THEMA 1 Inleiding
1.1 Ouderenpsychologie en beeldvorming over ouder worden (H1)
• een beschrijving geven van de veranderende maatschappelijke visie op gezondheid en zorg van de
afgelopen jaren
Eerst: kalenderleeftijd: 0-20, 20-65 en 65+
Nu: kijken naar de betekenis van ouderdom.
Ouder worden heeft een positief en negatief imago en dat is altijd zo geweest.
Diversiteit in ouder worden: cohorten (een groep mensen in de samenleving die een gezamenlijk kenmerk
hebben), man-vrouw, sociaal-economische verschillen, migratieachtergrond, individuele verschillen
(biologisch, sociaal, psychologisch.)
WHO: healthy aging model: zowel bij gezonde mensen als zij met fysieke of mentale beperking de
gezondheid zoveel mogelijk bevorderen en behouden.
• uitleggen waar de ouderenpsychologie zich mee bezig houdt en waarom deze een steeds belangrijke
rol zal spelen in onze samenleving
WHO: gezond oud worden. Door vergrijzing steeds meer ouderen. Daarbij is er een verschuiving van
aandacht voor voorkomen en genezen van kwalen naar algemeen welzijn van ouderen, waar emotie, psyche,
lichaam en omgeving onderdeel van zijn. Multidimensionaal beeld van ouder worden.
• de factoren noemen die deel uitmaken van het Contextual Lifespan Theory for Adapting
Psychotherapy (CALTAP) model
Een positieve attitude tegenover de eigen veroudering kan een aantal voordelen hebben:
- Meer gezondheidsbevorderend gedrag;
- Minder gevoel van eenzaamheid;
- Minder depressieve gevoelens;
- Betere functionele gezondheid;
- Algemeen: lager sterfteaantal.
Het CALTAP-model helpt om benodigde aanpassingen te bepalen vanuit verschillende perspectieven,
namelijk cohort, cultuur en context. Het geeft de therapeut, de oudere en en zijn naasten duidelijkheid over
de vraag wat leeftijd met het probleem te maken heeft. Het CALTAP-model stimuleert om zowel aan de
positieve als de negatieve biopsychosociale aspecten van het ouder worden aandacht te besteden.
• uitleggen wat gemeten kan worden met de Aging Perception Questionnaire
Met deze 32 vragen meet je de attitude van iemand ten opzichte van de eigen veroudering. Hij bestaat uit
zeven dimensies:
- Chronische tijdslijn (bewustzijn erover verloopt chronisch/is er altijd, ‘ik zie mezelf als een oud iemand’);
- Cyclische tijdslijn (komt in golven, ‘er zijn tijden dat ik me ouder voel’);
- Positieve consequenties (wijzer, groei, waardering van kleine dingen, ‘naarmate ik ouder word, word ik
wijzer’ );
- Negatieve consequenties (beperkingen, moeilijkheden, minder actief, ‘naarmate ik ouder word, kan ik aan
minder deelnemen’);
, - Emotionele representaties (emo reacties, zoals somberte, zorgen, boosheid, ‘denken aan ouder worden
maakt me bang’);
- Positieve controle (controle op positieve ervaringen, ‘of het ouder worden positieve kanten heeft, hangt
van mezelf af’);
- Negatieve controle (geen controle op neg ervaringen, ‘ik kan er niets aan doen dat ik mijn levenslust
verlies’).
• Steekwoorden geven bij de drie verschillende vormen van welbevinden
Emotioneel welbevinden: levenstevredenheid, interesse, positieve gevoelens
Psychologisch welbevinden: zelfacceptatie, persoonlijke groei, doel in het leven, omgevingsbeheersing,
autonomie, positieve relaties
Sociaal welbevinden: sociale acceptatie, sociale groei, sociale bijdrage, sociale coherentie, sociale integratie
Nb dit zijn de uitgangspunten van drie stromingen in de ouderenpsychologie. De vierde is het dual-
continuamodel, zie 1.2
Ouderen hebben een betere geestelijke gezondheid dan jongeren als naar de afwezigheid van klachten
gekeken wordt, maar als welzijn centraal staat scoren jongeren beter.
1.2 Levenslooptheorieën (H2)
• onderscheid maken tussen normatief leeftijdgebonden, normatief historische en niet-normatieve
determinanten die het levenspad kunnen beïnvloeden
Normatief leeftijdsgebonden determinanten zijn sociale en lichamelijke omgevingsinvloeden die ongeveer
tegelijk voorkomen bij mensen van dezelfde leeftijd, zoals de overgang.
Normatief historische determinanten zijn gebeurtenissen uit het leven van de persoon die de levensloop
beïnvloeden, zoals een oorlog.
Niet-normatieve determinanten zijn biologische en sociale omgevingsinvloeden, die niet aan een bepaalde
leeftijd of historisch tijdvak zijn te koppelen, maar sterk persoonsgebonden zijn, zoals een scheiding.
• het soc-model (selectie, optimalisatie en compensatie) en de socio-emotionele-selectiviteitstheorie
(SEST) toelichten en toepassen op een voorbeeld
Soc-model: Ouderdom vraagt om aanpassingen, bijvoorbeeld dat dat mensen (bewustere) keuzen gaan
maken (selectie) bij bezigheden en contacten waar zij hun tijd en energie in willen blijven steken. Om deze
bewust gekozen activiteiten optimaal (optimalisatie) te kunnen blijven doen, kunnen zij gebruikmaken van
hulpmiddelen (compensatie).
Voorbeeld selectie: wel naar een verjaardag, niet naar een congres. Optimalisatie: langzamer piano spelen.
Compensatie: een bril opzetten of een wandelstok mee.
SEST-model: In de socio-emotionele selectiviteitstheorie (SEST) wordt net als in het soc-model een proces
van selectie beschreven, die bijdraagt aan het dagelijks functioneren en welbevinden. De SEST noemt hierbij
twee motieven die dit selectieproces sturen, namelijk het motief om (nieuwe) dingen te leren kennen en het
motief om emoties te reguleren. De ‘hoeveelheid levenstijd’ die men heeft, bepaalt welk motief op de
voorgrond staat. Hoe ouder men is, hoe meer men kiest voor emotionele doelen.
• het belang van een brede en persoonsgerichte visie op welbevinden bij ouderen toelichten aan de hand
van het dual-continuamodel