Staatsrecht: geheel van rechtsregels dat betrekking heeft op de organisatie van de met gezag beklede
organen en de grenzen van hun gezag.
Bestuursrecht: geheel van rechtsregels dat betrekking heeft op de relatie tussen het openbaar gezag
en burgers.
Rechtsstaatgedachte: staat moet zijn ingericht dat burgers worden beschermd tegen machtsmisbruik
door de staat.
Codificatie: het maken van wetboeken en het op schrift tellen van rechten.
Bourgondische heerschappij: alle landheerlijkheden worden één land.
Unie van Utrecht: als het ware de Grondwet van de nieuwe staat. Heeft meer weg van een verdrag
dan een Grondwet. Het is een verdrag tussen het noorden en het westen. Er staan heel weinig
grondrechten in het verdrag vermeld en ook heel weinig over overheidsambten en hun
bevoegdheden.
Plakkaat van Verlatinge: de zeven noordelijke gewesten zeggen hierin dat de vorst van zijn
bevoegdheid is afgezet. De zeven noordelijke gewesten moeten als gevolg een nieuwe soeverein
zoeken.
Confederatie: de Republiek, niet een echte staat, maar een verzameling van zeven samenwerkende
republieken.
Versteend stelsel: de ambten die tijdens de landsheerlijke periode bestonden, blijven bestaan ten tijde
van de Republiek. Voor veel andere ambten dan de Raad van State en de Staten-Generaal veranderde
de functie niet.
Verlicht despoot: Willem I die alle bevoegdheden naar zich toe trok omdat er niks over in de Grondwet
stond.
Vertrouwensrecht: een minister/kabinet dat niet langer het vertrouwen heeft van de Tweede Kamer is
verplicht ontslag aan te bieden aan de Koning.
Probleem 1
Checks and balances: een systeem waarin de staatsmacht gespreid wordt over verschillende organen,
die ieder een deel van de macht uitoefenen en elkaar controleren en in evenwicht houden.
Territoriale splitsing: er is niet één centrale overheid met alle bestuursbevoegdheid, maar een deel
van de bevoegdheid wordt verleend aan regionale overheden.
Dualisme van regering en volksvertegenwoordiging: de Staten-Generaal en de regering hebben beide
eigen taken en verantwoordelijkheden, maar er is samenwerking vereist om tot beleid te komen.
Algemeen kiesrecht: iedereen van achttien jaar en ouder die Nederlands is kan invloed uitoefenen op
de gang van zaken in het land.
Kiesstelsel van de evenredige vertegenwoordiging: de lijsten van een partij zijn ingedeeld in
lijstengroepen en iedere lijstengroep krijgt een aantal zetels dat overeenkomt met het aantal keren
dat de lijstengroep de kiesdeler heeft behaald.
Recht van initiatief: het recht om een wetsvoorstel te doen.
Recht van amendement: het recht om een wetsvoorstel te wijzigen.
Restzetels: de zetels die overblijven na het verdelen via de kiesdeler. Gaan naar de grootste partij.
Geloofsbrieven: de stukken waaruit de wettige verkiezing tot Kamerlid blijkt.
Parlementaire onschendbaarheid: leden van de Staten-Generaal kunnen niet worden vervolgd voor
dingen die zij zeggen in vergaderingen. Alleen de voorzitter mag hier wat van zeggen en hooguit
iemand uitsluiten.
Getrapte verkiezing: de Eerste Kamer wordt gekozen door de leden van de provinciale staten, welke
weer door de burgers gekozen worden. Burgers kiezen dus niet direct de leden van de Eerste Kamer.
Kamer van revisie: de Eerste Kamer, omdat het wetsvoorstellen kan verwerpen en er nog een laatste
blik op kan werpen.
De Handelingen: woordelijke verslagen van plenaire vergaderingen.
Kamerstukken: andere voor het parlementaire proces belangrijke documenten.
Incompatibiliteiten: functies die niet samengaan met het lidmaatschap van een Kamer.
Kabinetsformatie: er wordt in onderhandelingen beslist welke fracties de basis zullen gaan vormen
voor een kabinet.
, Kiesstelsel van de relatieve meerderheid: er zijn een beperkt aantal partijen en kleine partijen maken
vaak weinig kans.
Parlementair meerderheidskabinet: fracties die het eens zijn geworden over het regeerakkoord.
Regeerakkoord: een overeenstemming tussen fracties over hoe er geregeerd gaat worden.
Kiesstelsel van volksvertegenwoordiging: er kan een partij aan de macht komen die niet daadwerkelijk
de meeste stemmen heeft.
Kiesstelsel van de absolute meerderheid: er is altijd een partij aan de macht die een absolute
meerderheid achter zich heeft.
Fractie: de leden van de Tweede Kamer die door het centraal stembureau op dezelfde lijst gekozen
zijn verklaard.
Regering: bestaat uit de Koning en de ministers en zorgt voor het maken van wetten.
Regeringsbesluit: de Grondwet draagt een bepaalde taak op aan de regering, zonder dat daarbij een
daad van de Koning nodig is.
Bij koninklijk besluit: de Grondwet of wet eist dat een bepaalde beslissing door de regering genomen
wordt. Dit wordt door de Koning ondertekend.
Ministers: zelfstandig staatsorgaan dat alle wetten en koninklijke besluiten tekent.
Contraseign: een handtekening van een minister of staatssecretaris.
Departement: een ministerie van een bepaald onderwerp.
Ministerraad: de ministers samen die beraadslagen over algemeen regeringsbeleid.
Algemeen regeringsbeleid: onderwerpen van wet en algemene maatregelen van bestuur,
onderwerpen van algemene betekenis en onderwerpen die buitenlands beleid raken.
Homogeniteit van de ministerraad: de ministerraad mag niet naar buiten laten blijken dat ze het niet
eens zijn met een besluit.
Kabinet: de ministers, de minister-president en de staatssecretarissen.
Minister ad interim: een minister die zijn collega vervangt als deze geen aanwijzingen meer kan geven
aan de staatssecretaris.
Extraparlementair kabinet: er is geen regeerakkoord overeengekomen en het kabinet steunt dan op
een niet duidelijk gerichte meerderheid, die ook rekening moet houden met fracties die minder
betrokken zijn. Er wordt hierbij ook gekeken naar een gedoogakkoord.
Gedoogakkoord: een akkoord waarin de gedoogsteun van één of meerdere fracties wordt gezocht bij
bepaalde onderwerpen.
Demissionair kabinet: een kabinet dat zijn ontslag heeft aangeboden.
Politieke ministeriële verantwoordelijkheid: de verantwoordingsplicht die ministers hebben aan de
Staten-Generaal.
Inlichtingenplicht: de ministers en staatssecretarissen moeten verlangde inlichtingen geven aan de
Kamer.
Inlichtingenrecht: het recht om inlichtingen te vragen van de ministers en staatssecretarissen.
Dertigledendebat: een debat waarin onderwerpen aan de orde kunnen komen door de oppositie en
waarin de Kamer ministers en staatssecretarissen vragen kunnen stellen over hun beleid.
Mondeling vragenuur: de voorzitter bepaalt welke onderwerpen aan de orde kunnen komen, deze zijn
aangemeld door kamerleden.
Interpellatierecht: met toestemming van de Kamer kan een kamerlid vragen aan een minister stellen
over een vreemd onderwerp dat het kamerlid aangedragen heeft.
Hoorzitting door een Kamercommissie: uitgenodigde personen of deskundigen worden ondervraagd.
Rondetafelgesprek door een Kamercommissie: er vindt overleg plaats met de uitgenodigden.
Motie: een verzoek of een verklaring van de Kamer als geheel.
Motie van wantrouwen: kan ervoor zorgen dat een minister of staatssecretaris moet aftreden en heeft
juridische gevolgen.
Kamerontbinding: er wordt door nieuwe verkiezingen gekeken of de Kamer nog wel in
overeenstemming is met de mening van de Nederlandse burgers.
Conflictontbinding: kamerontbinding in geval van een conflict tussen een minister en de Kamer.
Recht van enquete: het recht van onderzoek waarin personen onder ede kunnen worden gehoord.
Schriftelijke vragen: vragen die schriftelijk beantwoord moeten worden door ministers en
staatssecretarissen.
Strafrechtelijke ministeriële verantwoordelijkheid: ministers kunnen strafrechtelijk worden vervolgd.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper evaverkoren0. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €3,49. Je zit daarna nergens aan vast.