Module 10 Samenvatting
Culturele diversiteit in de gezondheidszorg
H2 Migratie en migranten in Nederland
De groepen migranten die onderscheiden worden zijn oude en nieuwe arbeidsmigranten, gezinsvormers en -
herenigers, asielzoekers, vluchtelingen en illegalen. Er zijn ook migranten uit vroegere kolonieën (Suriname en
de Antillen) en historische minderheden zoals Joden en Zigeuners.
Condición migrante is de situatie waarin veel eerstegeneratiemigranten zich bevinden – verdriet en heimwee
door de migratie, gemis aan een sociaal netwerk, niet vertrouwd zijn met instituties in het land van aankomst,
taalproblemen, verlies aan maatschappelijke status etc. Bij deze status gaat het om een combinatie van de
directe gevolgen van migratie en iemands laag sociaaleconomische status in Nederland. Beide kunnen leiden
tot ernstige gezondheidsproblemen zowel lichamelijk als psychisch.
2.1 migratie als wereldwijd fenomeen
In de 20e eeuw heeft er een migratiestroom van minder ontwikkelde naar meer ontwikkelde landen op gang
gekomen. Vaak gaat het om arbeidsmigratie van armere landen in het Zuiden naar rijkere landen in het
Westen. Ook binnen de niet-westerse wereld is er sprake van een aanzienlijke mobiliteit. Er zijn twee soorten
arbeidsmigratie te onderkennen: bij circulaire migratie wisselen migranten het werk op een andere plaats af
met periodiek terugkeren naar huis (het gaat bijvoorbeeld om jonge mensen die naar de stad trekken). Het
tweede type migratie is permanente arbeidsmigratie. Het gaat hierbij om mensen die voor een tijdelijk periode
naar het buitenland gingen om daar te werken maar die om welke reden dan ook niet terugkeerden en zich
permanent in het nieuwe land vestigden. In sommige gevallen is er sprake van een statisch migratieproces wat
wil zeggen dat de migrant rechtstreeks van zijn of haar dorp of stad naar een plaats in het buitenland trekt en
dan daar permanent blijft.
Asielzoekers zijn mensen die asiel hebben aangevraagd omdat zij vinden dat ze in hun eigen land niet veilig
zijn. Ze verzoeken erkend te worden als vluchteling. Zolang zij nog geen verblijfsrecht hebben gekregen, zitten
ze in de asielprocedure gedurende welke periode onderzocht moet worden of ze legitieme redenen hebben
gehad om hun land te ontvluchten. De term vluchteling is in de Nederlandse context iemand met een erkende
vluchtelingenstatus (meestal verkregen na het doorlopen van een asielprocedure). Het merendeel van de
mensen wat op de vlucht is, wordt voor het grootste gedeelte zelf opgevangen in eigen regio (meestal in grote
vluchtelingenkampen in de regio). De opvang duurt meestal zo lang als er oorlog is, zodra deze voorbij is dan
worden ze weer teruggestuurd. Een klein deel van alle vluchtelingen vraagt in het buitenland asiel aan.
2.2 migranten in Nederland
In Nederland zijn de volgende categorieën migranten en minderheden te onderscheiden:
Eerstegeneratiearbeidsmigranten (gastarbeiders) en hun in het buitenland geboren partners en
kinderen.
Al eeuwenlang komen er mensen uit het buitenland naar Nederland om te werken. De eerste grote groep in de
vorige eeuw waren de Chinezen. Na de Tweede Wereldoorlog kwamen veel Italianen en Spanjaarden en in de
jaren zestig kwamen er veel arbeidskrachten uit landen rondom de Middellandse Zee; Griekenland,
Joegoslavië, Spanje en Italië en later ook Turkije en Marokko.
Om de immigratiegolf enigszins te reguleren werden er zogenoemde wervingsakkoorden afgesloten met deze
landen; arbeidskrachten werden geselecteerd op leeftijd, gezondheid en vakbekwaamheid. De jonge,
alleenstaande mannen werden gastarbeiders genoemd en werden door hun werkgevers ondergebracht in
pensions of barakken. Marokko en Turkije bleven economisch onderontwikkeld in vergelijking met de andere
landen waardoor dit geen prikkel was voor de gastarbeiders om terug te keren. In het wervingsakkoord stond
dat deze gastarbeiders twee jaar zouden blijven (wat deels ook gebeurd is) maar veel gastarbeiders zijn
gevestigd en door de gezinshereniging is de groep eerste- en tweedegeneratiearbeidsmigranten sindsdien
gestaag gegroeid.
,Vanaf de jaren 90 kreeg Nederland weer behoefte aan laaggeschoolde en specialistische arbeid en vooral
Polen is hierdoor naar Nederland gekomen. De laatste jaren zijn er veel mensen uit Oost-Europa en dan
voornamelijk Roemen, Bulgaren en Slowaken. De meeste Centraal- en Oost-Europeanen verrichten tijdelijke
arbeid; ze werken enkele maanden in Nederland en gaan dan voor een tijdje naar huis (circulaire migratie).
Daarnaast komen ook steeds meer hooggeschoolde arbeidsmigranten naar Nederland (verpleegkundigen of
ICT-specialisten).
De tweede en derde generatie (in Nederland geboren kinderen en kleinkinderen van migranten)
Mensen die voor gezinshereniging en huwelijk naar Nederland zijn gekomen
Ongeveer twee derde van de gezinsmigratie bestaat uit gezinshereniging en een derde bestaat uit
gezinsvorming. De meeste gezinsvormers en -herenigers komen uit Turkije en Marokko. Slechts een
minderheid (rond de 15%) van de tweede generatie Turkse en Marokkaanse Nederlanders haalt hun
huwelijkspartner uit het land van herkomst.
Volwassen nieuwkomers zijn in principe verplicht om in te burgeren en die inburgering begint al in het
thuisland; voordat zij een tijdelijke verblijfsvergunning kunnen aanvragen moeten zij met succes een
basisexamen inburgering afgelegd hebben bij de Nederlandse ambassade of het consulaat. Dit examen toetst
de basiskennis van de Nederlandse taal en de Nederlandse samenleving. Ook worden er leeftijdseisen en
inkomenseisen gesteld aan de (huwelijks)partners. Voor meerderjarige kinderen en ouders van al in Nederland
wonende migranten gelden andere eisen.
Erkende vluchtelingen
Iedereen die vanwege een asielaanvraag in Nederland mag blijven krijgt dezelfde status; de verblijfsvergunning
voor bepaalde tijd asiel. Deze status kan gedurende een aantal jaar (drie tot vijf jaar) ingetrokken worden, als
de situatie in het land van herkomst is verbeterd. Alle houders van een vergunning voor bepaalde tijd asiel
hebben dezelfde rechten met betrekking tot werk, onderwijs, huisvesting en gezinshereniging.
Na afloop van de desbetreffende periode kan de vluchteling een aanvraag indienen voor een vergunning voor
onbepaalde tijd asiel. Pas met een dergelijke vergunning is men een erkende vluchteling. Deze
verblijfsvergunning wordt niet meer ingetrokken, tenzij de vluchteling zich schuldig maakt aan een ernstig
misdrijf.
Zo’n 27.500 asielzoekers die voor 2001 in Nederland asiel hadden aangevraagd, kregen in 2007 een generaal
pardon wat inhield dat zij een verblijfsvergunning kregen en aan hun verplichte inburgering konden beginnen.
Asielzoekers
Asielzoekers zijn personen die in Nederland een aanvraag voor toelating als vluchteling hebben ingediend. Het
aantal asielverzoeken steeg explosief in de jaren 90 van de vorige eeuw maar is vanaf 2000 weer gedaald. Irak,
Somalië en Afghanistan zijn de belangrijkste herkomstlanden van asielzoekers in 2010.
Illegalen (ongedocumenteerden)
Dit zijn eigenlijk de mensen zonder verblijfsvergunning. Veel instanties gaan ervan uit dat er ongeveer 100.000
tot 150.000 illegalen in Nederland zijn. Het gaat niet alleen om uitgeprocedeerde asielzoekers maar ook om
mensen die naar Nederland kwamen voor werk of gezinshereniging. Een deel van de ongedocumenteerden
heeft een tijd legaal in Nederland gewerkt of gestudeerd, maar is na het aflopen van de vergunning niet
teruggekeerd naar het land van herkomst.
Studenten of hoogopgeleide werknemers met een tijdelijk arbeidscontract
Westerse allochtonen afkomstig uit Europa, VS, Canada of Australië
Migranten uit vroegere koloniën zoals Molukkers, Indo’s, Surinamers en Antillianen
In 1975 werd Suriname onafhankelijk en rond de onafhankelijkheid vertrokken veel Surinamers naar
Nederland. Vanaf 1980 nam die migratie af, omdat Nederland een visumplicht voor Surinamers invoerde en
het moeilijker werd om een Nederlands paspoort te krijgen.
,Antillianen (Aruba, Curaçao en Sint Maarten en de gemeenten Saba, Sint Eustatius en Bonaire) zijn vooral vanaf
de jaren zeventig naar Nederland gekomen. Omdat de werkgelegenheid verslechterde, gingen veel werklozen
werk zoeken in Nederland. Vanwege de slechte economie bleven veel studenten uiteindelijk na hun studie in
Nederland wonen. Antillianen hebben een Nederlands paspoort en kunnen daardoor vrij heen en weer reizen
tussen de Antillen en Nederland.
Historische minderheden zoals Zigeuners en Joden
De laatste jaren komen nieuwkomers hoofdzakelijk voor werk, het gezin, de studie of asiel naar Nederland.
Gezinsmigratie is al meer dan 15 jaar het belangrijkste migratiemotief. Het aantal asielzoekers wat jaarlijks
naar Nederland komt is in vergelijking met tien jaar geleden enorm gedaald. Recentelijk is dit echter weer gaan
stijgen (evenals mensen die zich vestigen voor studie en werk).
2.3 Sociaaleconomische positie en integratie
Hoe beter ingeburgerd en geïntegreerd, hoe groter de kans op een hogere opleiding, een goede baan en een
bevredigend inkomen. De kloof tussen de niet-westerse allochtonen en autochtonen op het gebied van
opleidingsniveau, positie op de arbeidsmarkt en inkomensniveau wordt steeds kleiner. De inkomenspositie van
allochtonen is de afgelopen jaren licht verbeterd.
Voor de tweede generatie gelden deze verbeteringen sterker dan voor de eerste generatie; de tweede
generatie is ook beter opgeleid. Tweedegeneratie migranten slagen er ook steeds beter in om hoger gewaarde
banen te bemachtigen. Veel migranten (voornamelijk eerste generatie) bevinden zich echter nog in een
achterstandspositie. De sociaaleconomische positie van deze mensen is zwak en dat maakt ze kwetsbaar voor
een economische tegenslag. 30% van de Turkse, Marokkaanse en Antilliaanse huishouden leeft onder de
armoedegrens tegen 8% van de autochtone huishouden.
In de grote steden zijn veel achterstandswijken waar men meer dan de helft van de inwoners van allochtone
herkomst is en waar veel mensen afhankelijk zijn van een uitkering of een laag inkomen. De kwaliteit van deze
woningen in deze wijken is laag (krap behuisd en bewoners klagen over verloedering, overlast en onveiligheid).
De Turken blijven voornamelijk meer op de eigen groep gericht dan de Marokkanen, Surinamers en Antillianen.
Turken gaan in de vrije tijd weinig met de autochtonen om en ook het aandeel gemengde relaties is bij deze
groepen gering. Surinamers en Antillianen houden veel vaker contact met autochtonen en zijn ook vaker
gehuwd (voornamelijk de tweede generatie).
2.3.1 Vluchtelingen
De sociaaleconomische positie van veel vluchtelingen is zorgelijk. Velen zijn afhankelijk van een uitkering en
hebben financiële problemen. Door de jarenlange asielprocedure hebben ze lange tijd niet kunnen werken wat
het voor werkgevers onaantrekkelijk maakt om hen in dienst te nemen. Hierdoor leven veel vluchtelingen in
armoede. Hoe langer men in Nederland is, hoe groter de kans op een baan is.
2.3.2 oudere migranten
De grootste groep van oudere migranten bestaat uit Surinamers. Veel van hen zijn voor of rond de
onafhankelijkheid van Suriname naar Nederland gekomen en wonen hier al meer dan 35 jaar. Surinaamse –
maar ook Antilliaanse – ouderen hebben een aanzienlijk hoger opleidingsniveau dan overige groepen oudere
migranten. Een tweede groep ouderen wordt gevormd door voormalige gastarbeiders en hun echtgenoten
(vanaf de jaren 60 vanuit Turkije en Marokko). Zij hebben vrijwel altijd geen opleiding en vooral de oudere
vrouwen zijn vaak analfabeet. Ongeveer 60% heeft moeite met een gesprek vormen en ook hebben ze moeite
met het begrijpen van formulieren, brieven en informatie van de overheid.
Van de gastarbeiders die jarenlang zwaar en risicovol werk hebben gedaan in de bouw, is een flink deel door
een versleten rug of knieën afgekeurd en in de WAO terechtgekomen. Gepensioneerden hebben meestal een
laag inkomen doordat zij slechts een klein pensioen hebben en een onvolledige AOW hebben opgebouwd. Voor
aanvulling van hun inkomen zijn ze dan afhankelijk van de bijstand.
, De psychische gezondheid van migranten is over het algemeen slechter dan die van autochtone Nederlanders.
Depressieve klachten komen vaker voor onder Turkse en Marokkaanse ouderen in vergelijking met autochtone
ouderen.
Veel oudere Turkse en Marokkaanse mannen zouden liever terug willen naar hun land van herkomst, maar
voor vrouwen is een definitieve terugkeer geen optie. Ze willen in de buurt blijven van de kinderen en
kleinkinderen in Nederland. Pendelen is dan de beste optie; enkele maanden in Marokko blijven en dan weer
terugkomen.
2.3.3 Allochtone vrouwen
Turkse en Marokkaanse vrouwen bevinden zich vaker in een kansarme positie. Ze zijn gemiddeld lager
opgeleid en veel (eerstegeneratie)migranten hebben moeite met de Nederlandse taal. Hierdoor nemen ze
minder vaak deel aan de arbeidsmarkt. Weinig zijn economisch zelfstandig. Wel bestaan er grote verschillen
tussen de eerste en tweede generatie; meisjes en jonge vrouwen volgen steeds vaker hoger onderwijs en zijn
dan ook succesvoller dan Turkse en Marokkaanse jongens. Ze krijgen op hogere leeftijd een eerste kind en het
aantal kinderen ligt ook lager.
Van alle groepen allochtone vrouwen is de sociaaleconomische positie van de Surinaamse vrouwen het beste.
Ze hebben vaak betaald werk en ze zijn het vaakst economisch zelfstandig, vaker zelfs dan autochtone
vrouwen. Antilliaanse vrouwen zijn in mindere mate economisch zelfstandig. In de rest van de opvattingen
(opleiding, rol van de vrouw, contact met autochtonen) komen de Surinamers en Antillianen verder wel
overeen.
2.4 Sociaaleconomische status en gezondheid
SES wordt bepaald aan de hand van opleidingsniveau, beroepsstatus en inkomen. Sociaaleconomische
verschillen zijn verschillen in gezondheid en sterfte tussen mensen met een hoge en lage SES. Mensen met een
lagere sociaaleconomische status hebben vaak een slechtere gezondheid. Bepaalde risicofactoren voor ziekte
en sterfte (determinanten zoals een ongezonde leefstijl, ongezonde woonomstandigheden en fysiek zwaar
werk) komen vaker voor bij groepen met een lage SES, waaronder migranten. Daardoor hebben ze vaker te
maken met bepaalde aandoeningen dan mensen met een hogere SES (hoger risico op diabetes type 2,
cardiovasculaire aandoeningen en colorectale kanker).
Kinderen met een lage SES hebben een groter risico op overgewicht en obesitas.
2.5 adaptieproblemen
Migranten die na aankomst in een hoge-inkomensland te maken krijgen met een daling in de SES of die
kampen met werkloosheid, meer psychische problemen hebben dan migranten bij wie de sociale positie
verbeterde of hetzelfde bleef. Veel problemen van migranten hebben te maken met negatieve ervaringen
tijdens en na hun migratie.
Daarnaast blijven ook processen van aanpassing, acculturatie en integratie, intergenerationele conflicten en
de mate van acceptatie door de ontvangende samenleving een rol te spelen.
H4 Migratie, gezondheid en kwetsbaarheid
Migratie brengt bepaalde gezondheidsrisico’s met zich mee. Het gaat hier om kwetsbaarheid voor en risico’s
op gezondheidsproblemen die het gevolg zijn van verplaatsing en de aanpassing in en aan een nieuwe
samenleving, de status van migrant-zijn.
4.1 migratie en aids
1 op de 3 gevallen van HIV treft migranten. Driekwart van de 9000 vrouwen die in 2006 te horen kregen dat ze
hiv hadden, was afkomstig uit het buitenland en dan voornamelijk sub-Sahara Afrika.
In Nederland vindt ongeveer 42% van de nieuwe hiv-infecties plaats onder mensen afkomstig uit sub-Sahara
Afrika. Het recent gediagnosticeerde patiënten uit zuidelijk Afrika daalde in de heteroseksuele populatie tussen
2000 en 2010 van 52% tot 42%. Mogelijk is dit het gevolg van de strengere immigratiewetten die sinds enkele
jaren gelden en die geleid hebben tot een afname van de migratie door mensen uit dit werelddeel.