Leerdoelen FMH.
Week 1.
- Kan de organisatie en doelstellingen van het zorgproces in de acute fase na een CVA benoemen.
o Organisatie:
Stroke unit die bij voorkeur is ingebed in een stroke service
Behandelen op een ziekenhuis stroke unit leidt tot een aanzienlijk lager risico op
overlijden en een vermindering van de ADL-afhankelijkheid in vergelijking met
behandelen in niet-gespecialiseerde behandelcentra. Zo daalt met opname op
een ziekenhuis stroke unit het overlijdensrisico met gemiddeld 18%, neemt de
opnameduur af met gemiddeld 8% en heeft de patiënt 20% meer kans om weer
zelfstandig thuis te kunnen gaan wonen.
o Doelstellingen:
Deze fase wordt gekenmerkt door medische diagnostiek, voorkomen van progressieve
schade aan de hersenen en secundaire complicaties. Er wordt gestreefd naar tijdige
mobilisatie en vroegtijdig geïnitieerde revalidatie.
- Kan benoemen welke rol en taken de fysiotherapeut heeft in de premobilisatie fase bij een patiënt met
CVA.
o Taken:
Vastleggen van zorginhoudelijke gegevens (incl. beoogde functionele doelen, rapporteren
van deze doelen aan het CVA-team of verwijzend arts)
Zich op de hoogte houden van het interdisciplinair vastgelegd revalidatiebeleid
Regelmatig objectiveren van het functioneren van de patiënt en deze schriftelijk in maat
en getal vastleggen in het patiëntendossier
o Fysiotherapeuten hebben tijdens de premobilisatiefase een adviserende, controlerende en waar
nodig een behandelende functie binnen het interdisciplinaire team.
Adviseren van een optimale lighouding, opzetten en monitoren van een adequaat
wisselliggingsschema (voorkomen van decubitus, handoedeem en een pijnlijke schouder),
monitoren van functiestoornissen, onderhouden en verzorgen van een optimale
pulmonale ventilatie en sputumlozing
Week 2.
- De student kan de principes met betrekking tot het functioneel onderzoeken en behandelen van een
patiënt met een CVA omschrijven.
o Diagnostisch proces – fysiotherapeutisch onderzoek:
Niveau van functioneren (activiteitenniveau) WAT?
Wijze van functioneren (functieniveau) HOE?
Analyse van functioneren (functieniveau) WAAROM?
o Behandelend onderzoeken, onderzoekend behandelen
- De student kan een problematische handeling beschrijven aan de hand van de 6 handelingsaspecten.
o Intentionaliteit met welke intentie voert iemand een handeling uit
o Sequentie een handeling bestaat uit opeenvolgende handelingen
o Betekenisvolle omgeving bij het taakgericht trainen moet de omgeving wel bij de taak passen,
zo veel mogelijk aansluiten qua omgeving als waar de taak uitgevoerd gaat worden
o Nesting in een problematische handeling zitten deelhandelingen verstopt, een deel hiervan
kan een probleem geven
o Wijze van handelen beschrijft de tijd en ruimtelijke verhoudingen
o Beperkende factoren splitsen in omgevingsfactoren, lichamelijke factoren en beperkingen in
de geneste handelingen (probleem in een deelhandeling)
- De student kan de motorische leerprincipes en de therapie variabelen die te gebruiken zijn om het
motorisch leerproces bij een patiënt met een CVA vorm te geven opsommen.
o Three stage model – Fitts en Posner:
Cognitieve fase
Sterke cognitieve sturing
Relatief trage uitvoering
Veel fouten in de uitvoering
Veel visuele, auditieve, perceptuele ondersteuning nodig
, Associatieve fase
Vaak herhalen van de vaardigheid
Cogitieve controle, maar minder fouten en meer economische wijze van
uitvoering
Automatische fase
Beperkte cognitieve sturing
Hoog tempo, weinig fouten
o Leerstrategieën:
Expliciet leren (declaratief): omgeving bepaalt het leren
Knowledge of performance
Ex-afferentie
Impliciet leren (procedureel): persoon creëert zelf de leeromgeving
Knowledge of results
Re-afferentie
Expliciteren:
Verbale zelfsturing, mentaal oefenen, foutloos leren
Visueel leren:
Visuele feedback, imitatie leren, spiegel van Ramachandran
Perceptueel leren:
Facilitatie NDT (Neuro Development Treatment)
o De verlamde (hemiplegische) lichaamshelft wordt zoveel mogelijk
ingeschakeld; houdings- en bewegingspatroon moeten zo normaal
mogelijk zijn; de spierspanning (tonus) moet ook zo normaal mogelijk zijn
Proprioceptieve Neuromusculaire Facilitatie (PNF)
o De bewegingsmogelijkheid te vergroten of om de stabiliteit te
verbeteren; de beweging te sturen door middel van de juiste handgrepen
en optimale weerstand; gecoördineerde bewegingen te stimuleren via
aangepaste timing of volgorde van prikkeltoediening; het
uithoudingsvermogen te vergroten en vermoeidheid uit te stellen
Ervarend leren:
Zelf oplossingen zoeken, grenzen verleggen
Leren via cues:
Auditief, visueel, tactiel
Feedforward-feedbackward
Chaining
o Therapievariabelen:
Omvang, intensiteit van de training
Taak
Variabiliteit, zinvolheid en op maat van de patiënt.
Omgeving moet betekenisvol zijn
Instructie en feedback
Voor, tijdens, na de taak; verbaal en non-verbaal; afnemend in frequentie;
positief en motiverend!
Therapeut
Motivatie, stimulatie, facilitatie
- De student kan de algemene principes met betrekking tot het diagnostisch en therapeutisch proces bij
een CVA patiënt in de mobilisatiefase beschrijven.
o Diagnostisch proces:
Klinisch onderzoek
Anamnese, observatie in rust, functioneel onderzoek (onderzoekend behandelen
– behandelend onderzoeken), functie-onderzoek
WAT-HOE-WAAROM? (functioneel onderzoek)
Transfers
Kijken naar strategie: motorisch, sensorisch, cognitief
Klinimetrie