H5 - Erfelijkheid
5.1 – Verschillen tussen mensen
Even herhalen: iedereen heeft een unieke combinatie van genen. Voor elke eigenschap krijg je een
gen van je vader en een gen van je moeder. Je genen zijn opgebouwd uit DNA. Al je DNA samen
noem je je genoom. De combinatie van allelen (vormen van een gen) noem je je haplotype. Door
mutaties kunnen je genetische eigenschappen veranderen.
5.2 – Chromosomen bekijken
We hebben 46 chromosomen in onze cellen. Deze zijn twee aan twee gelijk en vormen paren:
homologe chromosomen. De eerste 22 paar zijn ‘’gewone’’ chromosomen: autosomale
chromosomen. Het 23e paar zijn de geslachtschromosomen. Als je alle chromosomen van iemand
zichtbaar maakt voor een foto, noem je dit een karyogram.
Als er tijdens de meiose iets mis gaat, spreek je van een genoommutatie. Iemand kan dan een
chromosoom te weinig (monosomie) of teveel (trisonomie) hebben. Vaak zijn embryo’s met een
dergelijke afwijking niet levensvatbaar. Als ze dit wel zijn, wordt er een kind met een syndroom
geboren. Het bekendst is het Downsyndroom, wat ontstaat door trisonomie van chromosoom 21.
Bij bepaalde afwijkingen is er sprake van chromosoommutatie: er is een deel van het chromosoom
uitgewisseld tussen twee chromosomen van verschillende paren. Ook kan een stuk chromosoom
losraken en zich hechten aan een ander chromosoom. Dit is translocatie. Bij een puntmutatie
verandert er één base op een gen. Meestal worden deze mutaties vanzelf gerepareerd.
Tijdens meiose I treedt er vaak crossing-over op. Dit zorgt voor meer variatie onder de nakomelingen.
Bovendien weet je nooit welke allelen in de geslachtscellen bij elkaar komen. Dit noem je
recombinatie en zorgt ook voor variatie onder de nakomelingen bij geslachtelijke voortplanting.
5.3 – Stamboomonderzoek
In een stamboom kun je voor een aantal generaties terug beredeneren wat voor genotype iemand
heeft gehad. Ook kun je zien of iets dominant of recessief is en of een gen op de
geslachtschromosomen (meestal het X-chromosoom) ligt. Je kunt voor bijna iedereen in de
stamboom afleiden van hun genotype is voor een bepaalde eigenschap.
Tot nu toe hebben we vooral naar monohybride kruisingen gekeken: kruisingen voor 1 eigenschap.
Ook hebben we gezien dat bij genen op het X-chromosoom jongens een grotere kans op een
eigenschap hebben dan meisjes. Ook bestaan er eigenschappen waarbij twee allelen co-dominant
zijn: beiden zijn even ‘’sterk’’. De nakomelingen die heterozygoot zijn, tonen een mengeling van de
eigenschappen van de ouders, zij zijn intermediair.
Als er voor een eigenschap meer dan twee allelen zijn, spreek je van multipele allelen. Vaak zijn er
dan twee co-dominant. Tenslotte bestaan er letale allelen. Bij een bepaalde gencombinatie (vaak GG
of gg) overleeft het embryo niet. Omdat de heterozygoten wel overleven, blijft het letale alleen in de
populatie aanwezig.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper annelotgreve. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €2,99. Je zit daarna nergens aan vast.