HUMANE ONTWIKKELING
HOORCOLLEGES
HOORCOLLEGE 1 – VROEGE EMBRYOGENESE
Er zijn 23 carnegie stadia, die worden gebaseerd op uiterlijke kenmerken van het embryo/de
foetus.
Abnormale ontwikkeling: oorzaak bij kind (genetisch; ouders drager van mutatie, spontane
mutatie, deletie, puntmutatie, chromosoomaantal) of moeder (genetisch of
omgevingsfactoren; gezondheid (diabetes), infecties, drugs/medicijnen, omgeving roken,
chemicaliën, metalen, pesticiden, gebrek aan foliumzuur).
Teratogenen: stoffen/toestanden die tijdens de
zwangerschap de normale ontwikkeling verstoren en
prenatale schade veroorzaken. Dood, misvorming,
groeistoornis of functievermindering (alle 4 door alcohol).
Effect is afhankelijk van hoeveelheid, tijdstip, wijze en
patroon van blootstelling. Embryonale periode gevoeliger
omdat dan aanleg plaatsvindt.
Capacitatie zaadcellen in tractus acrosoomreactie
penetratie zona pellucia fusie met eicelmembraan
corticale reactie (ZP3 veranderd van structuur en kan geen
2e binden) 2e meiotische deling vorming pronuclei.
Eerste week ontwikkeling: primaire secundaire tertiaire follikel waaruit eitje springt
dan kan hij de eileider in. Bevruchting vaak in invidibulum (begin eileider). Gele lichaam
achter voor progesteron productie. Eicel wordt bevrucht pronuclei samen
chromosomen bij elkaar klievingsdelingen in zona pellucida tot in morula stadium (daarin
zitten blastomeren die nog omnipotent zijn) dan gaat hij differentiëren tot
blastulastadium (trofoblasten en embryoblast) gaat innestelen en zona pellucida
afgebroken (hatching) en dan kan hij opgenomen worden in het endometrium (einde 2 e
week). Trofoblasten gaan placenta vormen (cytotrofoblasten en syncytiotrofoblasten die
zitten in endometrium). Dan krijg je 2 lagige kiemschijf; hypoblast en epiblast. Voordat
placenta krijgt het voeding van als de syncytio de endometriumklieren infiltreren.
Holtevorming: hypoblast gaat de blastocoel omgeven
(membraan van Heuser) en wanneer dat volledig is is
dat de dooierzak. Bovenin gaat de amnionholte
ontstaan.
2 eicellen: dizygoot; ieder eigen amnion, chorion. Als je
een-eiig: gaat splitsen. Vroeg splitsen (72u) heeft 2
amnion en 2 chorion. Midden (3-8 dagen): 2 amnion
maar 1 chorion. Laat (8-12 dagen): 1 amnion en 1
chorion. Nog later (13-15 dagen): siamese tweeling.
, 2e week: embryo wordt 2 lagig (epiblast en hypoblast), embryo
nestelt in en er ontstaan 3 holten (dooierzak, amnion en
chorion).
Placentavorming: primaire villi uit cytotrofoblast in
syncytiotrofoblast secundaire villi van extra embroynale
mesoderm kruipt ook in uitsteeksel in kern tertiaire villi in
extra embyronale mesoderm komen embryonale bloedvaatjes
(haarvat) waardoor voeding en O2 uit moederbloed over
syncytio en cytotrofoblast en over mesoderm en zo komt het
in haarvaatjes van kind via navelstreng ader naar embryo.
Uitwisseling mogelijk maar nooit direct contact. De
navelstreng ader is zuurstofrijk.
Gastrulatie: van 2 3 lagen. Ectoderm (buiten),
mesoderm (midden) en endoderm (binnen).
Ontstaan allemaal uit epiblast. In 3e (en 4e) week. Je
hebt de primitief streep met de primitiefknop op de
kiemschijf van de epiblast. Craniaal zit de
primitiefknop. De primitiefstreep is een lang gerekte
verdikking van epiblast cellen die vroeg tijdens de
gastrulatie op de caudale middenas gevormd wordt
ten gevolge van beweging van cellen naar de
middenlijn. Streep wordt groeve waardoor cellen
naar binnenkant embryo kunnen bewegen om meso- en endoderm te vormen (invaginatie),
tussen epi- en hypoblast in gaan deze zitten. De primitiefstreep is eerst vrij kort, maar wordt
dan langgerekter (embryo wordt langer en smaller = convergente extensie). Boven de
primitief streep vormt de neurale groeve. Epiblastcellen migeren dus door de streep en gaan
tussen epiblast en hypoblast. De eerste cellen die dat doen worden het endoderm dat tussen
de hypoblast gaat zitten die opzij geduwd wordt naar de zijkanten. De cellen die daarna
komen gaan tussen endoderm en epiblast en dat wordt het mesoderm. Als dit voltooid is
wordt de epiblast het ectoderm genoemd.
o Paracriene signalering: Nodal (TGFb) reguleert het begin en het instandhouden van
de primitiefstreep. Die komt vooral tot expressie in knop en later ook in streep. FGF8
veel in streep tot expressie, het zorgt voor de verlaging van E-cadherine waardoor
EMT mogelijk wordt zodat de epiblastcellen kunnen invagineren. FGF4 is cruciaal
voor het aantrekken van cellen naar de primitiefstreep om erin te vagineren.
o Chemorepulsie en chemoattractie:
aantrekking en afstoting bepalen waar cellen
heen migreren. Ter hoogte van de
primitiefstreep FGF8 en Wnt3a verdrijven
mesodermcellen van de middellijn. Craniaal
van de primitiefknop heb je FGF4 en die trekt
mesodermcellen terug richting de middellijn
(paraxiaal mesoderm vorming).
Ectoderm: opperhuid en afgeleiden (haren en
zweetklieren) en zenuwweefsel.
, Mesoderm: bewegingsapparaat, vasculair systeem en urogenitaalsysteem.
Endoderm: epitheel van darm en daarvan afgeleide klieren zoals longen, pancreas en lever.
Er zijn 2 plakken waar endoderm en ectoderm op elkaar zonder mesoderm: buccofaryngeaal
membraan (mondholte) en cloacaal membraan (anus en urogenitale sinus).
Chorda dorsalis: de cellen die door de primitiefknop migreren worden de chorda dorsalis (die
gaan recht naar voren en niet opzij). Deze wordt steeds langer. Dag 13-16 is groei van
primitiefstreep naar craniaal, dag 16 is maximale lengte en daarna trekt hij zich terug zodat
de chorda dorsalis kan groeien en uiteindelijk als er geen gastrulatie meer nodig is vervalt de
primitief streep. Chorda dorsalis dus uit epiblastcellen uit primitiefknop, mesodermale
elastische staaf, loopt langs hele rug, ligt ventraal van neurale buis en induceert deze.
Specificeert ook ventrale paraxiale mesoderm en in volwassen stadium aanwezig als nucleus
polpsus in tussenwervelschijven (kan hernia geven als hij licht vervormd wordt).
o Differentiatie mesoderm: axiaal is het centraalste, daarna
paraxiaal, daarna intermediair en daarna lateraal (die spilts in
paratiale en viscerale blad). Het axiale mesoderm is de chorda
dorsalis (notochord) aan rugzijde alleen het neurale weefsel er
nog achter.
Embryonale krommingen: in de 4e week kromt de drielagige kiemschijf in het transversale
vlak (laterale richting) waardoor een cilindervorm ontstaat. Tegelijk kromt het embryo in het
sagittale vlak (cranio-caudale richting) waardoor de cilinder aan de toppen gesloten wordt en
ook gebogen raakt. Krachten: groei van axiale (middenas) structuren zoals hersenblazen en
somieten, groei in lengterichting, groei aan randen is beperkt en dooierzak groeit niet
verder. Amnionholte groeit ook en die groeit als een ballon helemaal om het embryo heen
waardoor kromming geforceerd wordt. Hierdoor wordt ook een stukje van de chorionholte
opgenomen in het embryo. Het hart verplaatst van craniaal naar ventraal. Ook de voordarm
(voor dooierzak), midden (terhoogte dooierzak) en eind (na dooierzak). De dooierzak wordt
bijna afgesnoerd. Na de dooierzak nog een uitsteeksel = allantois (oerblaas).
Navelstreng: hechtsteel, dooierzaksteel (ductus vitellinus), bloedvaten en allantois.
Paraxiale mesoderm: somieten (wervels, huid en spieren). Somieten worden dus wervels,
huid en spieren. Somieten zorgen voor organisatie segmentale patroon. Somitomeren en
somieten (oersegmenten). Ontstaan uit presomitisch mesoderm van craniaal naar caudaal
(craniaal eerder seg dan caudaal) door een moleculaire kolk (notch, FGF8, wnt3a); MET. De 1 e
7 somitomeren worden de schedel, de rest gaat van somieten wervels, ribben, huid rug en
skeletspieren. 44 somietparen in mens.
Intermediair: urogenitaal
Lateraal: lichaamsholtebekleding en
vascularisatie.
Somitogenese: in staart zitten notch genen die
constant aan en uit gaan (wave expressie). Als
ze aan wordt er weer een nieuw paar somieten
afgesnoerd gaan ze weer uit aan nieuw