Samenvatting Groepsdynamica
1a1. Kennis van de verschillende fasen en niveaus in groepen en kan deze benoemen, onderscheiden
van elkaar en toepassen (Remmerswaal, Homans)
Er zijn verschillende benamingen voor onderscheiden in groepen:
Cooley: - primaire groepen: persoonlijke, intieme relaties
- secundaire groepen: koele, onpersoonlijke relaties
Tönnies: - gemeinschaft: leefgemeenschap
- gesellschaft: belangengemeenschap
Durkheim: - solidarité organique
- solidarité méchanique
Elke groep functioneert op 2 niveaus:
- taakniveau: inhoud van de groepsactiviteit, wat er gezegd en gedaan wordt.
- sociaal-emotioneel niveau: manier waarop men met elkaar omgaat bij uitvoering van de taak.
Homans maakt onderscheid tussen:
- intern systeem: activiteiten, interacties en gevoelens die voortvloeien uit het interne
groepsfunctioneren. Uiting van wederzijdse gevoelens tussen leden van de groep. Informele
groepsstructuur. Aandacht voor hoe de groep functioneert en hoe groepsleden met elkaar omgaan.
- extern systeem: alles wat zich in een groep afspeelt aan activiteiten, interacties, vervullen van taak
en bereiken van groepsdoel. Formele groepsstructuur. Taakleider staat centraal en bewaakt wat er
gedaan wordt.
1a2. Kan andere theorieën en modellen over groepsfasen benoemen en aangeven wat de verschillen
zijn (volgens, Tuckman, Shutz, Levine).
1a3. Kan de verschillende hoofdstromingen binnen de groepsdynamica opnoemen en onderscheiden
Hoofdstromingen in de groepsdynamica:
- Interactietheorie van Bales en Homans: groep is een systeem van met elkaar in interactie
verkerende individuen.
Homans sociaal-contacthypothese: interacties tussen leden zullen leiden tot gevoelens van
onderlinge genegenheid. Dat leidt tot verdere interacties.
Ook wel de interactiehypothese genoemd: frequente interacties zijn in het externe systeem
leiden tot gevoelens van genegenheid, leidt tot verdere interacties die de basis vormen voor
het interne systeem.
Bales interactieanalyse.
twee hoofgebieden van groepsinteractie: taakgebied en sociaal-emotioneel gebied. Door
middel van observaties formuleert hij een theorie van groepsontwikkeling. (oriëntatiefase,
evaluatiefase en controlefase of ook wel het BOB-model: beeldvorming, oordeelsvorming,
besluitvorming).
- Systeemtheorie: lijkt op de veldtheorie alleen beperkt deze zich tot groepen, systeemtheorie niet.
Intern evenwicht noemen we homeostase. Feedback is een van de belangrijkste manieren
om tot verandering te komen of stabiliteit te handhaven.
Geheel is meer dan de som der gehelen. Groep is een samenhangend en ondeelbaar geheel.
- Sociometrische benadering: Door Moreno. Richt zich op de emotionele kanten en interpersoonlijke
relaties tussen groepsleden. Wordt gebruik gemaakt van een sociogram: verwerking vragenlijst die
,groepsleden invullen over hoe zij hun andere groepsleden zien. Weergave van interpersoonlijke
interacties van de informele groepsstructuur.
- Algemene psychologie:
Cognitieve dissonantietheorie: Festinger. Iedereen probeert om de fysieke en sociale
omgeving zo te interpreteren dat de waarnemingen consistent zijn met elkaar. Wanneer de
elementen tegenstrijdig zijn, zijn ze dissonant. Mensen willen dit oplossen.
Sociale vergelijkingstheorie: groepen creëren een sociale werkelijkheid op basis van de
consensus van allen (hoe meer mensen het eens zijn, hoe meer het als waar wordt
aangenomen). Mensen zoeken bevestiging van hun eigen meningen en vergelijkingsmaatstaf
voor eigen vaardigheden.
Cognitief conflict en conformiteit: Asch en Thibaut en Kelly.
Asch onderzocht hoe indrukken van anderen tot stand komen en samen worden gevoegd en
hoe mensen omgaan met situaties in een groep waar ze een conflict ervaren.
Thibaut en Kelly formuleerden de kosten en baten-theorie.
- Veldtheorie: Lewin. Gedrag vindt plaats binnen een veld van elkaar beïnvloedende krachten.
- dynamische interdependentie: verandering
- quasi-stationair evenwicht: stabiliteit
Bij verbreking van dit evenwicht zal de groep opzoek gaan naar een nieuw evenwicht.
Gestaltpsychologie is een Europese voorloper van de veldtheorie.
- Psychoanalytische benadering: komt ook uit Europa. Bion en Thelen.
Onderscheid tussen het manifeste niveau: direct zichtbaar gedrag. En het
Latente niveau: verborgen onderstroom. Roept veel herinneringen op van vroeger. Daarom
wordt dit niveau beter opgepakt in groepsverband.
Bion heeft hier de theorie van de basisassumpties in groepen uit geformuleerd.
Taakniveau is opgedeeld in 2 andere niveaus:
1. Inhoudsniveau: wat er in de groep gebeurt, gedrag waarmee de groep werkt aan de doelstelling en
de taak.
2. Procedureniveau: hoe de groep aan de taak werkt.
Sociaal-emotioneel niveau is ook opgedeeld in 2 andere niveaus:
1. Interactieniveau: groepsproces en wat er tussen leden gebeurt.
2. Bestaansniveau: individuele proces en wat er binnen de afzonderlijke leden gebeurt.
Daarnaast is er het contextniveau: invloeden van buiten de groep.
Tweedeling tussen inhouds- en betrekkingsniveau komt uit de systeemtheorie (van Watzlawick).
Communicatie speelt zich af op verschillende niveaus en verliest zijn betekenis door aandacht te
hebben voor maar 1 niveau. Inhouds- en betrekkingsniveau zijn in ieder geval gelijktijdig aanwezig.
- inhoudsniveau: informatie, inhoud en bericht.
- betrekkingsniveau: geeft aan hoe inhoud moet worden opgevat, bepaalt ook hoe je iemand ziet.
Meeste communicatieproblemen liggen op betrekkingsniveau.
Lineair model: groepsontwikkeling wordt opgevat als een ordelijke voortgang van de groep
door meerdere voorspelbare fasen die elkaar in de tijd opvolgen. Ontwikkeling vertoont een
stijgende lijn. Aan het eind wordt de volwassenheid of rijpe groep bereikt.
, - Lewin, Bales, Schutz, Tuckman (forming, storming, norming, performing en adjourning),
Stemerding, Bennis en Shepard.
Spiraalmodel: groepsontwikkeling wordt opgevat als spiraalbeweging de diepte in. Thema’s
komen steeds diepgaander en intensiever aan de orde. Wanneer een thema op de voorgrond
staat, wordt het volgens een voorspelbaar patroon uitgediept. Onderscheid tussen bewuste
en onbewuste lagen (manifest en latent). Er wordt vooral aandacht besteed aan de
onderstroom. Freuds theorie wordt gebruikt.
- Bion, Thelen, Whitaker en Lieberman.
Polariteitenmodel: groepsontwikkeling waarin polariteiten een rol spelen. Groepsgebeuren is
een spanningsveld van wisselende polariteiten. Theorieën gaan uit van wat zich tussen
personen afspeelt. Legt sterke nadruk op toenemende zelfbepaling en autonomie van de
groep als criterium voor groepsontwikkeling.
1a4. Herkennen en onderscheiden hoe groepen ontstaan en wat de verschillen tussen groepen zijn
(Cooley, Pages, Satre)
Veel groepen ontstaan door de context-> onvrede met situatie. In de volgende theorieën wordt hier
ook aandacht aan besteed.
Sartre: groepen vanuit de collectiviteit.
Seriële bestaanswijze (-> bestaanswijze in een reeks) wordt gekenmerkt door anonimiteit.
Bijv. klanten van de AH. Sartre noemt het voorbeeld van de bushalte waar de bussen niet
stoppen. Een collectiviteit vormt een groep op de volgende manier:
1. Belang van individuen wordt erkend als gemeenschappelijk belang.
2. Directe communicatie en interactie volgt.
3. Ze beseffen dat het om tegengestelde belangen van de groep en daarbuiten gaat.
Het gaat om gedeelde belangen en onderlinge betrokkenheid.
Groepsvorming kan onverwachts plaatsvinden en blijft bestaan door zich verder te
ontwikkelen en te organiseren. Groep moet ook eigen structuur vinden. Wanneer er
bureaucratie optreedt valt de groep weer uit elkaar-> regels en procedures boven de doelen.
Pagès: groepen als subgroep van een groter geheel.
Lewin zegt dat een groep een dynamisch geheel is, waarvan de afzonderlijke delen
wederzijds op elkaar betrokken zijn (wat de één doet, heeft invloed op de ander).
Pagès is het daar niet mee eens, omdat er uit wordt gegaan van het individu als vertrekpunt.
We moeten vanuit het geheel terug redeneren naar samenstellende elementen.
Groep is onderdeel van een groter geheel. Groepen vertegenwoordigen iets wat speelt in het
grotere geheel. Groep is een geheel van personen die een emotioneel conflict beleven dat
door een groter geheel van personen, waarvan zij deel uit maken, gevoeld wordt.
Theorieën lieten nog niet zien waarom in een bepaalde situatie bepaalde personen een groep
vormen. Dat wordt verklaard door taak- en sociaal-emotionele determinanten.
Taakgerichte determinanten:
- aantrekkelijkheid van de groepsdoelen: sterke reden om lid te worden van de groep.
Daarnaast kan de groep opkomen voor belangen die je zelf hebt.
- Aantrekkelijkheid van groepsactiviteiten: meestal is het een mengvorm van doelen en
activiteiten. Afweging van kosten en baten.
- Privédoelen bereiken via de groep: doel dat buiten de groep ligt bereiken door lid te
worden.