BIOPSYCHOSOCIAAL MODEL
Het biopsychosociaal model gaat ervan uit dat het ontstaan, voortbestaan en herstel
van een klacht uitkomsten zijn van een samenspel van biologische, psychologische en
sociale factoren.
Biologische aspect gaat over somatische klachten/kenmerken. Je kunt de klachten
behandelen met medicatie of fysiotherapie.
Psychische aspect gaat over iemands levenservaringen (trauma), persoonlijkheid en
coping. Dit aspect kun je behandelen met therapie.
Sociale aspect gaat over de leef- en woonsituatie, sociale contacten, cultuur, religie.
De context waarin je dus functioneert en de risico- en beschermende factoren hierin.
Hierin aanpassingen aanbrengen kan klachten verlichten/verhelpen.
HERSTEL ONDERSTEUNDE ZORG
Een proces waarin mensen veerkracht ontwikkelen, leren omgaan met het leven
buiten de beperking/verslaving op te pakken. Het gaat om het herstellen van je
identiteit en zelfbeeld, je sociale relaties en rollen. Mogelijkheden en krachten staan
centraal.
4 fasen van herstel:
- overweldigd worden door de aandoening
- Worstelen met de aandoening
- Leven met de aandoening
- Leven voorbij de aandoening
Elementen van herstel:
- verbondenheid met anderen
- Hoop
- Identiteit
- Betekenisgeving
- Grip op eigen leven
Herstelgerichte houding van een professional:
- heeft een attitude van hoop en optimisme; o is present (aandachtig aanwezig);
- gebruikt zijn professionele referentiekader op een terughoudende en bescheiden
wijze;
- maakt ruimte voor, ondersteunt het maken van en sluit aan bij het eigen verhaal
van de patiënt;
- herkent en stimuleert het benutten van eigen kracht van de patiënt (empowerment)
- erkent, benut en stimuleert de ontwikkeling van ervaringskennis van de patiënt;
- erkent, benut en stimuleert de ondersteuning van de patiënt door belangrijke
anderen;
- is gericht op het verlichten van lijden en het vergroten van eigen regie/autonomie.
,Autisme spectrum stoornissen (ASS): stoornis in de informatie verwerking
Kenmerken:
Subtypen:
1. Autistische stoornis
2. Asperger
3. Pdd-nos
Verklaringstheorieën:
Theory of mind (TOM):
Beperkingen om zich in gevoelens, gedachten en intenties van anderen in te leven en
er op te reageren.
Centrale coherentie (CC);
Gefragmenteerd waarnemen en beperkte samenhang kunnen aanbrengen. Vermogen
verbanden te leggen, prikkels en informatie als samenhang te zien en te verwerken.
Executieve functies (EF):
Moeite om taken te plannen, organiseren en uitvoeren.
Begeleiding:
Ondersteuning en training in sociaal-communicatief functioneren:
- sociale situaties en gedrag van anderen uitleggen.
- Vertellen welk gedrag verwacht wordt
- Consequent en voorspelbaar reageren
Aanpassen communicatie:
- concrete en eenduidige communicatie
- Visualiseer
- Checken of begrepen
, - Zeg wat je doet en doe wat je zegt
- Niet te veel tegelijk
Bieden van overzicht:
- verminderen van prikkels
- Structuren
LVB
Kenmerken van een LVB zijn volgens de DSM-V in domeinen:
Conceptuele domein
Competenties op gebied van intellectuele functies zoals geheugen, taal, praktische
kennis en vaardigheden zoals lezen/schrijven/rekenen, beoordelen situaties, oorzaak-
gevolg.
Sociale domein
Adaptief functioneren, besef van gedachten, gevoelens, communicatieve
vaardigheden,
generaliseren, oordeelsvermogen, sociaal wenselijk gedrag.
Praktische domein
Zelfmanagement: verzorging, arbeid, geldbeheer, vrijetijdsbesteding, plannen,
zorgmijden, autonomie, beperkte impulscontrole.
Je hebt ook gradaties in LVB: licht, matig, ernstig en diep. Het leren en denken is
beperkt, sociale informatieverwerking & vaardigheden zijn beperkt, moeite met
generaliseren, geweten emoties en impulscontrole zijn beperkt, grote moeite met
zelfsturing en autonomie.
Let er ook op dat je de mensen niet ondervraagt of betuttelt. Je moet sturen op
zelfregie, dat hoeft niet beschuldigend of lullig. Je mag best wat verwachten. Wat
kunnen deze mensen zelf en waar hebben ze ondersteuning in nodig? Het is je cliënt
ruimte geven om zelf de regie te nemen over zijn leven.
Zelfregie houdt in:
- Eigenaarschap cliënt (cliënt beslist over zijn eigen leven)
- Kracht (ruimte geven om talenten te benutten)
- Contacten (diegene staat er niet alleen voor)
- Motivatie (cliënt doet wat belangrijk voor hem is)