Hoofdstuk 6 en 7 – Kernwoorden
Zonde
Bijbelse inhoud
Het oude testament heeft vier belangrijke grondwoorden voor zonde:
- Chattat – je doel missen: de beoogde bestemming niet bereiken.
- Awon – ongerechtigheid: willens en wetens afbuigen van de goede weg.
- Sjagah – dwalen, zich vergissen: onopzettelijke zonden, die voor God zonden zijn.
- Pesjah – in opstand komen, rebelleren, duidt op de diepste achtergrond van de zonde.
Opstand tegen God.
Het nieuwe testament kent twee belangrijke grondwoorden voor zonde:
- Hamartia – algemene woord voor zonde.
- Anomia – duidt op het feit dat zonde overtreding betekent van de wet van God.
De zonde kwam de schepping binnen door de verleiding van de duivel en de moedwillige
ongehoorzaamheid van Adam en Eva. In Genesis 1 zien we dat het kwaad geen goddelijke macht is
en de zonde geen noodlot. God had al gezegd dat er straf zou komen als Adam zich niet aan het
proefgebod zou houden. “als u van de boom eet, zult u zeker sterven”, dat sterven duidt op een
lichamelijke en geestelijke dood. De mens is een sterfelijk wezen en heeft zich door de zonde
losgesneden van God.
Adam en Eva zijn geschapen met de vrije wil om het goede te doen. Ze kiezen in vrijheid voor het
kwade. De zonde is geen vergissing, anders zou het een noodlot zijn. de zonde leidt er wel toe dat
mensen zich vergissen. God roept de mens ter verantwoording, hieruit blijkt dat hij een
verantwoordelijk wezen is. de zonde leidt tot straf – Adam en Eva moeten het paradijs verlaten.
Voor de leer van de erfzonde moeten we goed onthouden dat Adam als eerste mens niet alleen voor
zichzelf staat. hij is het verbondshoofd, daardoor werkt de zonde door in het nageslacht. In Romeinen
5 lezen we dat de verlossing dezelfde structuur heeft als de schepping. Zoals door de overtreding van
één mens de zonde in de wereld is gekomen en door de zonde de dood, zo komt ook de overvloed
van genade en de gave van gerechtigheid door Eén, namelijk door Jezus Christus.
Wedergeboorte en bekering
Bijbelse inhoud
In de Bijbel is de wedergeboorte het begin van het nieuwe leven. Naaste de wedergeboorte als begin
van het nieuwe leven is er de bekering als gevolg van dit nieuwe leven. Om ze te onderscheiden wordt
voor de levend-making (eerste bekering) het woord wedergeboorte gebruikt en voor de voortgang van
de verandering het woord bekering. Er is dus een eerste bekering of wedergeboorte die gepaard gaat
met het breken met bepaalde zonden en een voortgaande en doorgaande bekering van bepaalde
zonden.
Het woord bekering houdt in de Bijbel verband met terugkeren. Bekering gaat gepaard met
zondebesef en berouw. Daarbij is een rechte lijn naar Christus en het geloof in Hem.
Zonder geloof is geen bekering mogelijk, waar oprecht geloof is, daar is bekering.
De verkondiging van het Woord is een kracht Gods tot zaligheid. Als je het evangelie aanneemt, zal je
behouden worden, maar wie niet geloofd zal hebben, zal verdoemd worden.
Geloof
Bijbelse inhoud
Geloof komt in het Hebreeuws van een woord waarvan ons woord amen is afgeleid. Wie gelooft,
beaamt de beloften van God. Geloven is niet alleen een zaak van je hoofd (weten), maar ook van je
hart (vertrouwen). Het geloof is een vaste grond van de dingen die men hoopt en een bewijs van de
zaken die men niet ziet (Hebr. 11:1).
Als je in God gelooft, vertrouw je je aan Hem toe. Zondaren zullen gerechtvaardigd worden door het
geloof. Het geloof richt zich op God en Zijn daden. Zijn daden uit het verleden vormen een garantie
voor de toekomst.
Geloof is een gave van God de Heilige Geest. Je krijgt er deel aan door de verkondiging van het
Evangelie. Naast een gave is het geloof ook een opdracht: door de verkondiging worden mensen
geroepen tot geloof in Christus. Gave en opgave voltrekken zich in de verkondiging van het Evangelie.
Dat is hetgeen wat mensen voor God inwint, maar er zijn ook mensen die zich volharden in het
ongeloof.
, Rechtvaardiging
Bijbelse inhoud
Dat je voor God gerechtvaardigd bent. Als je een kind van God bent, ben je door het bloed van de
Heere Jezus gerechtvaardigd voor God. Dan ziet Hij alleen het goede nog, dan zijn je zonden
vergeven. Daar heeft Jezus dan voor betaald, Hij haalt ze weg, zodat God ze niet meer ziet.
Rechtvaardiging is uit genade, het is iets dat God doet. Hij ziet ons zonder zonde door het bloed van
Christus.
Heiliging
Bijbelse inhoud
Heiliging = heiligmaking. De wil van God doen, het geloof wordt zichtbaar in de vruchten van de
levensheiliging. Als dat niet zichtbaar is, is het geloof dood. Heiliging is je levenswandel, dat wat de
anderen zien.
Dat je steeds meer op de Heere Jezus gaat lijken. De vruchten van de Heilige Geest worden
zichtbaar. Dit zie je terug in de levenswandel van mensen.
Efeze 4:22-25 – “namelijk dat u, wat betreft de vroegere levenswandel, de oude mens aflegt, die te
gronde gaat door de misleidende begeerten, en dat u vernieuwd wordt in de geest van uw denken, u
bekleedt met de nieuwe mens, die overeenkomstig het beeld van God geschapen is, in ware
rechtvaardigheid en heiligheid. Leg daarom de leugen af en spreek de waarheid, ieder tegen zijn
naaste; wij zijn immers leden van elkaar.”
Hoofdstuk 14 – Godsdienstige vorming in het klaslokaal
Didactische basishandelingen
Ideaal van de godsdienstige vorming: ze is erop gericht dat kinderen de HEERE leren kennen en in
deze wereld als christen zullen leven. Deze visie kan in het klaslokaal geconcretiseerd worden met
behulp van vijf didactische basishandelingen.
1. Stimuleren van een christelijke levenssfeer.
Als christelijke leraar probeer je bij leerlingen gevoeligheid te ontwikkelen voor de geestelijke
dimensie van het leven, waardoor ze deze wereld gaan zien in relatie met God. Je kunt Gods
werkelijkheid dichter bij de kinderen brengen door meer van Zijn schepping in het lokaal te
halen: dieren, planten, afbeeldingen en voorwerpen. Daarnaast toon je belangstelling voor de
dingen die gebeuren: God heeft te maken met blijde en verdrietige gebeurtenissen. Door daar
oog voor te hebben bevorder je de christelijke levenssfeer.
Hier is openheid en veiligheid voor nodig, het gaat om je hart. Daarom probeer je een klimaat
te bevorderen waarin je met elkaar over God en je relatie met Hem kunt spreken.
2. Verbinden van de Bijbel en de christelijke traditie met de leefwereld van het kind.
We moeten kinderen ‘inleiden’ en ‘inwijden’. Hiervoor moet je in staat zijn om de wereld van
de Bijbel en de belijdenis dicht bij de leerlingen te brengen. Hiervoor moet je vaardigheden als
Bijbelverhalen vertellen, Bijbelleeslessen en vieringen leiden etc. onder controle hebben.
Daarnaast leid je leerlingen in christelijke gewoonten in door het oefenen van aandachtigheid
en eerbied. Je moet de wereld van de Bijbel en de christelijke traditie dicht bij de leerlingen en
hun leefwereld brengen en dat is best lastig… De Bijbel staat niet los van het leven van
vandaag.
Je helpt leerlingen woorden geven aan het christelijk geloof door Bijbelvertellingen etc.
3. Bevorderen van ethisch denken en handelen.
Het gaat hierbij om gewetensvorming, karaktervorming en morele vorming. Dit komt op allerlei
manieren terug in de godsdienstige vorming. Ethisch denken en handelen doe je op veel
momenten van de dag: tijdens de dagopening, in de lessen en pauze, tijdens een actie voor
een goed doel en wanneer je met kinderen een ruzie uitpraat. De vraag: ‘wat wil God dat we
doen en wat wil Hij niet?’ komt regelmatig naar voren. Als christelijke leraar moet je de
leerlingen de wil van God laten leren kennen.
Voor de ontwikkeling van het ethisch denken is het van belang dat je concreet benoemt wat
goed en kwaad is. Door zelf in je wandel te laten zien wat het is om God te volgen, vorm je
het geweten van een kind. Je reflecteert met hen op wat mag en wat niet mag, je hebt oog
voor de karakters, je luistert en helpt hen groeien.
4. Oefenen van liturgische praktijken.