Samenvatting Diversiteit
Introductie diversiteit:
De student kan uitleggen wat (super)diversiteit inhoud en welke betekenis het heeft voor
professionals.
Vertovec introduceerde het begrip ‘superdiversiteit’. Hij bedoelde hiermee dat er diversiteit in
diversiteit is, waarbij er steeds sprake is van ontwikkeling en verandering. De veelheid aan dimensies
en interactie van die domeinen maakt dat we kunnen spreken van superdiversiteit. Om een volledig
beeld te krijgen van diversiteit moet er naar alle dimensies gekeken worden en hoe die samenhangen
en elkaar beïnvloeden. Creolisering: mengvormen van subculturen en culturen.
Er zijn meerdere dimensies van differentiatie. Dimensies van diversiteit:
- immigratiestromen: Veranderingen in de in- en uitstroom hangen vaak samen met politieke
gebeurtenissen. Diversiteit in etnische achtergrond en reden voor migratie neemt toe.
- land van herkomst: migratiestromen bestonden eerst vooral uit landen waar het toekomstige land
een connectie mee had (kolonie). Dat is nu niet meer zo. Binnen land zijn natuurlijk nog steeds grote
culturele verschillen. Dus niet genoeg om diversiteit uit te drukken.
- talen: aantal talen dat gesproken wordt neemt ook toe.
- religie: ook hier is meer diversiteit in, maar schuilt wel het gevaar van overgeneraliseren. Er zijn
bijvoorbeeld heel veel verschillende stromingen in het christendom.
- migratiekanalen en immigratiestatus: manier waarop men tot immigratie is gekomen en mate van
zekerheid over immigratiestatus heeft gevolgen voor mogelijkheden in het nieuwe land.
Migratiekanalen hangen ook weer samen met immigratiestatus: arbeidsmigranten: vooral in jaren 50
en 60 naar NL en België. Eerst tijdelijke migratie veranderde in permanent. Er ontstaat nu meer
diversiteit hierin door seizoenswerkers en meer permanente migraties.
Ook studenten hebben een groot aandeel in migratie. Zij studeren een tijdje in het buitenland en
gaan dan weer terug.
Door familiehereniging emigreren echtgenoten en gezinsleden.
Asielzoekers en vluchtelingen is een kanaal dat veel onzekerheid met zich meebrengt.
Illegale en niet-geregistreerde migranten is de onzekerheid nog groter. Er is steeds de dreiging van
uitzetting.
Migratiekanaal waarmee men komt, hangt ook sterk samen met de mate waarin men toegang heeft
tot de arbeidsmarkt.
- geslacht: er is verschuiving van het geslacht in migratiestromen. Arbeidsmigranten waren mannen,
familiehereniging waren vooral vrouwen.
- leeftijd: arbeidsmigratie en familiehereniging zijn vooral jonge mensen.
- geografische spreiding: er is een patroon waarin nieuwe migranten zich vestigen op plekken waar al
een grote populatie uit het land van herkomst aanwezig is.
- transnationalisme en transmigratie: er is veel veranderd op gebied van internationale verplaatsing
en contacten. Er kunnen grote verschillen zijn in de redenen voor de mate van contact met het land
van herkomst. Bijv. politieke toestand. Soms vliegen vluchtelingen naar een ander land binnen de EU.
Transmigratie en transnationalisme zorgen zo ook weer voor een grotere diversiteit.
Door al deze verschillen kunnen mensen verschillend reageren op situaties en andere
toekomstmogelijkheden hebben.
Betekenis voor professionals:
- Onderzoek moet niet alleen meer gedaan worden naar land van herkomst als manier om naar
diversiteit te kijken.
- zorg moet afgestemd worden op het individu. Door generaliseren kun je kansen missen en zelfs het
contact verliezen. Vormt een grote uitdaging aangezien je hier ook veel kennis voor moet hebben.
,Vraagt om een open en transparante houden en voldoende ruimte voor dialoog.
- beleid moet meer rekening houden met superdiversiteit. Er ontstaan nieuwe patronen in
ongelijkheid, vooroordelen en discriminatie. ‘Wij-zij-denken’ is niet meer zo onderliggend hieraan als
vroeger. Complexiteit neemt toe. Kan het moeilijker maken het te herkennen en tegen te gaan.
De samenleving is constant in beweging. Termen en concepten die veel professionals gebruiken om
over diversiteit te praten zijn verouderd. Er moet gezocht worden naar nieuwe termen om de nieuwe
context van superdiversiteit te omvatten. Superdiversiteit zal alleen maar groter gaan worden.
De student kent de betekenis en werking van de verschillende aspecten van Beeldvorming
(Normativiteit, attitude, socialisatie, identiteit, stereotypen, vooroordelen, discriminatie).
De student kent de werking van het hebben van een referentiekader.
Beeldvorming: ontstaansproces van een beeld over een onderwerp, een thema of een groep
mensen. Beeld wordt gevormd door de informatie die je krijgt van televisie, internet of andere media
en van je directe omgeving.
Socialisatieproces aan de ene kant: hoe je bent opgegroeid en -gevoed.
Referentiekader aan de andere kant: totaal van jouw kennis, normen en waarden die bepalen hoe je
ergens naar kijkt.
Spelen beiden een rol in je eigen beeldvorming. Stukjes nieuws worden opgeslagen, deze beelden
beïnvloeden hoe je ergens naar kijkt en dat bepaalt dan weer welke informatie je opslaat. Dit is te
beïnvloeden via je attitude: geheel aan opvattingen, gevoelens en de geneigdheid tot handelen ten
opzichte van iets of iemand. 3 samenhangende componenten:
1. Cognitieve component: kennis en geloof over voordelen en nadelen van de situatie.
2. Affectieve component: wat voel je voor de situatie?
3. Conatieve component: de wil om te handelen ten opzicht van de situatie.
Dit bepaalt samen je gedrag richting een situatie.
Imago: beeld dat andere mensen van je hebben
Identiteit: beeld van persoonlijke eenheid dat je over jezelf hebt
Stereotypen: veronderstellingen over personen of groepen mensen, een vaststaand beeld, die een
vals, vervormd of simplistisch beeld van werkelijkheid geven. Vaak negatief en projecteert een imago
op een groep.
Vooroordeel: negatieve attitude ten aanzien van een persoon die behoort tot een sociale groep.
Discriminatie: vooroordeel of stereotypen vertalen zich in gedrag. Het ongelijk behandelen,
achterstellen of uitsluiten van mensen op basis van kenmerken. Niet alle vormen van ongelijke
behandeling zijn ook meteen discriminatie.
Positieve discriminatie (of positieve actie): persoon of groep wordt bevoordeeld door kenmerk.
Racisme: als een groep om raciale redenen minderwaardig behandeld wordt of er over hen
vernederende uitspraken worden gedaan. Gebaseerd op rassentheorieën. Discriminatie en racisme
zijn gebaseerd op het categoriseren van groepen mensen op basis van irrelevante kenmerken.
Pygmalioneffect: fenomeen waarbij hogere verwachtingen leiden tot hogere prestaties. Wanneer
verwachtingen van een docent laag zijn, presteert de leerling onder niveau.
Self-fulfulling prophecy: manier waarop we de ander zien, kan een positieve of negatieve invloed op
hem hebben.
Golemeffect: negatieve spiraal van de self-defeating prophecy.
Etnisch profileren: het gebruik door de politie van criteria of overwegingen omtrent ‘ras’, huidskleur,
etniciteit, nationaliteit, taal en religie bij opsporingen en rechtshandhaving- zowel op operationeel
als organisatorisch niveau- terwijl daarvoor geen objectieve rechtvaardiging bestaat. Door etnisch
profileren kan de groep die geprofileerd wordt zich ook juist expres (bewust of onbewust) zo gaan
gedragen (er ontstaat min of meer een self-fulfilling prophecy).
,De student weet wat de link is tussen socialisatie en constructivisme.
De student weet hoe diversiteit invloed heeft op insluiting en uitsluiting van personen en/of groepen.
De student kent de rol die media en journalistiek (bewust of onbewust) spelen op het gebied van
beeldvorming en ook dat het werkveld van de professional beïnvloedt.
De media is overal en beïnvloed daardoor ook ons wereldbeeld op een indringende manier.
Ontwikkelingen in de media hebben effect op hoe nieuws een plek krijgt en wat als waardevol of niet
wordt gezien.
Mediatisering: gaat niet zo zeer om de actualiteit, maar om wat men daarvan vindt. 4 dimensies:
1. Beschrijft welke informatiebron van belang is voor burgers en wat de belangrijkste
communicatiekanalen zijn.
2. Onafhankelijke positie van media ten opzichte van politieke instituties
3. Nieuwswaarde en het bereiken van een groot publiek, vaak sensatienieuws
4. Afstemming van gedrag en bewoordingen van politici aan regels van de samenleving
Er zijn verschillende filteringsmechanismen die een rol spelen bij het maken van nieuws:
- beïnvloeding: bereiken van verandering van overtuigingen bij de ontvanger centraal.
- framing: boodschap in een duidelijk kader geplaatst en ontvanger hoeft weinig moete te doen om
zich een beeld te vormen.
- conflict framing: binnen de politiek, verschillende opinies en meningen worden als wedstrijd
neergezet.
- priming: invuloefening waarbij men een associatie maakt op basis van wat men zelf weet.
- confirmation bias: bevestigen van vooronderstellingen.
Er is weinig tijd om bij nieuws stil te staan en dat maakt dat deze mechanismen sneller opspelen.
Journalistiek:
nieuws wordt ook gedaan vanuit het referentiekader van de journalist. Verbanden leggen en
conclusies trekken kan leiden tot te weinig nuance of diepgang.
Samenvoegen van nieuws tot soundbytes: achtergronden worden weggelaten en informatie wordt
slechts gecomprimeerd tot enkele woorden of oneliners. Deze fouten herstellen gaat erg moeilijk.
Nieuws of informatie wordt min of meer ‘gemaakt’. Er is een hoge druk om zo snel mogelijk een
onderwerp in beeld te krijgen: tijd is geld. Nieuws wordt een product van menen die voldoende tijd
en geld steken in het maken van aansprekende tekst, film etc.
Er ontstaat een mediahype die een loopje neemt met de volledigheid of waarheid van een
nieuwsbericht. Werkelijke boodschap wordt uit zijn verband gerukt (zwartepietendiscussie). Het is
belangrijk je er bewust van te zijn dat dit invloed heeft op je referentiekader.
Betekenis voor de professional:
- beelden, nieuwsberichten, films en series zijn sociaal geconstrueerd. Mediaberichten creëren,
bewust en onbewust, betekenissen. Wij als ontvangers (her)interpreteren vanuit ons eigen
referentiekader.
- nieuwsberichten kunnen gebaseerd zijn op stereotyperende mechanismen. Het is van belang dat je
vraagtekens zet bij alles wat je hoort, leest en ziet.
- het is van groot belang dat je in contact met de ander, je er altijd van bewust bent dat je te maken
hebt met een individu en unieke persoonlijkheid. Er zit vaak veel ruis in onze manier van kijken naar
de ander.
- onderlinge verschillen tussen mensen zijn altijd groter dan de overeenkomsten binnen de groep
waartoe iemand zichzelf rekent. Iedere persoon is uniek en meer dan de som van de stereotype
beelden van de groep waar hij toe behoort.
, De student kent de betekenis van de begrippen Sociaal Kapitaal en Bonding en Bridging:
Putnam beschrijft sociaal kapitaal als: kenmerken van sociale organisatie zoals netwerken, normen
en sociaal vertrouwen die de coördinatie en samenwerking vergemakkelijken voor wederzijds
voordeel. Hij stelt dat door sociaal kapitaal het economisch ook beter gaat. Sociaal kapitaal heeft veel
waarde, voor mensen die deel uitmaken van het netwerk, maar ook mensen die er niet direct bij
betrokken zijn. Kwaliteit van het netwerk heeft zelfs invloed op het levensinkomen. Sociaal kapitaal
maakt gelukkig. Ook ervaart men een groter gevoel van veiligheid wanneer er een groter vertrouwen
is in buren. Sociaal heeft een onmeetbare waarde en verhoogt de kwaliteit van het leven.
Migratie en mobiliteit verminderen de sociale verbondenheid in de buurt en kunnen zelf tot erosie of
vernietiging van sociaal kapitaal. Kost tijd en moeite om opnieuw te wortelen. Gebrek aan sociaal
kapitaal heeft grote gevolgen. Nieuw kapitaal opbouwen is van groot belang. 2 soorten sociaal
kapitaal: bonding en bridging:
1. Bonding social capital: verbroederen binnen de homogene groep. Vormen van sterke banden
tussen mensen van dezelfde gemeenschap of achtergrondgezamenlijke achtergrond of belangen.
Bonding is soms het enige kapitaal waar mensen op terug kunnen vallen en is dus erg belangrijk.
2. Bridging social capital: bruggen bouwen naar andere groepen. Contacten opbouwen met andere
groepen die niet hetzelfde zijn als jouw groep. Verbindingen maken met andere gemeenschappen
etc. Naar buiten gekeerde vorm. Er ontstaan sterkere netwerken. Wederkerigheid van vernieuwing
en versteviging ontstaat.
3. Bonding en bridging: beide vormen zijn nodig in een diverse maatschappij. Van migranten wordt
bijvoorbeeld vaak verwacht dat ze veel aan bridging doen en niet zo veel aan bonding. Hierdoor
neemt sociaal kapitaal af. Door juist twee nationaliteiten te hebben kan een dynamische,
vernieuwende, multiculturele samenleving ontstaan. Bonding niet loslaten, terwijl je aan bridging
werkt. Sociaal kapitaal neemt dan toe.
4. Linking social capital: de mate waarin individuen relaties opbouwen met de instellingen en
personen die relatieve acht over hen hebben, bijvoorbeeld om toegang te krijgen tot diensten, banen
of middelen. Hulporganisaties en overheden spelen ook een rol in sociaal kapitaal, maar burgers
weten dit niet altijd te vinden. Social brokers: mensen die communicatie tussen overheid en
gemeenschap soepeler moeten laten verlopen. Bijv. buurtmoeders in Capelle aan de IJssel.
De student kent de betekenis van intersectionaliteit.
Intersectionaliteit: verschillen waar iedereen mee te maken heeft in het contact met de ander. Het
gaat om de verschillen en hun combinaties, die belangrijke assen (maatschappelijke
ordeningsprincipes, zoals gender, etniciteit etc.) van maatschappelijke betekenisgeving vormen. De
samenhang tussen deze principes is intersectionaliteit.
Kimberlé Crenshaw introduceerde het begrip intersectionele discriminatie voor het eerst in 2001.
Was vooral gericht op vrouwen/feminisme. Intersectioneliteit speelde sinds het de eerste
feministische golf een rol in de VS. In NL kwam het op tijdens de tweede feministische golf.
Er wordt in NL onderscheid gemaakt in niveaus, die verbonden zijn met machtsposities in de
samenlevingbasis van maatschappelijke ongelijkheid. Door deze machtsposities hebben sommigen
structureel voordeel en anderen nadeel. Het gaat in tegen het gangbare dominante denken over
verschil. Verschillen worden benaderd als kruispunten (samenhang en gelijktijdig). ‘
Gangbare denken: gescheiden benadering van de ordeningsprincipes, wat een vertekend beeld kan
geven van de werkelijkheid. Mensen worden in aparte stukjes identiteiten opgesplitst.
Mensen zijn niet allemaal gelijk (dat betekent dat je niet uniek bent), maar wel gelijkwaardig.
Ordeningsprincipes zijn werkzaam op persoonlijk, symbolisch en institutioneel niveau. Gangbare
manier van denken wordt gekenmerkt door: