SOLK IVT 2C/2D
Inhoudsopgave
Anamnese SOLK ....................................................................................................................................... 2
Meetinstrumenten ................................................................................................................................... 4
Pijneducatie .............................................................................................................................................. 5
Het omgekeerde gevolgenmodel ............................................................................................................. 7
Fear Avoidance Model / Disuse cirkel ...................................................................................................... 8
Centrale Sensitisatie model ..................................................................................................................... 9
Fight-flight model ................................................................................................................................... 10
Common sense model of self regulation – Leventhal............................................................................ 11
Introduceren en nabespreken van de 4DKL vragenlijst ......................................................................... 12
Graded activity ....................................................................................................................................... 13
Graded exposure .................................................................................................................................... 14
Duizeligheid ............................................................................................................................................ 15
Hoofdpijn ................................................................................................................................................ 18
Myofasciale triggerpoints – Cervicogene hoofdpijn .............................................................................. 20
Sensomotorisch onderzoek .................................................................................................................... 22
Sensorisch onderzoek ............................................................................................................................ 25
Ademhalingsonderzoek bij disfunctioneel ademen .............................................................................. 27
Ontspanningstherapie – Laura Mitchel (simple relaxation) .................................................................. 28
Ontspanningstherapie - Jacobson (Progressieve spierontspanning) ..................................................... 29
Ontspanningstherapie - Schultz (Autogene training) ............................................................................ 31
,Anamnese SOLK
Introductie
Naam en voornaam van jezelf noemen
Luisteren naar de naam van de patiënt
Procedure van dit consult uitleggen.
Fysiotherapeut in opleiding, toestemming vragen.
‘Vertelt u eens waar u voor komt?’
Somatisch:
LOFTIG; bij SOLK IVT alleen even kort aanstippen en dan doorgaan naar CEGS. In het echt dit natuurlijk
wel goed uitvragen.
CEGS (Cognitief, Emoties, Gedrag, Sociaal)
Cognitief:
Heeft u zelf ene idee waar de klachten vandaan komen? En hoe het kan dat de klachten aanhouden?
Heeft u het idee invloed te hebben op uw klachten?
Waarom denkt u bepaalde activiteiten of werkzaamheden niet (meer) te kunnen doen?
Wat verwacht u dat de fysiotherapeut voor u kan betekenen?
Emoties
Wat doet het met u dat u deze klachten ervaart?
Heeft u bepaalde zorgen over de klachten? Waarover? Waarom? Wat is de aanleiding hiervoor?
Worden de klachten u wel een teveel?
Gedrag
Wat doet u als u last krijgt? In hoeverre help dit?
Zijn er activiteiten/bewegingen die u niet meer doet of veel minder vanwege uw klachten?
Praat u over uw klachten? Met wie en wat zegt u dan?
In welke mate wordt u beperkt in uw klachten?
Sociaal
Heeft u het wel eens over uw klachten thuis? Hoe reageren ze daar op? Wat vindt u daarvan?
Hebben de klachten invloed op uw werk/studie? Zo ja, welke gevolgen heeft dit?
Heeft de klacht invloed op hetgeen u gewend was te doen in uw vrije tijd?
Afsluiting
Samenvatten
Heeft u nog aanvullingen of vragen hierop?
Dadelijk gaan wij door naar het fysiotherapeutisch onderzoek.
,Observatie tijdens de anamnese/inspectie
Zien: spanningshouding totaal en verschillende lichaamsdelen, gelaat, blozen, onrust, trillen,
oogbewegingen.
Horen: hoe vertelt iemand iets, trillende stem, zacht, hard, wisselingen in volume, pauzes, snelheid,
ademhaling, woorden/zinnen die vaak terugkomen zoals ik moet wel, of doorzetten, iemand moet het
toch doen, druk, geen tijd.
Ruiken: verzorgd, onverzorgd, zweet.
Aanvoelen: emotie aanvoelen, herkennen, welk gevoel wekt de patiënt bij jou op.
Mogelijke aandachtspunten bij dat waarnemen zijn:
Houding, statiek (stresshouding, motoriek)
Gestalt (uitdrukking: open/gesloten, dominanties)
Ademhaling (frequentie, diepte, adempatroon, ademfrequentie, stemgebruik, spraak)
Tonus (in relatie tot lichaamsbouw, tot houdings-/ bewegingssituatie)
Huid (vasolabiliteit en zweetsecretie)
Pulsaties/stuwing (met name in hals hoofdgebied)
Presentatie (kleding, persoonlijke verzorging)
Aanvoelen
Meetinstrumenten die je kunt gebruiken tijdens de anamnese
PSK
VAS
,Meetinstrumenten
Ziekteperceptie vragenlijst Illness Perception Questionnaire-Kort (IPQK)
De manier waarop mensen denken over hun klachten bepaalt mede de manier waarmee ze met hun lichaam
omgaan en daarmee hun (dis)functioneren. Gedachten ten aanzien van een gezondheidsprobleem vormen de
basis van ziektepercepties (de cognitieve en emotionele beleving van de ziekte) van de cliënt. De
ziekteperceptie kan worden gemeten met de IPQ-K, bestaande uit 9 items. Het in kaart brengen van deze
ziektepercepties geeft informatie die richtinggevend kan zijn voor de behandeling van de therapeut.
Doelgroep: patiënten die klachten hebben over het lichamelijk (dis)functioneren.
Pijncoping Inventarisatielijst (PCI)
De PCI inventariseert de coping strategieën van mensen met pijnklachten. De PCI vragenlijst bestaat uit 33
items. Met behulp van deze vragenlijst kan bepaald worden of iemand met name een actieve of passieve
coping strategieën toepast.
Doelgroep: patiënten met pijnklachten.
TAMPA schaal voor kinesiofobie
De Tampaschaal voor Kinesiofobie is een vragenlijst die een indruk geeft van de mate van pijn gerelateerde
vrees bij patiënten met lage rugpijn of fibromyalgie. Met deze vragenlijst kan worden geïnventariseerd of het
activiteitenniveau van de patiënt beïnvloed wordt door vrees voor letsel/weefselschade met vermijdingsgedrag
als gevolg. De vragenlijst bestaat uit 17 items waarbij een hogere score staat voor een hogere mate van
bewegingsvrees.
Doelgroep: patiënten met (sub)acute en chronische lage rugpijn en fibromyalgie.
FEAR AVOIDANCE beliefs questionnaire (FABQ)
De Fear-Avoidance Beliefs Questionnaire (FABQ) is een veel gebruikte vragenlijst gericht op pijn gerelateerde
angst bij patiënten met lage rugklachten. Met de FABQ kan vastgesteld worden in hoeverre de chronische lage
rugpijn wordt beïnvloed door de componenten fysieke activiteiten en werk. In totaal bestaat de vragenlijst uit
16 items. Hoe hoger de scores op de FABQ des te meer pijn cq. Beperkingen ondervindt de patiënt.
Doelgroep: patiënten met zowel acute als chronische lage rugklachten.
START BACK screening tool
De SBT is een screeninginstrument voor gebruik bij patiënten met aspecifieke lage rugklachten in de eerste lijn.
Aan de hand van 9 vragen wordt een inschatting gemaakt van het psychosociale aspect van de rugklachten en
er wordt een indruk verkregen over de kans op het ontwikkelen van persisterende invaliderende lage rugpijn.
Tenslotte geeft de uitslag richting aan de te volgen behandelstrategie door de patiënten in te delen in
subgroepen (laag risico, middelgroot risico, hoog risico).
Doelgroep: patiënten met aspecifieke lage rugklachten.
4DKL
De vierdimensionale klachtenlijst (4DKL) is een vragenlijst bestaande uit 50 items, gericht op psychosociale
klachten. De lijst is ontwikkeld in de huisartsenpraktijk en maakt onderscheid tussen aspecifieke ‘distress’-
klachten, depressie, angst en somatisatie. Deze vier symptoomdimensies vormen tevens de vier verschillende
categorieën. De antwoordmogelijkheden van de lijst zijn ordinaal opgebouwd en hoe hoger een patiënt scoort
op de vragenlijst, des te meer psychosociale klachten ondervindt hij in zijn dagelijks handelen.
Doelgroep: patiënten met psychische symptomatologie.
Central sensitization inventory (CSI)
De CSI meet de aanwezigheid en intensiteit van somatische klachten in de afgelopen twee weken.
, Pijneducatie
Vandaag wil ik het hebben over pijn. Hoe dit precies werkt in het menselijk lichaam en wat de pijn voor een
gevolgen heeft gekregen bij u. Vind u dit goed?
Stap 1: geen lichamelijke afwijkingen (geruststelling)
Ik heb begrepen dat u al het een en ander heeft gedaan om achter de oorzaak van uw klachten te
komen, klopt dit?
Wat hebben al deze onderzoeken en behandelingen tot resultaat gehad?
Heeft iemand u kunnen vertellen wat nou precies de oorzaak is van uw klacht(en)?
Kan ik hieruit de conclusie trekken dat u al een hele voorgeschiedenis van diagnostiek en behandeling heeft
gehad en er eigenlijk niks mee bent opgeschoten?
Er is zorgvuldig onderzoek geweest door meerdere (para)medici en geen van hen heeft afwijkingen kunnen
vinden in uw lichaam. U vraagt zich natuurlijk af waar die pijn dan wel vandaan komt als er niks te vinden is in
uw lichaam. Juist daarover wil ik het vandaag gaan hebben met u.
Stap 2: vertellen waar pijn vandaan komt.
We gaan heb hebben over het verschil tussen acute en chronische pijn.
Acute pijn is de pijn zoals we die allemaal kennen uit het dagelijks leven, het is pijn zoals u die ervaart
wanneer u uw enkel verzwikt of wanneer u tijdens het koken met een mes in uw vinger snijdt.
Ik ga uw uitleggen hoe de pijnprocessen werken bij dergelijke acute pijnsituaties. Daarna maak ik duidelijk hoe
de pijnmechanismen anders zijn bij u en andere mensen met chronische of aanhoudende pijn. Voor zover het
een troost kan zijn: chronische pijn komt veel voor in Nederland.
U hebt vast wel eens gehoord van zenuwen. Kunt u mij uitleggen wat zenuwen volgens u zijn?
In een zenuwcel worden prikkels opgepikt uit de omgeving. Iedere zenuwcel bestaat uit een sensor of receptor
die je kunt vergelijken met een sensor aan een spotlight op de oprit van sommige huizen; als je er voorbij loopt,
detecteert de sensor beweging en daardoor gaat de spotlight aan. Ken u dat soort sensoren? Elke zenuwcel is
gespecialiseerd in één soort prikkel: dat kan warmte of koude zijn, mechanische druk of chemische stoffen.
Elke sensor van de zenuwcel is verbonden met een poort. Wanneer de receptor geprikkeld wordt, gaat het
poortje open waardoor er positieve ladingen worden opgestapeld voordat er een elektrische prikkel kan
worden gevormd. Wanneer er een elektrische prikkel ontstaat, wordt die via de zenuwcel als een lopend
vuurtje getransporteerd.
Deze elektrische prikkel is niets meer dan een gevaarboodschapper die noodzakelijk is om uiteindelijk pijn te
voelen, maar de elektrische prikkel alleen is daarvoor onvoldoende.
Kunt u dit allemaal volgen? Heeft u vragen? Onderbreek mij alstublieft meteen als er iets niet duidelijk is.
Vervolgens gaat de gevaarboodschap naar het ruggenmerg. Ook hier voelt u voorlopig nog geen pijn. Eenmaal
in het ruggenmerg, bevindt de gevaarboodschap zich in wat we het centrale deel van het zenuwstelsel
noemen. Het centrale deel van het zenuwstelsel bestaat zowel uit het ruggenmerg als de hersenen.
De gevaarboodschap wordt via uw ruggenmerg naar uw hersenen verzonden. Ook kunnen de hersenen een
signaal terug sturen naar het ruggenmerg.
Laten we eerst stil staan bij de boodschappen die de hersenen kunnen sturen naar het ruggenmerg. Dit kunnen
twee boodschappen zijn:
Het versterken van de inkomende gevaarboodschap.
Het afschermen van de hersenen voor de inkomende gevaarboodschap.
Met andere woorden is het ruggenmerg een soort volumeknop die je kunt opendraaien en dicht draaien. Het
opendraaien van de volumeknop zorgt ervoor dat de gevaarboodschappen versterkt worden doorgestuurd
naar de hersenen. Het dichtdraaien van de volume knop zorgt ervoor dat de gevaarboodschappen worden
tegen gehouden. Het ruggenmerg werkt dan als een filter die de boodschappen tegen houdt.
Uit het voorgaande kunt u opmaken dat pijn zeker niet gelijk is aan de hoeveelheid weefselschade in uw
lichaam. Bij weefselschade kan er weliswaar pijn ontstaan, maar het is niet de hoeveelheid weefselschade die
alles bepalend is voor de hoeveelheid en intensiteit van de pijn die we ervaren. De hoeveelheid weefselschade
is daarbij maar één van de vele factoren.