Een uitgebreide samenvatting van Bestuurskunde II P3 van de lessen en de publicaties: zicht op de omgeving, vier beleidsvragen, beleid in fase en burgermacht op eigen kracht
Doel van de tekst en dit college
Inzicht geven in het multi-actorkarakter (verschillende partijen) van de beleidsomgeving v/e
gemeente.
Dit college heeft tot doel om je inzicht te geven in de basiskennis van netwerktheorie. Dit ter
ondersteuning van het eerste leerdoel: “De context van een overheidsorganisatie kunnen
identificeren en verklaren”.
Organisatie en omgeving
Organisaties maken deel uit van een maatschappelijke context (onze samenleving).
Maatschappelijk context: de omgeving waarin organisaties opereren.
Omgeving: datgene wat niet tot de organisatie gerekend wordt. Deze bestaat uit actoren en
factoren.
Actoren en factoren
Actor: een betrokken partij die als belanghebbende kan optreden. Een actor vormt een
knooppunt in een netwerk.
Factor: indirect actie-element, zoals economische groei, technologische ontwikkelingen,
sociale ontwikkelingen enz.
Netwerk
Netwerken zijn min of meer stabiele patronen van sociale relaties tussen wederzijds
afhankelijke actoren die zich formeren rondom specifieke thema’s of clusters van middelen.
Netwerksamenleving = Een samenleving waarin kennis en deskundigheid over
verschillende actoren verspreid is en waarin elke actor om de eigen doelen of belangen te
realiseren afhankelijk is van de medewerking van andere actoren.
Afhankelijkheid en middelen
Afhankelijkheid = Actoren zijn op elkaar aangewezen om middelen te verkrijgen die zij met
het oog op de realisatie van hun doeleinden nodig hebben.
Middelen en hulpbronnen = Denk aan bevoegdheden (om te mogen handelen), kennis,
financiële middelen, politieke legitimiteit, of de steun van uitvoeringsorganisaties.
Mate van afhankelijkheid (A)
Belangen van bron Vervangbaarheid
Hoog Laag
Groot Lage afhankelijkheid Hoge afhankelijkheid
Klein Onafhankelijkheid Lage afhankelijkheid
Bij een hoge afhankelijkheid ben je gebonden van de actor die het hulpmiddelen levert.
Bij een lage afhankelijkheid ben je in mindere mate gebonden aan de actor.
Als je onafhankelijkheid bent, ben je niet gebonden aan de actor.
,Mate van afhankelijkheid (B)
B’s afhankelijkheid van A A’s afhankelijkheid van B
Hoog Laag
Hoog Wederzijdse afhankelijkheid Eenzijdige afhankelijkheid
Laag Eenzijdige afhankelijkheid Onafhankelijk
Les 2: vier beleidsvragen
Wat is beleid?
Beleid is het stellen van doelen, middelen en een tijdpad in onderlinge samenhang. Liefst zijn
plaats en tijd omschreven. Onder beleid wordt dus verstaan het aangeven van de richting en
de middelen waarmee men gestelde organisatiedoelen wil gaan realiseren.
Beleid en de overheid
PUBLIEKE SECTOR
- Het “algemeen belang” dienen.
- Naast doeltreffendheid (effectiviteit) en doelmatigheid (efficiency) is er ook aandacht voor:
- Legitimiteit (democratische waarden).
- Legaliteit (staatsrechtelijke waarden).
PRIVATE SECTOR
- Winst primaire doel voor het voortbestaan van de organisatie.
- Vooral gericht op doeltreffendheid (effectiviteit) en doelmatigheid (efficiency).
De 4 vragen:
1. Werkt het?
- Deze vraag houdt zich bezig met het succes of het falen van beleid.
- Twee criteria:
1. Beleid moet zo doeltreffend en doelmatig mogelijk zijn (grootste effect met zo
min mogelijk geld).
2. Beleid is doeltreffend als de gekozen beleidsmaatregel leidt tot de realisering
van de beoogde doelen.
- Belangrijke criteria: consistentie, effectiviteit en efficiency
- Bepalen of veiligheidsbeleid succesvol is of heeft gefaald is moeilijk!!!
- Een veelgehoorde kreet in de veiligheidswereld is:
- Hoe meet je of iets voorkomen is? Is dit te danken aan het gevoerde beleid, of aan
iets anders?
- De “werkt het?” vraag heeft betrekking op de doeltreffendheid en doelmatigheid van
de beleidsoplossing.
- Dit zijn veelal economisch/ bedrijfsmatig ingegeven indicatoren waarnaar gekeken
wordt.
, 2. Past het?
- De “Past het?” vraag gaat in op het maatschappelijk en politieke draagvlak voor
beleidskeuze en de uitvoerbaarheid van beleid.
- Het gaat hier dan ook vooral om de interactie van de betrokken partijen (burgers
kunnen ook een partij zijn).
- Denk aan de les van vorige week!! “De overheid en haar omgeving”.
- Belangrijke criteria voor de “Past het?” vraag zijn:
1. Haalbaarheid.
2. Uitvoerbaarheid.
- In hoeverre politieke, ambtelijke maatschappelijke organisaties bereid om mee te
werken aan de vormgeving en de uitvoering van beleid.
- Fundamenteel is de mate waarin beleidsoplossingen ingepast kunnen worden in de
politieke infrastructuur van het beleidsbestel, de bestuurlijke organisaties en de
relatie tussen overheidsactoren.
3. Mag het?
- Deze vraag heeft betrekking op de politieke en rechtsstatelijke ordening, burgerlijke
grondrechten, democratische procedures en bestuurlijke bevoegdheden.
- De derde vraag heeft betrekking op de rechtsstaat.
Bijv:
Macht en recht (bevoegdheden)
Trias politica
Inrichting van de staat
Democratie
- De overheid is beperkt door de wet (legaliteitsbeginsel).
- Functies van de wetgeving zijn verdeeld over drie organen (trias politica).
- De samenstelling van het wetgevende orgaan wordt bepaald door verkiezingen
(democratisch beginsel).
- Er is geen macht zonder controle (check&balances)
4. Hoort het?
- De vierde en laatste vraag gaat over de beleving van burgers en de mate waarin
beleid in de perceptie van burger naar behoren aansluit bij hun verlangens,
verwachtingen, noden, gevoelens, waarden en normen.
- Hoofdvraag is: “accepteren burgers het beleid dat volgens algemene vereisten
procedures van democratische besluitvorming, behoorlijk bestuur en openbare
verantwoording is vormgegeven?”
- Bij de aanvaarding van beleid spelen maatschappelijke denkbeelden, opinies,
emoties en gevoelens van (on)rechtvaardigheid, (on)veiligheid en
(on)toelaatbaarheid van verontreiniging en (her)verdeling een grote rol.
- Bijv. Opvang van vluchtelingen uit het Syrië.
Voldoet aan alle democratische en rechtsstatelijke eisen.
Desondanks zijn er groepen tegen de opvang. Dit is het gevolg van
beelden in de maatschappij.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper ivk2015. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €3,49. Je zit daarna nergens aan vast.