kan benoemen wat het verschil is tussen zorg aan volwassenen en aan kinderen
Fysiek
Het hoofd van een kind is groter. Als je een kind op zijn rug legt, dan ligt het hoofd naar voren. De
luchtpijp is bij kinderen nog veel zwakker, knikt sneller af.
Kinderen gaan sneller ademen en zijn eerder vermoeid omdat het diafragma minder goed
ontwikkeld is
Borstkas is voor een groot gedeelte kraakbeen, dus de borstkas beweegt veel gemakkelijker mee,
met als gevolg dat bij benauwdheid de hele borstkas mee naar binnen beweegt
De luchtwegen zijn nauwer, waardoor er bij zwelling of ophopen van slijm minder ruimte is om te
ademen. Ook de gasuitwisseling wordt hierdoor bemoeilijkt.
Het hart is relatief groter, de ademhalingsspieren minder goed ontwikkeld en de luchtpijp heel
smal, waardoor kinderen sneller respiratoir in de problemen komen
Cognitief
Afhankelijk van leeftijd en ontwikkelingsfase zijn kinderen in staat om dingen te begrijpen, zich
dingen voor te stellen, hebben ze taal- en spraakbegrip.
Sociaal
Kinderen zijn egoïstisch, ze denken dat iedereen de wereld ziet zoals zij dat zien
Kinderen zijn primair kind en niet primair ziek. Ze hebben veel veerkracht.
Kinderen maken onderdeel uit van een gezin, een systeem. Volwassenen zijn met name een
individu.
Kinderen zijn onlosmakelijk verbonden met hun ouders en zeker in de beginfase volledig
afhankelijk. Hechting en vertrouwen zijn belangrijk.
Benadering
Rekening houden met belevingswereld en begripsvorming. Het uitleg geven over handelingen is
bij een volwassene op concreet niveau, wat gaat er gebeuren. Bij kinderen gaat het ook over
welk gevoel de handeling geeft.
Kinderen ervaren handelingen als controle verlies, ze overzien iets niet. Daarbij is uitleg geven,
vooral visueel, essentieel. Geen moeilijke woorden gebruiken.
Werking medicatie
Oraal en rectaal zijn toedieningsvormen die bij kinderen zeer geschikt zijn
Kinderen zijn lastig therapietrouw, het is daarom niet handig als een kind een aantal keer per dag
medicatie moet krijgen.
Nauwkeurigheid in dosering is essentieel omdat de opname en verwerking door het lichaam op
een ander tempo gebeurt.
Vitale functies
Volwassenen hebben een hartslag tussen de 60-100 keer per minuut. De hartslag bij kinderen ligt
hoger. De bloeddruk is bij kinderen lager dan bij volwassenen. De lichaamstemperatuur varieert bij
kinderen tussen de 36 en 38 graden. Bij volwassenen tussen de 36,5 en 37,5 graden. De ademhaling
ligt hoger bij kinderen.
weet wat de principes zijn van gezinsgerichte zorg (family centered care).
Ouders worden betrokken bij de zorg. Denk hierbij bijv. aan rooming in, beslisrecht (tussen 12 en 16
worden beslissingen genomen met ouders en kind, vanaf 16 mag het kind zelf beslissen). Ouders
kunnen ook meehelpen met de zorg zoals het wassen van een kind, voeding geven, het verzorgen
van een wond, het verzorgen van een tracheacanule. Het is belangrijk om het de ouders te leren
omdat kinderen op deze manier naar huis kunnen, wat zorgt voor minder stress, minder kans op
infecties, contacten met andere kinderen. Dit betekend dat je de ouders bij de zorg moet betrekken.
,Denk hierbij ook aan het informeren van de ouders over deze handelingen. De familie is de kern van
gezondheid. Het gezin heeft zelf de regie en verantwoordelijkheid voor hun leven en gezondheid,
binnen de mogelijkheden en omstandigheden van het gezin.
kan ethische dilemma’s wat betreft goede zorg voor kind en ouders in het ziekenhuis benoemen.
Een ouder verwacht dat je direct reageert op een bel, maar jij als verpleegkundige bent op dat
moment bezig met een ander kind. Voor wie lever je dan goede zorg?
Ouders verwennen hun kind heel erg omdat het ziek is, jij vindt dat ze dat niet moeten doen
Ouders zeggen dat je een handeling gewoon moet uitvoeren, jij wilt hier wat meer tijd voor
nemen zodat je meer kunt aansluiten bij het kind
Ouders zijn altijd aanwezig bij het kind, zorgen daarmee voor meer stress en onrust bij het kind
Ouders zijn juist weinig aanwezig bij het kind en het kind raakt onthecht.
kan potentiële verpleegproblemen ten gevolge van RS-virus en interventies benoemen.
Het RS-virus is een virus waar mensen verkouden of grieperig van worden. De meest voorkomende
klachten zijn verkoudheid en hoesten. Bijna alle kinderen krijgen voor ze twee jaar zijn een infectie
met dit virus. Vooral baby’s kunnen soms ernstig ziek worden. Ze krijgen dan een longontsteking en
worden benauwd. Soms is opname in het ziekenhuis nodig. Er bestaat geen vaccin tegen RS-virus.
Behandeling van een RS-virusinfectie is meestal niet nodig. De klachten verdwijnen vanzelf na een
paar dagen tot een week. Overleg met de huisarts als een baby niet goed drinkt, als een kind
benauwd is of een piepende ademhaling heeft (hierbij zie je neusvleugelen en intrekkingen borstkas),
koorts heeft en zich anders gedraagt dan normaal, suf, grauw of ontroostbaar is of steeds zieker
wordt. Ernstig zieke kinderen hebben ook last van tachycardie, stikbuien, kreunen, apneu, cyanose,
zuurstoftekort.
Bijpassende interventies:
Neus druppelen met fysiologisch zout, om de luchtwegen en neus open te houden
Xylometazoline vermindert zwelling neusslijmvlies (voorschrift arts)
Indien nodig uitzuigen van het snot uit neus en bovenste luchtwegen
Eventueel zuurstof geven op geleide van de saturatie
Vaker kleine hoeveelheden vocht aanbieden, een flesje drinken is vermoeiend en moeilijk door
de aanwezigheid van slijm, tachypneu en dyspneu
Vochtbalans bijhouden om te meten wat het kind aan vocht binnenkrijgt en verliest
Indien nodig monitorbewaking, bij uitdroging infuus, sondevoeding.
Soms helpt verneveling met luchtwegverwijdende medicatie bijv. salbutamol
Zorgen voor rust. Uitputting maakt het ademen moeilijk en zorgt voor een moeizamer herstel,
geruststellen bij huilen, handelingen bundelen
Geen antibiotica want het is een virus
,Orgaansystemen:
Respiratoir systeem
Cardiovasculair systeem
Zuurstofbalans myocard (bijv. Hb, saturatie, coronaire bloedflow)
Vocht/elektrolytenbalans
Bloed (bijv. stolling)
Neurologisch systeem
Thermoregulatie (warmteproductie en warmteafgifte)
Afweersysteem (huid en slijmvliezen, bloed en lymfe)
Digestief (inname/behoefte, afbraak en vertering, transport, absorptie en defecatie)
Endocrien systeem (hormonen)
Motorisch systeem
Zintuigelijk systeem
SCEGS: signalen en klachten, cognitief (hoe denkt iemand over zijn aandoening), emotioneel (hoe
reageert iemand op zijn aandoening), gedragsmatig (kan diegene nog doen wat hij normaal doet of
moet hij dingen aanpassen), sociaal systeem (maakt de omgeving zich zorgen).
Klinisch redeneren casus Onno
Aanvullende vragen:
Bekend met medicatie, zijn deze ingenomen?
Wanneer begonnen?
Geeft hij pijn aan? (denk aan grimassen, grijpen naar een lichaamsdeel)
Boort hij zijn hoofd in de matras? (boren betekent dat het kind zijn hoofd in het kussen duwt, dit
geeft pijnverlichting. Wanneer rekking pijn doet, kan dit duiden op een meningitis (denk aan pijn
bij hoofd op borst of benen optillen).
Kwijlt hij?
Gegevens verzamelen:
Bij RS-Virus zijn de bronchioli ontstoken
A: is de ademhaling hoorbaar of niet hoorbaar > expiratoire stridor
B: ademhalingsfrequentie: 65, saturatie 94%, oppervlakkig, intrekkingen, cyanose bij lippen, vooral
bij hoestbuien, kleurt wel weer bij, neusvleugelen, kwijlt niet, geen luierpijn (i.v.m. eventuele
meningitis). Bij de B kijk je naar cyanotisch of niet
C: 165 keer per minuut in rust, niet bleek, 80/65 bloeddruk, voelen naar de huid (niet koud,
klammig), capillaire refill time (3,5 seconden), gelaatskleur, geen vlekken op de huid. Bij de C kijk je
naar rood of bleek
D: bewustzijn m.b.v. AVPU (alert), EMV (past bij leeftijd), oogt moe, valt veel in slaap tussen de
hoestbuien aan, kijkt ouders wel gericht, bloedsuiker is normaal, geen pijn
E: temperatuur 37,4 rectaal, hoofd warm.
AMPLE: allergie, medicatie, past, last meal (wanneer voor het laatst, wat gegeten/gedronken,
alcohol/drugs gebruikt), event (wat is er voorafgaand aan het ongeval gebeurd, wat was het
slachtoffer aan het doen voor het onwel werd)
A: geen allergie
M: paracetamol 250 mg
P: geboren met 33 weken, 8 weken op NICU, bekend met bronchopulmonale dysplasie (bronchiën
zijn minder ontwikkeld)
L: vanochtend een halve beker roosvice
E: geen bijzonderheden
SBAR:
Situatie:
, Stel jezelf voor met naam en functie
Check dat je met de juiste persoon spreekt
Noem de naam van de patiënt, geslacht en leeftijd
Noem de reden van je oproep (wat is het probleem)
EWS-score, metingen van vitale functies, ABCDE, AVPU
Background: gebruik hiervoor redeneerhulp AMPLE
Reden van opname
Relevantie medische voorgeschiedenis
Relevantie medicatie
Meld eventuele behandelbeperkingen (NR, NRNB, NIC)
Assessment (beoordeling): wat denk je dat er aan de hand is, m.b.v. redeneerhulp EWS
Werkdiagnose: Ik denk dat het probleem het volgende is, ik denk dat het mogelijk
respiratoir/circulatoir/neurologisch/anders
De patiënt gaat achteruit en ik weet niet wat het probleem is
De patiënt is instabiel
Recommendation (aanbevelingen):
Geef duidelijk aan wat je concreet van de arts verwacht
EWS >3: beoordeling door arts <30 min.
Wat moet er volgens jou gebeuren?
Vraag of stel voor wat je zelf vast kunt doen (denk bijv. aan zuurstof toedienen, vitale functies
controleren)
Tel. Advies: hoe vaak controles uitvoeren? Wanneer weer contact met arts?
Repeat: bevestig afspraken/herhaal wat de ander heeft gezegd.
Respiratoir: intrekkingen, neusvleugelen, ademhalingsfrequentie verhoogd, cyanose bij de lippen,
ademgeluid, kleur huid
Zuurstofmyocard: saturatie
Circulatie: RR, pols, capillaire refill
Vocht en elektrolytenbalans: vochtbalans, gewicht
Afweersysteem: isolatie
SCEGS:
S (somatisch): zie hierboven
C (cognitief): kind heeft normale ontwikkeling
E (emotioneel): gespannen ouders, aandacht nodig voor moeders
G (gedragsmatig): hangt veel tegen moeders aan, aanhankelijk en rustig (te rustig?)
S (sociaal systeem): gezin met 2 moeder en zus van 14 jaar.
Mogelijke differentiaal diagnoses: RS virus (bronchiolitis), astma, kinkhoest, pneumonie,
pseudocroup (inspiratoire stridor), meningitis
Medisch beleid: fysiologisch zout toedienen, naar de PICU brengen, centrale lijn in lies (geen
antibiotica want is een virus), luchtwegverwijdende medicatie en slaapmedicatie om Onno rustig te
houden, maagsonde voor vocht en voeding, katheter zodat de vochtbalans goed bijgehouden kan
worden, neusbril met O2, starten met 1 liter, tot saturatie voldoende is.
Als kinderen ziek zijn, gaan ze sneller ademen. Uiteindelijk raken ze uitgeput en stoppen ze met
ademen. Dan weet je dat alle reserves op zijn. Kan leiden tot een ademstilstand.
,Alle gegevens verzamelen:
Gegevens uit de casus
Gegevens uit het gesprek
Gegevens vanuit de handeling
Ordening zou kunnen op basis van een van de modellen (altijd holistisch):
S van SBAR: subjectieve en objectieve gegevens, objectief met ABCDE
ICF: anatomie en functies, activiteiten en participatie, externe en persoonlijke factoren
Gordon indeling: 11 gezondheidspatronen
Psychosociale factoren kunnen opgemaakt worden vanuit het gesprek. Denk aan
onzekerheid/angst/spanning/betrokkenheid van het netwerk. Vragen waarbij je aan kunt denken zijn
bijv. hoe voelt u zich, krijgt u steun vanuit uw omgeving, maakt u zich zorgen, wat vindt u vriendin
ervan?
Diagnoses stellen:
Verstoorde gaswisseling (benauwdheid), mogelijke infectie, hoesten, lage saturatie, cyanose
Risico op vochttekort/voedingstekort, slechte intake, (symptomen zijn niet nodig bij risico op)
Angst, gaat naar de PICU, vermoeidheid
Risico op besmetting/infectiepreventie
Interventies
Verstoorde gaswisseling
Zuurstof toedienen met behulp van neusbril
Medicijnen om de luchtwegen te verwijden
Vitale functies monitoren
Risico op vochttekort
Snelle vochttoediening via infuus
Vitale functies monitoren
Vochtbalans bijhouden
Risico op voedingstekort
Toedienen van sondevoeding
Diëtiste inschakelen
Gewicht bijhouden
Risico op besmetting/infectiepreventie
Neem zo nodig isolatiemaatregelen
Beperk zo nodig het aantal bezoekers
Neem zo nodig kweken af
Zorg voor voldoende voedsel- en vochtinname
Zorg dat de patiënt voldoende rust krijgt
Leer de patiënt/familie hoe ze infecties kunnen voorkomen
, Een verhoogde ademhaling kan duiden op een sepsis, evenals hyperthermie en tachycardie.
Zuurstof toedienen
Controleer het voorschrift, sluit de zuurstofmeter aan op de bevestiging in de muur, breng eventueel
een bevochtiger aan, sluit het zuurstofbrilletje aan op de zuurstofmeter, was/desinfecteer de
handen, leg het doel en de procedure uit aan de patiënt, plaats de punten van het neusstukje in de
neusgaten van de patiënt, haal het slangetje achter de oren van de patiënt langs en trek de schuif
van het slangetje aan onder de kin, stel de voorgeschreven hoeveelheid O2 in, controleer de druk
rond de oren en watteer eventueel de slangen van het neusstukje, controleer de vitale parameters
en de toestand van de patiënt regelmatig, was/desinfecteer de handen.
De student weet de indicaties en de contra-indicaties te benoemen voor het geven van zuurstof.
Zuurstof is een medicijn. Voorschrift van arts voor nodig. Vaak mag je de eerste 2 liter wel toedienen
zonder voorschrift van arts. Er zijn verschillende indicaties voor het toedienen van zuurstof:
Respiratoir falen/tekenen van zuurstoftekort zoals cyanose en kortademigheid: onvoldoende
gaswisseling (zuurstofopname, kooldioxideafgifte) hypoxemie/hypercapnie ten gevolge van
hypoventilatie, diffusiestoornis of ventilatieperfusie problemen. Er kan sprake zijn van cyanose.
Centrale cyanose: blauwe verkleuring van lippen en mondslijmvlies. Perifere cyanose: blauwe
verkleuring van extremiteiten.
Reanimatie
Koolstofdioxidevergiftiging
Hoofd- en hersenletsel, hierdoor minder prikkels richting ademcentrum
Verstikking/luchtwegbelemmering (kan een obstructie in de longen zijn of in het bloedvat, een
trombus)
Shock en ernstig actief bloedverlies. Hierdoor te weinig circulerend volume en dus onvoldoende
zuurstof wat wordt rondgepompt.
Als de druk in de alveoli te hoog is, hierdoor verminderde diffusie bijv. bij een longontsteking
Wanneer er sprake is van anemie, minder zuurstof wat aan de hemoglobine kan binden
Bij kapotte alveoli bijv. bij COPD
Symptomen die wijzen op een O2 tekort: hyperventilatie, benauwdheid, versnelde hartslag,
hartritmestoornissen, verhoogde bloeddruk, verwardheid door hypoxie in de hersenen, slaperigheid
Manieren van toediening:
Diepe neusslang
Oppervlakkige neusslang
Neusbril lage dosis zuurstof tussen de 1 en 6 liter, max 45% O2 concentratie bereiken
(normale O2 in lucht is 21%). Gevaar hiervan is dat de patiënt decubitus kan krijgen achter het
oor of in de neus.
Zuurstofmasker, hiermee kun je veel zuurstof geven.
Laat de patiënt de neus snuiten
Let op de ademhaling
Let op decubitus bij de oren
Krijgt de patiënt langer dan 48 uur meer dan 5 liter O2 toegediend, is het handig om de zuurstof te
bevochtigen, evenals bij patiënten met COPD. Door de zuurstof kan het neusslijmvlies namelijk
uitgedroogd raken. Een nadeel van een zuurstofbevochtiger is dat het tot zuurstofverlies kan leiden
en een bron van infectie kan vormen. Beoordeel het effect van de zuurstoftoediening door
regelmatig zijn vitale parameters, gelaatskleur en mate van bewustzijn te beoordelen en hem op de
aanwezigheid van hypoxie te controleren. Verzorg de neusgaten elke 4 uur en controleer de druk
rond de oren.
De student weet de complicaties bij zuurstoftoediening te benoemen.