekkelijker als
het moeilijk te krijgen is. Niet alles wordt aantrekkelijker (bijvoorbeeld een
schorpioen als huisdier)
1.2 Het sociaal-psychologisch perspectief
Sociale psychologie bestrijkt een zeer breed spectrum van onderwerpen en thema’s.
Tegelijkertijd is er ook sprake van een duidelijke beperking in de uitgangspunten die worden
gehanteerd bij onderzoek en theorievorming. Sociaal psychologen hebben een bepaalde kijk
op de mens.
1.2.1 De kracht van de situatie
Het gedrag van de mens is het resultaat van zowel interne als externe factoren:
o Interne factoren: persoonlijkheidseigenschappen, drijfveren en intenties
o Externe factoren: druk vanuit de omgeving en normen die in een bepaalde situatie
gelden
Sociaal psychologen veronderstellen dat mensen sterk worden beïnvloed door de situatie
waarin ze zich bevinden (sociale omgeving); de externe factor.
o Seizure-experiment: (epileptische aanval) onderzoek van sociaalpsychologen Darley
en Latané. Experiment in een ruimte waarbij onderzocht werd wanneer mensen
reageerden en waardoor dit beïnvloed werd.
o Naarmate er minder mensen aanwezig lijken, bieden mensen vaker en sneller hulp
(omstander-effect) bystander-effect. Een van de oorzaken hiervan is dat mensen
zich niet persoonlijk verantwoordelijk voelen hulp te bieden, wanneer er anderen in
de buurt zijn.
o Er is onduidelijkheid wie moet helpen, en uiteindelijk denkt iedereen: iemand anders
zal het wel doen diffusion of responsibility; niemand voelt zich verantwoordelijk
omdat de verantwoordelijkheid verspreid is over meerdere mensen
Een andere reden waarom mensen niet helpen, is dat ze elkaar automatisch nadoen
(kuddedieren). Ze nemen aan dat als niemand iets doet, het wel niet zo erg zal zijn.
3
, 1.2.2 De interpretatie van de situatie
Je reactie in een noodsituatie wordt in hoge mate beïnvloed door kenmerken van de
omgeving. Een persoonlijkheidspsycholoog zou zich afvragen waarom sommige mensen
eerder helpen dan andere mensen en met welke persoonlijkheidsvariabelen dit samenhangt.
Een ontwikkelingspsycholoog zou zich afvragen of mensen in de loop van hun ontwikkeling
hulpvaardiger tegenover anderen worden en een sociaal psycholoog vraagt zich af welke
kenmerken van de situatie maken dat mensen een ander al dan niet helpen. Een belangrijk
uitgangspunt in de sociale psychologie is dat het gedrag van mensen sterk wordt bepaald
door de situatie waarin ze zich bevinden en door andere mensen in hun omgeving.
Kurt Lewin benadrukte het belang van de subjectieve situatie, dat wil zeggen de situatie
zoals deze door iemand wordt waargenomen, geïnterpreteerd en soms zelfs verdraaid.
Het zijn dus niet de objectieve kenmerken van de situatie zelf waar mensen op reageren,
maar hun eigen interpretaties ervan.
o Sociale cognitie: de manier waarop mensen hun sociale omgeving waarnemen en
interpreteren. Ons denken (cognitie) over de sociale omgeving
We maken allerlei toevoegingen bij de dingen die we waarnemen. Dit hangt onder meer af
van je eigen geschiedenis, persoonlijkheid, je gevoeligheden en je behoeftes. Daarnaast
filteren we ook dingen weg of veranderen we dingen. Het eerste basisprincipe van
informatieverkering is dat mensen betekenis geven aan wat ze zien, ze zoeken een
samenhang. Mensen nemen alleen het gene op wat van belang is.
o Cognitieve capaciteit: deze wordt zo efficiënt mogelijk gebruikt. We kunnen niet alles
gedetailleerd en genuanceerd bekijken. Alleen wanneer iets echt van belang is om te
weten, staan we er langer bij stil
Er wordt een globaal beeld gecreëerd van datgene wat/wie er voor jou niet zo toe doet. De
informatie wordt snel en grof (‘quick and dirty’) verwerkt. Gevolgen: selectie, aanvulling en
verdraaiing.
Het tweede basisprincipe van informatieverwerking: mensen gaan zo efficiënt en
pragmatisch mogelijk om met hun aandacht; wanneer iets of iemand niet zo heel belangrijk
is, letten ze minder goed op, waardoor hun beeld eerder onvolledig of onjuist zal zijn.
Hierdoor blijft er voldoende capaciteit over voor die dingen die van belang zijn om te weten.
Mensen zien vaak vooral wat ze verwachten te zien. Daarnaast zien ze ook eerder wat ze
graag willen zien. We spreken dan van wishful thinking (wens-denken) of, in sociaal
psychologisch jargon, motivated reasoning; je denkt dat iets zo is, omdat je het hoopt/wenst
en omdat het strookt met je motieven en belangen. We komen hiermee bij het derde
4