Bestuursrecht week 1
Leerdoel 1: De samenstelling, werkwijze, taken en bevoegdheden van de gemeentelijke
bestuursorganen (zijnde de gemeenteraad, het college van burgemeester en wethouders en de
burgemeester) herkennen. (tentamenvraag 1 - kennisvraag)
Gemeenteraad:
Samenstelling:
De gemeenteraad wordt gekozen door de inwoners van de gemeente en bestaat uit 9 tot 45
leden. Het aantal leden is afhankelijk van het aantal inwoners van de gemeente.
Werkwijze:
De gemeenteraad maakt verordeningen, daarbij hoort het recht van initiatief
(wetsvoorstellen) en het recht van amendement (wetswijzigingen). De gemeenteraad heeft
ook een controlerende bevoegdheid en heeft dan ook het recht van interpellatie (ter
verantwoording roepen).
Taken:
Vertegenwoordigt de bevolking, bepaalt waar het geld naartoe gaat, stelt gemeentelijke
verordeningen vast en controleert burgemeester en het college van B&W. (algemeen
bestuur)
Bevoegdheden:
De gemeenteraad is in beginsel bevoegd tot het vaststellen van gemeentelijk
verordeningen.
Het college van burgemeester en wethouders:
Samenstelling:
Het college wordt gevormd door de burgemeester en de wethouders. De wethouders
worden benoemd door de gemeenteraad
Werkwijze:
Bereidt de besluiten van de gemeenteraad voor en voert deze uit.
Taken:
Het college van B&W moet verantwoording afleggen aan de gemeenteraad
(verantwoordingsplicht) en moeten de inlichtingen geven aan de raad wanneer dit gevraagd
wordt (inlichtingenplicht).
Bevoegdheden:
Voert besluiten van de gemeenteraad uit en voert eigen taken uit. (dagelijks bestuur)
Burgemeester:
Samenstelling:
De burgemeester wordt benoemd op een bij wet te bepalen wijze, door de regering.
Werkwijze:
De burgemeester bewaakt de totstandkoming en uitvoering van het gemeentelijk beleid en
zorgt voor een goede samenwerking van de gemeente met andere gemeenten en
overheden.
Taken:
Vertegenwoordigt de gemeente “in en buiten rechte”, handhaaft de openbare orde en zit
vergaderingen van zowel de gemeenteraad als het college van B&W voor.
à Besluiten worden gemaakt door bestuursorganen.
à Gemeentelijke wetten: verordeningen
à Dit zijn A-organen
,*B-organen zijn private partijen
Leerdoel 2: De bestuurlijke en politieke verhoudingen tussen gemeentelijke bestuursorganen
onderling en tussen gemeentelijke bestuursorganen en ambtenaren herkennen. (tentamenvraag 2 -
kennisvraag)
Politieke verhoudingen:
De gemeenteraadsvergaderingen zijn vrij openbaar, daarnaast stemmen gemeenteraadsleden
zonder last en zijn zij onschendbaar voor de dingen die zij zeggen in de vergadering. Voor het college
van B&W geldt hetzelfde, alleen zijn de vergaderingen in beginsel achter gesloten deuren. De
burgemeester vertegenwoordigt de gemeente in en buiten rechte. De burgemeester bevordert de
eenheid van beleid van het college.
Bestuurlijke verhoudingen:
Wethouders leggen individueel en als college van B&W verantwoording af aan de raad over het door
hen gevoerde bestuur en moeten daartoe alle noodzakelijke inlichtingen verschaffen. De
gemeenteraad heeft alle bestuursbevoegdheden die niet aan de burgemeester of het college van
B&W zijn toegekend. De gemeenteraad is ook het bestuursorgaan van een gemeente. De
burgemeester legt ook verantwoording af aan de gemeenteraad over het door hem gevoerde
bestuur.
Ambtenaren
Dienen het algemeen belang
Bereiden beleid voor en voeren beleid uit
Beleid wordt vastgesteld door bestuursorganen
Kunnen namens het college van B&W en burgemeester in mandaat besluiten nemen
à Ook A-organen
Leerdoel 3: De bestuursorganen van de decentrale openbare lichamen (feitelijk alleen van de
gemeente) benoemen. (tentamenvraag 3 - kennisvraag)
Provincie (openbaar lichaam): Provinciale Staten, het college van gedeputeerde staten en de
commissaris van de Koning.
Gemeente (openbaar lichaam): gemeenteraad, college van B&W en burgemeester
Waterschappen: het algemeen bestuur van een waterschap bestaat uit vertegenwoordigers van
categorieën belanghebbenden, zoals inwoners, boeren, bedrijven en beheerders van
natuurterreinen.
De Staat (openbaar lichaam): minister en een staatssecretaris.
Art. 1: 1 lid 1 Awb regelt wanneer er sprake is van een bestuursorgaan:
1. Een orgaan van een krachtens publiekrecht ingestelde rechtspersoon (art. 1: 1 lid 1
sub a Awb)
2. Een ander persoon of college met enig openbaar gezag bekleed (art. 1: 1 lid 1 sub b
Awb).
De eerste groep bestuursorganen worden de A-organen genoemd:
à Dit zijn de bestuursorganen van publiekrechtelijke rechtspersonen (de Staat, de provincies, de
gemeenten en de waterschappen). We noemen publiekrechtelijke rechtspersonen ook wel openbare
lichamen, ze bestaan uit alle bestuursorganen bij elkaar.
De tweede groep bestuursorganen worden de B-organen genoemd:
, à Een voorbeeld van een B-orgaan is een APK-keurmeester, hij heeft namelijk de exclusieve
bevoegdheid om auto’s te keuren en verder nog bijvoorbeeld stichtingen.
Leerdoel 4: De plaats van het bestuursrecht binnen het recht bepalen. (tentamenvraag 4 -
begripsvraag)
Bestuursrecht bevindt zich in publiekrecht, dit gaat over de relatie tussen overheden onderling en die
tussen de overheid en de burger. Bestuursrecht gaat over de overheid die in contact komt met de
burgers. De overheid is dan een machtspersoon, de overheid heeft dan een exclusieve bevoegdheid
en dat houdt in dat een bepaald orgaan als enige een bepaalde bevoegdheid heeft. De overheid kan
ook gebruik maken van het privaatrecht, de openbare lichamen bezitten namelijk
rechtspersoonlijkheid (burger). De overheid staat gelijk met een natuurlijk persoon (burger) en kan
privaatrechtelijk handelen (overeenkomsten aangaan etc.), maar moet er wel rekening mee houden
dat zij handelt in het algemeen belang en ook de beginselen van behoorlijk bestuur naleeft.
Leerdoel 5: De bronnen van het bestuursrecht noemen. (tentamenvraag 5 - kennisvraag)
Internationaal recht: Nederlandse toezichthouders worden door verdragen verplicht
deze toe te passen.
Nationale regelgeving: wetten in formele zin, van de formele wetgever dus, op alle
niveaus. (Grondwet, overige wetten in formele zin, AMvB’s, ministeriële regelingen,
decentrale wet- en regelgeving)
Jurisprudentie: in de rechtspraak ontstaan nieuwe regels waar de burgers en de
overheid voortaan rekening mee moeten houden.
Ongeschreven bestuursrecht: beginselen van behoorlijk bestuursrecht, (die niet in de
wet staan) en het vertrouwensbeginsel (anders dan staatsrechtelijke
vertoruwensbeginsel). Gaat een beetje samen met jurisprudentie.
Leerdoel 6: Het bestuursrecht onderverdelen in algemeen en bijzonder bestuursrecht, rekening
houdend met het begrip gelede normstelling. (tentamenvraag 6 - kennisvraag)
Algemeen bestuursrecht:
à Wordt behandeld in de Algemene wet bestuursrecht (Awb). In deze wet staan algemen regels over
rechtsbescherming, handhaving en andere bestuursrechtelijke onderwerpen.
Bijzonder bestuursrecht:
à Dit richt zich op een bepaald onderwerp van het bestuursrecht. Het wordt geregeld in diverse
speciale bestuursrechtelijke wetten zoals de vreemdelingenwet, participatiewet, wet ruimtelijke
ordening, woningwet, wet milieubeheer, wet algemene bepalingen omgevingsrecht en drank- en
horecawet.
Gelede normstelling: De toepasselijkheid van een rechtsregel is niet zomaar in 1 wet te vinden, maar
in een combinatie van met elkaar samenhangende regelingen.
à Dit betekent dat je vaak in algemeen bestuursrecht moet kijken, maar ook het bijzonder
bestuursrecht.