Verpleegkunde toets BS1 & BS2
Klinisch redeneren:
Evidence Based Practise = het zorgvuldig, duidelijk en oordeelkundig gebruik van het huidige beste
bewijsmateriaal om beslissingen te nemen met individuele cliënten over goede of gewenste zorg of
behandeling.
De drie pijlers hiervan zijn: kennis en ervaring, wensen en voorkeuren van de patiënt en
bewijsmateriaal.
Evidence Based Practice (EBP) is afgeleid van Evidence Based Medicine (EBM),
waarbij verondersteld wordt dat het medisch handelen van betere kwaliteit zou zijn
wanneer deze (mede) gebaseerd was op bewijs voortgekomen uit onderzoek.
EBP is dan breder en richt zich niet alleen op de medische wereld.
CanMEDS:
De canMEDS worden gebruikt om verschillende rollen die zorgprofessionals
vervullen te beschrijven. Het is ook basis van het Beroepsprofiel.
1. vakinhoudelijk handelen = het gebied van zorgverlening aan patiënten,
cliënten of bewoners.
(ziektebeelden/ anatomie/ verpleegtechnieken)
2. communicatie = het gebied van communicatie met patiënten,
cliënten of bewoners.
(gesprekstechnieken, motivatie)
3. samenwerking = het gebied van samenwerking met patiënten,
cliënten of bewoners, zorgverleners en zorginstellingen.
(overleg met andere, overdracht)
4. kennis en wetenschap = het gebied van reflecteren op deskundigheid
en de onderbouwing van het handelen.
(evidence based practice, onderzoeksmethodiek)
5. maatschappelijk handelen = het gebied van de maatschappelijke context en het bevorderen
van gezondheid.
(culturele achtergronden, sociale netwerken)
6. organisatie = de wijze waarop zorg wordt georganiseerd.
(zorg op afstand, patiëntveiligheid en werkklimaat)
7. professionaliteit en kwaliteit = het gebied van de professionele standaard en
kwaliteitsborging.
(wet- en regelgeving, beroepscode, beroepsprofielen, standaarden en richtlijnen)
Biologische visie op gezondheid: de aanpassing van het lichaam aan externe omstandigheden.
Psychologische visie op gezondheid: een persoon is gezond als hij zijn zelf gestelde doelen in het
leven kan behalen en in zijn geestelijke behoeften kan voorzien.
Sociale visie op gezondheid: een persoon is gezond als hij zijn sociale rollen in de maatschappij kan
vervullen binnen de geldende waarden en normen.
Dynamische visie op gezondheid: een persoon is gezond als hij in balans is met zowel zichzelf als zijn
externe milieu. Door zijn aanpassingsvermogen is hij in staat de regie te houden over zijn
gezondheid.
Positieve gezondheid: het vermogen van mensen om zich aan te passen en de eigen regie te voeren
in het licht van de fysieke, emotionele en sociale uitdagingen van het leven.
,Gezondheidsindicatoren geven aan welke gezondheidsproblemen vaak voorkomen en welke
gezondheidsproblemen leiden tot hoge sterfte of veel ziekten.
Epidemiologie bied inzichten in de wijze waarop ziekte- en sterftepatronen verdeeld zijn over
de bevolking.
Verschillende gezondheidsindicatoren:
Mortaliteit: geeft het aantal personen weer dat sterft gedurende een bepaalde tijdseenheid.
Morbiditeit: staat voor ziekte in een bepaalde populatie.
Multi- morbiditeit: twee of meer chronische ziekten tegelijk bij een bepaald persoon.
Factoren die invloed hebben op het ontstaan van een ziekte of het beloop ervan noemen we
determinanten.
Elke gezondheidsdeterminanten heeft een specifieke invloed op een gezondheidsprobleem.
Gezondheidsdeterminanten vormen ook een leidraad voor het optimaliseren van
gezondheidsproblemen en het inzicht krijgen in gezondheidsrisico's en het verbeteren van de
(volks)gezondheid. Het Health concept van Lalonde brengt dit in kaart
Sociale determinanten van gezondheid verwijzen naar de omstandigheden waarin mensen
opgroeien, wonen, werken, leven.
Gezondheidsverschillen zijn verschillen tussen groepen mensen qua levensverwachting, aantal
gezonde jaren en ervaren gezondheid. Deze gezondheidsverschillen hangen vooral samen met de
sociaaleconomische status (SES) en de daarbij behorende leefgewoonten en (on)mogelijkheden van
mensen.
Verpleegkundig proces: stappenplan wat de verpleegkundige doorloopt, zo maak je de juiste keuzes
en kom je tot de juiste interventies.
1. Anamnese – verzamelen en ordenen van gegevens.
2. Diagnose – vaststellen van de huidige gezondheidstoestand.
3. Planning van resultaten – bepalen van wenselijke situatie.
4. Planning van interventies – selecteren van de verpleegkundige interventies.
5. Uitvoering – uitvoeren van het zorgplan.
6. Evaluatie – vaststellen of de beoogde resultaten zijn behaald.
Het proces is cyclisch (het is een cirkel en gaat van stap 6 naar stap 1) en dynamisch (er kunnen
verschillende processen naast elkaar lopen).
Anamnese fase: in gesprek met zorgvrager en familieleden, je kan meten (bijvoorbeeld bloeddruk),
observeren (vooral als je gedrag in kaart wilt brengen), je leest het dossier.
Initiële anamnese: de eerste uitgebreide anamnese.
Vervolg anamnese: opnieuw gegevens verzamelen.
Speciele anamnese: een anamnese waarin je een specifiek probleem in kaart neemt.
,De informatie ga je ordeneren in de functionele gezondheidspatronen van Gordon.
Functionele Beschrijft Voorbeelden
gezondheidspatronen
Patroon van De perceptie van de zorgvrager Regelmatige
gezondheidsbeleving en - van zijn gezondheid en hoe hij lichaamsbewegingen en check-
instandhouding voor zijn gezondheid zorgt. ups.
Voedings- en Het patroon van vocht- en De conditie van huid, tanden,
stofwisselingspatroon voedselinname in verhouding haren, nagels, slijmvliezen,
tot de behoeften. lengte en gewicht.
Uitscheidingspatroon De uitscheidingsfuncties van Urine, ontlasting, zweet.
darmen, blaas en huid. Alles
wat het lichaam verlaat.
Activiteitenpatroon Het geheel van Lichamelijke activiteiten,
lichaamsbeweging, hobby’s, hartcirculatie,
activiteiten, ontspanning en ademhaling, mobiliteit.
vrijetijdsbesteding.
Cognitie- en Het patroon van de Gezicht, gehoor, smaak, reuk,
waarnemingspatroon zintuigelijke waarneming en pijn, taal, geheugen en het
cognitie. De werking van vermogen besluiten te nemen.
hersenen en zintuigen.
Slaap-rustpatroon Het patroon van slapen, rusten Kwaliteit en duur van slaap en
en ontspannen. de verkregen energie,
slaapgewoontes.
Zelfbelevingspatroon De wijze waarop de zorgvrager Lichamelijk welbevinden,
zichzelf beleeft en hoe hij over lichaamsbeeld,
zichzelf denkt. lichaamshouding, zelfbeeld.
Rollen- en relatiepatroon De rollen die de zorgvrager op Huidige belangrijke rollen,
zich neemt en de relaties die tevredenheid binnen het gezin,
hij onderhoudt. werk en sociale contacten.
Seksualiteits- en De tevredenheid of Aantal en verloop van
voortplantingspatroon ontevredenheid van de zwangerschappen, bevallingen,
zorgvrager met zijn seksualiteit tevredenheid met seksualiteit.
en voortplanting.
Stressverwerkingspatroon De wijze waarop de zorgvrager Beschikbare steun, vermogens
met stress en problemen om situaties onder controle te
omgaat. houden en te sturen.
Waarden- en De waarden, overtuigingen en Wat iemand belangrijk vind in
levensovertuiging patroon doelen waardoor de het leven, overtuigingen die in
zorgvrager zich laat leiden in de weg staan.
zijn keuzes en besluiten.
, Voor de diagnose fase gebruiken we de 13 domeinen van NANDA:
Domeinen Definities Klassen
Gezondheidsbevordering Bewust zijn van welbevinden of - Gezondheidsbesef, herkenning van
normaal functioneren en in staat zijn normaal functioneren en welbevinden.
om dat welbevinden en normaal - Gezondheidsonderhoud,
functioneren in stand te houden en het vaststellen, controleren en
verbeteren. uitvoeren van activiteiten die de
gezondheid en het welbevinden in
stand houden.
Voeding Activiteiten zoals het innemen, - Voedselinname
opnemen en gebruiken van - Spijsvertering
voedingsstoffen. - Absorptie
- Metabolisme (stofwisseling)
- Vochthuishouding
Uitscheiding en ademhaling Uitscheiding en afscheiding van - Urinesysteem
afvalproducten uit het lichaam. - Maagdarmstelsel
- Huidsysteem
- Ademhalingsstelsel
Activiteit en rust Productie, behoud, verbruik of balans - Slapen/ rust
van energie - Activiteit/ lichaamsbeweging
- Energiebalans
- Zelfzorg
Perceptie en cognitie Het proces van de menselijke - Aandacht
informatieverwerking - Oriëntatie
- Gewaarwording, perceptie (het
ontvangen van informatie via smaak,
reuk, zien en horen met als resultaat
het kunnen leggen van patronen)
- Cognitie (het gebruik van geheugen,
leervermogen, problemen oplossen,
inzicht en taalvermogen.)
- Communicatie
Zelfperceptie Van zichzelf bewust zijn - Zelfbeeld
- Zelfrespect
- Lichaamsbeeld
Rollen en relaties De positieve en negatieve relaties of - Rollen van de mantelzorger
omgang tussen personen of groepen. - Familie- en gezinsrelaties
- Rolvervulling
Seksualiteit Iemand seksuele gedrag en neigingen - Seksuele identiteit
- Seksueel functioneren
- Voortplanting
Coping en stresstolerantie Met levensgebeurtenissen en - Posttraumatische reacties
levensprocessen kunnen omgaan. - Copingreacties
- Neurobehavorial stress
Levensprincipes Principes die ten grondslag liggen aan - Waarden
het handelen, denken, gedrag ten - Overtuigingen
aanzien van gewoonten die als juist
en waardevol worden beschouwd.
Veiligheid en bescherming Vrij zijn van gevaar en lichamelijk - Infectie
letsel. - Fysiek letsel
- Geweld
- Omgevingsrisico
- Warmteregulatie
Welbevinden Het zich mentaal, fysiek en sociaal - Fysiek welbevinden
welbevinden of zich op zijn gemak - Welbevinden van de omgeving
voelen - Sociaal welbevinden
Groei/ ontwikkeling Met de leeftijd overeenkomende - Groei
groei van de fysieke - Ontwikkeling
lichaamsgrootte en
