5 Straling
5.1 Straling en bronnen
A 1
a een lamp, een zendmast, een röntgenapparaat, een UV-lamp en een afstandsbediening
b Geen van de bij a genoemde bronnen bevatten radioactief materiaal. Bijvoorbeeld wel:
een rookmelder, afval van een kerncentrale, sommige gesteenten van de aarde.
A 2
a Bronnen die je vanuit de aarde bestralen zijn bijvoorbeeld uranium houdende ertsen of
radon houdende materialen zoals beton.
Bronnen die je vanuit het heelal bestralen zijn sterren, met name als ze in bepaalde
stadia van hun ontwikkeling zijn, zoals bij een supernovaexplosie.
b Medische toepassingen: een röntgenapparaat en tracers waarmee je onderzoek doet
waar zich in het lichaam bijvoorbeeld tumoren bevinden.
Technische toepassingen: een kernreactor, een rookmelder, een snijlaser.
c ‘Deeltjes’-straling: α- en β-straling.
‘Energiepakketjes’-straling: γ- en röntgenstraling.
A 3
a Ioniseren is het onttrekken of toevoegen van een elektron aan een atoom.
b Straling kan ook in het lichaam atomen ioniseren. Vooral als dat atomen zijn van belang-
rijke moleculen levert dit gevaar op. Zo kan bij de beschadiging van een DNA-molecuul
een tumor ontstaan.
B 4
a Waar. Je vindt de tv als toepassing bij de UHF in tabel 19B, dus onder de radiogolven.
b Waar. Je vindt de hoogtezon bij de ultraviolette straling, terwijl een lamp zichtbaar licht
uitzendt. De ultraviolette straling staat in 19B lager dan zichtbaar licht en in de derde
kolom van de tabel kun je zien dat de fotonen dan meer energie hebben.
c Onwaar, want röntgendiagnostiek staat als toepassing bij de harde röntgenstraling.
d Onwaar. α- en β-straling bestaan uit deeltjes en behoren niet tot de elektromagnetische
straling in tabel 19B, want dat zijn allemaal stralingssoorten met energiepakketjes.
e Onwaar. Je vindt de gsm bij de VHF in het gebied van de radiogolven; die straling heeft
fotonen met een energie van 10−6 eV, veel minder dus dan 10 eV.
f Waar. Röntgenstraling bevat fotonen met een energie van 105 eV, dus meer dan 10 eV.
g In figuur 5.1 staat bij infraroodstraling een fotonenergie van 10−19 J. In tabel 19B staat
er ongeveer 1 eV. Dus komt 1 eV overeen met ongeveer 10−19 J.
h In tabel 5 van Binas vind je: 1 eV = 1,602 176 565 ∙ 10−19 J, dus de grootteorde 10−19 J
klopt.
B 5
pijl type bestraling type straling
1 uitwendig natuurlijk
2 uitwendig kunstmatig
3 uitwendig natuurlijk
4 uitwendig en inwendig kunstmatig
5 inwendig natuurlijk of kunstmatig
6 uitwendig en inwendig kunstmatig
96 | Hoofdstuk 5 © Noordhoff Uitgevers bv
, B 6
a Bij bestraling bevindt zich de stralingsbron buiten / op enige afstand van je lichaam; zo
gauw je die bron wegneemt, ontvang je ook geen straling meer. Bij besmetting krijg je
radioactieve stof op je huid of in je lichaam.
b Besmetting is in die zin veelal schadelijker omdat je de bron moeilijker weg kunt krijgen.
Met goed wassen kun je radioactieve stof wel van je huid krijgen, maar als je de stof bin-
nen hebt gekregen, verlaat hij niet zo maar je lichaam. Dit neemt niet weg dat bestraling
door een intensieve bron ook veel stralingsschade kan opleveren.
c De radioactieve stof zit om de vissen heen en bestraalt hen zo. Ze krijgen de radioactie-
ve stof echter ook via het zeewater binnen en zijn dan dus ook besmet.
d Voor iemand die deze vissen opeet, geldt dat hij bestraald wordt als de vis met radio
actieve stoffen voor hem ligt en besmet als hij die stoffen binnenkrijgt als hij de vis
opeet.
B 7
a ‘Diagnostisch’ betekent onderzoekend, dus als een arts een ziekte wil vaststellen.
b Een toepassing is het maken van een foto van een gebroken bot met röntgenstraling.
c ‘Therapeutisch’ betekent genezend, dus als een arts een ziekte wil verhelpen.
d Een toepassing is het bestralen van een tumor om verdere groei van deze tumor te
voorkomen.
C 8
a Onwaar. Gammastraling heeft een zo groot doordringend vermogen dat het wel deels
door beton of metaal kan.
b Waar. Bij besmetting zit er radioactieve stof op je huid; die zendt zowel naar je lichaam
als naar buiten toe straling uit.
c Onwaar. Zie b.
d Waar. Een deel van de straling uit het heelal wordt door de atmosfeer tegengehouden,
maar als je op grote hoogte bent, heb je een dunnere absorberende laag boven je.
e Waar. Er zijn tal van stralingsbronnen om je heen die je voortdurend bestralen.
f Waar. Bij kinderen die groeien, vinden meer celdelingen plaats dan bij volwassenen;
vooral bij die celdelingen kan ionisatie schade berokkenen aan DNA-materiaal.
g Onwaar. Achtergrondstraling kan zo doordringend zijn dat hij door muren en ramen
binnenkomt; bovendien kunnen in het bouwmateriaal van je huis radioactieve stof zitten.
h Onwaar. Ook de energiepakketjes van γ- en röntgenstraling hebben ioniserende werking.
i Onwaar. De werking van een GM-teller berust op de ioniserende werking van straling, dus
meet hij de niet-ioniserende straling zoals radiogolven of zichtbaar licht niet.
j Onwaar. De fotonen die een smartphone uitzenden, hebben een energie in de orde van
10−5 eV, dat is veel te weinig om te kunnen ioniseren.
C 9
a Gammastralen, want die staan in tabel 19B lager dan röntgenstralen, terwijl je in de
derde kolom van de tabel ziet dat de energie van de fotonen naar beneden toe oploopt.
b In het kleine kleurvlakje van tabel 19B, maar nog beter in tabel 19A kun je zien dat blauw
licht lager staat dan rood licht, terwijl ook de frequentie van de straling naar beneden toe
toeneemt. Blauw licht heeft dus de hoogste frequentie.
c A. In de tweede en derde kolom van tabel 19B zie je dat de energie en de frequentie
naar beneden toe allebei oplopen. Het kan dan geen omgekeerd evenredig verband zijn
want dan neemt de ene grootheid juist af als de andere toeneemt.
d In subtabel 35E2 van Binas vind je: Ef = h ∙ f.
e De formule Ef = h ∙ f is van de wiskundige vorm y = a ∙ x en is daarmee dus een recht
evenredig verband. Zie Binas tabel 36A.
© Noordhoff Uitgevers bv Straling | 97