Samenvatting Verdiepend Strafrecht (jaar 3)

Samenvatting Verdiepend Strafrecht


Bewijsrecht Feiten van algemene bekendheid
 Feiten en omstandigheden van algemene bekendheid behoeven geen
Bewijsvraag bewijs (art. 339 lid 2 Sv).
 Na afloop van het onderzoek ter terechtzitting beraadslaagt de  Deze feiten en omstandigheden kunnen bij een ieder bekend zijn,
rechtbank over de vragen van art. 348 en 350 Sv. Na de formele maar kunnen ook gaan om een regionale bekendheid of om
vragen is de eerste vraag die de rechter moet beantwoorden of bekendheid bij een bepaalde kring van personen.
hetgeen aan de verdachte ten laste is gelegd bewezen kan worden.
De beraadslaging vindt plaats op de grondslag van de Bewijsmiddelen
tenlastelegging.  De rechter is niet vrij om te bepalen op welke manier hij het ten laste
 Het bestaan van een strafuitsluitingsgrond hoeft niet bewezen te gelegde wil bewijzen. Aan het bewijs worden bepaalde eisen gesteld
worden. Deze hoeft slechts aannemelijk gemaakt te worden (door de (art. 338 – 344a Sv).
verdachte).  Een bewijsmiddel is bewijsmateriaal dat aan de bewezenverklaring ten
grondslag gelegd wordt.
Deelvragen van de bewijsvraag  Al het bewijsmateriaal dat voor het bewijs wordt gebruikt, moet kunnen
 Bij de beantwoording van de bewijsvraag worden vier deelvragen worden benoemd als één van de door de wet genoemde
beantwoord: bewijsmiddelen. Er zijn vijf bewijsmiddelen (art. 339 lid 1 Sv). Bij de
1. Is er bewijsmateriaal voor het ten laste gelegde? verklaringen van verdachten, getuigen of deskundigen en de eigen
2. Wordt het bewijsmateriaal toegelaten als bewijsmiddel? waarneming van de rechter gaat het om bewijsmateriaal dat wordt
3. Zijn er voldoende bewijsmiddelen om tot een bewezenverklaring verzameld tijdens het onderzoek ter terechtzitting. De schriftelijke
te kunnen komen? bescheiden zijn de belangrijkste bewijsmiddelen en heeft te maken
a. Wordt ieder onderdeel van de bewezenverklaring door ten met het verloop van het strafproces, dus alles voorafgaand aan het
minste één bewijsmiddel bewezen? onderzoek ter terechtzitting.
b. Voldoet de bewezenverklaring als geheel aan de o Onder schriftelijke bescheiden kan bijvoorbeeld worden verstaan
bewijsminimumregels? processen-verbaal.
4. Is de rechter overtuigd dat de verdachte het ten laste gelegde  De rechter is vrij om een keuze te maken uit het beschikbare
heeft begaan? bewijsmateriaal indien er bijv. sprake is van tegenstrijdige
bewijsmiddelen of ontlastend materiaal.
Het onmiddellijkheidsbeginsel  De bewezenverklaring moet worden gemotiveerd. Het vonnis moet de
 De rechter mag bij de bewijsbeslissing slechts rekening houden met feiten en omstandigheden bevatten die hebben geleid tot de
datgene wat tijdens het onderzoek ter terechtzitting aan de orde is bewezenverklaring (art. 359 lid 3 Sv).
gesteld (art. 350 Sv).  Indien de rechter een gevoerd verweer heeft gepasseerd, dan dient hij
 De zitting moet openbaar zijn. te motiveren waarom hij tot een ander oordeel is gekomen (art. 359 lid
 Al het bewijsmateriaal moet op de openbare terechtzitting worden 2 Sv).
gepresenteerd.
 De verdachte moet de gelegenheid krijgen om zich te verdedigen. Tijdens het onderzoek ter terechtzitting verzameld bewijsmateriaal
 Schriftelijke stukken moeten aan de verdachte zijn voorgehouden om Eigen waarneming van de rechter (art. 340 Sv)
aan het bewijs te mogen meewerken (art. 301 lid 4 Sv).  De waarnemingen moeten ter zitting worden gedaan.