Samenvatting Culturele
antropologie & Multiculturele
samenleving
Lerarenopleiding maatschappijleer
De samenvatting is een mix van
onderdelen uit het boek en de
hoofdzaken uit de presentaties van
tijdens de colleges.
College 1:
Allochtonen in de Multiculture samenleving hoofdstuk 5.2, 5.3 en 5.4
5.2 Wat is cultuur?
Cultuur is te omschrijven als het geheel van voorstellingen, opvattingen, kennis, waarden en normen
dat mensen als lid van een samenleving overdragen en verwerven door middel van bewuste en
onbewuste leerprocessen. Cultuur is niet statisch. Maar cultuur is ook weer niet een ‘jas’ die met
elke verandering van de situatie verwisseld kan worden.
Kanttekeningen bij omschrijving van cultuurelementen:
o Generalisaties doen ernstig tekort aan de grote variatie onder de allochtonen.
o Spreken over culturen en over cultuurverschillen kan bijna niet anders dan met behulp van
stereotypen, terwijl mensen gevarieerd zijn en iedereen ook weer anders met z’n cultuur
omgaat.
Allochtonen in Nederland hebben met hun komst of de komst van hun ouders naar Nederland hun
culturele bagage meegebracht, maar die blijft niet onaangeroerd. Mensen veranderen in hun cultuur.
5.3 Cultureel relativisme en universalisme
Er zijn meerdere wijzen van aankijken tegen culturen: universalisme, cultureel relativisme en
pluralisme en etnocentrisme.
Het cultureel relativisme is een wijze van kijken naar culturen zonder deze naar waarden en normen
van een andere cultuur te boordelen. In het cultureel relativisme wordt het handelen gerelateerd
aan de cultuur. We moeten het gedrag van mensen proberen te snappen binnen hun eigen culturele
context; hun cultuur heeft ook een geschiedenis waarin hun waarden zich ontwikkelden.
Het universalisme is een wijze van kijken tegen culturen waarbij ervan uitgegaan wordt dat er
algemene, voor iedereen geldende waarden zijn. Het gaat om vrijheden en verplichtingen die voor
iedereen gelden.
5.4 Pluralisme
Een derde wijze van kijken naar culturen is het pluralisme. Wanneer culturen ertoe bijdragen dat er
bij mensen een bereidheid is om van andere culturen te leren waarbij er een sterk besef is dat
culturen niet statisch zijn maar zich telkens weer vormen, dan kunnen we spreken van ‘pluralisme’.
Dit is het denken in ‘interactieve verscheidenheid’ waarbij het begrip menselijke waardigheid de
gemeenschappelijke basis vormt.
H. Procee maakt een onderscheid tussen het corporatieve pluralisme en het liberale pluralisme. Het
corporatieve pluralisme is een maatschappelijk stelsel waarin de groepen met een aparte juridische
status centraal staan. De Nederlandse verzuiling is een mooi voorbeeld van corporatief pluralisme.
Het liberale pluralisme stelt mensen (individuen) centraal en acht het vormen van groepen of
organisaties op basis van taal of etniciteit uit den boze.
Etnocentrisme is de bandering waarin het eigene het correcte is waaraan al het andere afgemeten
wordt. ‘Anders’ betekent dan algauw minder.
,Elementaire deeltjes hoofdstuk 1 & 2
Etnografisch onderzoek
Antropologen doen in de eerste plaats etnografisch veldwerk. Etnografisch veldwerk (participerende
observatie) is gebaseerd op de gedachte dat je mensen, om te begrijpen wat ze doen, het beste kunt
observeren door intensief en gedurende een lange periode met hen om te gaan.
Een probleem met participerende observatie is dat de etnograaf in de verleiding komt om de
gemeenschap geïsoleerd in ruimte en tijd te presenteren. Veel etnografen gebruikten wat later het
etnografisch heden is gaan heten: gemeenschappen werden als bevroren in de tijd gepresenteerd,
los van een historische context en zonder verwijzing naar naburige samenlevingen of omringende
staten waarin ze gekapseld zaten.
Ook blijven er hardnekkig vragen gesteld worden over ‘objectiviteit’ van de gegevens die zijn
verzameld door middel van participerende observatie. Er zijn beruchte voorbeelden van dat twee
antropologen dezelfde gemeenschap hebben bestudeerd maar tot heel andere conclusies zijn
gekomen.
Het open staan voor toevallige, waardevolle ontdekkingen (serendipiteit) is wat de etnografische
methode zo krachtig en flexibel maakt. De willekeurigheid van de etnografische serendipiteit wordt
gecompenseerd door de tijd die een goede etnograaf in het veld doorbrengt; uiteindelijk hoop je dat
je toevallig stuit op de meest sociale verschijnselen die echt ertoe doen. Door de lange verblijfsduur
(vaak wel een jaar of twee) geeft etnografisch veldwerk een goede context waarin observaties zich
voordoen, die aan andere methoden voorbij zouden zijn gegaan.
Elke etnografische beschrijving neemt (impliciet) deel aan de interculturele vergelijkingen die
antropologen maken.
Cultuur
Geen enkele soort kent zo’n lange periode van afhankelijkheid in de vorm van kindertijd en jeugd,
een periode die ruimte biedt voor het overdragen en zich eigen maken van manieren van weten en
doen en die specifiek daaraan is gewijd dan de mens.
Door onze genetisch geërfde aanleg voor taal en symbolische communicatie en door de totale en
ingewikkelde sociale organisatie die taal mogelijk maakt, heeft het menselijke ras een soort erfgoed
van verworven kenmerken tot stand gebracht waarbij kennis cumulatief wordt verworven en de ene
generatie voortbouwt op de andere.
Cultuur bestaat uit ‘gemeenschappelijke patronen van geleerd gedrag’. Cultuur of beschaving is dat
complex geheel waaronder kennis, overtuigingen, kunst, moraal, recht, gebruiken en alle andere
vermogens en gewoonten vallen die de mens verwerft als lid van de samenleving (Edward Tylor).
Terwijl Tylor cultuur zag als een accumulatie van dingen die de mens tot stand had gebracht, had
Boas het over een Kulturbrille, een ‘cultuurbril’ die ieder van ons draagt, lenzen die ons een middel
bieden om de wereld om ons heen waar te nemen, om de betekenis van ons sociale leven te
interpreteren en onze daden in dit leven vorm te geven.
Er zijn minstens drie discussiepunten die telkens weer terugkeren wanneer antropologen praten over
het begrip cultuur. Het eerste punt heeft te maken met de mate waarin een ‘cultuur’ als een
geïntegreerd geheel moet worden beschouwd; het tweede punt gaat over de vraag in hoeverre
‘cultuur’ als een autonome, ‘superorganische’ entiteit kan worden beschouwd; en het derde punt
gaat over de vraag hoe we het beste grenzen rond cultuur kunnen trekken.
,Reacties uit het sociaal-darwinisme
Historisch particularisme is de antropologische theorie dat elke cultuur uniek is met een eigen
geschiedenis, gevormd door specifieke historische omstandigheden en omgevingsfactoren. De
theorie is ontwikkeld door Franz Boas. Boas keerde zich daarmee tegen het tot dan heersende idee
van een unilineaire evolutie, een theorie van culturele evolutie met het idee dat
alle samenlevingen zich ontwikkelen volgens een universeel geldende richting naar een steeds
complexere en geavanceerdere samenleving. Deze theorie werd gezien als etnocentrisch, of
zelfs racistisch, zoals wanneer gesproken werd over lagere, inferieure rassen.
Het bestrijden van Etnocentrisme (de neiging om anderen de maat te nemen me de maatstaf van
alleen je eigen waarden) is van groot belang voor het vakgebied antropologie.
Het functionalisme legt een analogie tussen de wijze waarop een organisme functioneert en de wijze
waarop een samenleving dat doet. In het functionalisme wordt uitgegaan van de veronderstelling dat
sociale verschijnselen een bepaalde functie vervullen in de samenleving, en dat sociale verschijnselen
onderling samenhang vertonen. Het functionalisme richt zich vervolgens niet op de vraag hoe sociale
verschijnselen zijn ontstaan, maar op de vraag hoe het komt dat ze voortbestaan.
Verschillende cultuurvisies
Cultuurrelativisme
Als de inhoud van cultuur het product is van de willekeurige, historische ervaringen van een volk, dan
is wat we zijn als sociale wezens ook een willekeurig, historisch product. Omdat cultuur ons
wereldbeeld zo in de diepte en breedte bepaald, is het ook redelijk dat het ene wereldbeeld beter is
dan het andere, of dat het ene wereldbeeld als maatstaf kan worden gebruikt om het andere
wereldbeeld de maat te nemen. In dit opzicht kunnen culturen alleen relatief ten opzichte van elkaar
worden beoordeeld, en de betekenis van een gegeven overtuiging of gedrag moet in de allereerste
plaats worden begrepen in relatie tot de bijbehorende culturele context. Dit is in een notendop de
kern van wat later cultuurrelativisme is gaan heten.
In zijn meest extreme vorm leidt relativisme tot de opvatting dat mensen uit verschillende culturen in
volslagen andere werelden leven. Hang je die opvatting aan, dan wordt het onmogelijk om een
vertaling te maken, ook niet de vertaling die in de etnografie wordt gemaakt.
Cultureel universalisme
Het cultureel universalisme gaat uit van algemene, voor iedereen geldende waarden. Bepaalde
vrijheden en verplichtingen gelden voor iedereen. De cultuur die de universele waarden het best
beschermt, kan beschouwd worden als de beste, ‘superieure’ cultuur. Dit hoeft niet de Westerse
cultuur te zijn.
Cultureel pluralisme
Bij cultureel pluralisme wordt er gedacht in interactieve verscheidenheid en vormt het begrip
‘menselijke waardigheid’ de gemeenschappelijke basis. Men is dan bereid om te leren van andere
culturen. Het gaat in feite maar om één vraag: “hoe ga je met de ander om?”
Etnocentrisme
Bij etnocentrisme bestaat de neiging om anderen de maat te nemen me de maatstaf van alleen je
eigen waarden.
, Diachroon komt van de woorden dia ("door") en chronos ("tijd"). Het betekent letterlijk 'door de tijd'.
Een diachronische analyse onderzoekt de ontwikkeling van een verschijnsel door de tijd heen, hoe in
de loop der tijd veranderingen zijn opgetreden en dergelijke.
Synchroon komt van syn ("samen met") en chronos. Het duidt een onderzoek of analyse aan waarin
een fenomeen op één punt in de tijd onderzocht wordt.
Etnografisch onderzoek Etnologisch onderzoek
Synchroon Etnografisch veldwerk Cross-culturele vergelijkingen
Diachroon Etnohistorisch onderzoek Gecontroleerde vergelijkingen
Etnografisch veldwerk: bezoeken die minstens 1 jaar duren. Diepe verwevenheid met het alledaagse
leven van de mensen. Participerende observatie is de belangrijkste methode voor veel onderzoekers
in het veld.
PowerPoint:
Het cultuurmodel van Hofstede
Cultuur bestaat uit dat wat we leren als lid van de samenleving, maar individuen hebben zeer
uiteenlopende opvattingen. Cultuur legt daarmee geen uniformiteit op, maar wel een verzameling
van gemeenschappelijke communicatieve symbolen die ordening aanbrengt in deze verscheidenheid.
Niet elk lid van een cultuur heeft exact dezelfde waarden en normen als een andere. Leden maken
ook deel uit van subculturen. Subculturen ontstaan onder andere door verschillen in religie,
geografische afkomst, sociale klasse, generatie, sekse en beroep. Het mens-zijn delen we met z’n
allen. Het behoren tot een cultuur delen we met een groep en individu zijn is wat ons uniek maakt.
Hofstede geeft dit aan met een piramide model.
De basis is het mens-zijn dat universeel en
overgeërfd is. Het middenstuk is culturele
bekleding die aangeleerd is en specifiek voor een
groep of categorie. De top tenslotte is de
persoonlijkheid van iemand die specifiek voor die
persoon is, met een unieke eigen programmering
die geërfd en aangeleerd is.
Cultuur zorgt voor continuïteit van onder andere:
o Productie en distributie van goederen
o Biologische voortzetting
o Goed functioneren in de samenleving
o Orde en structuur binnen de samenleving
o Regulering van contact met andere samenlevingen
Drie basiskenmerken van cultuur
1. Het is gemeenschappelijk.
2. Het is aangeleerd. Je kan cultuur op verschillende manieren aanleren:
Enculturatie: aanleren van cultuur in de groep waarin men geboren is.
Acculturatie: aanleren van cultuurkenmerken van de vreemde cultuur.
Socialisatie: imitatie, identificatie en dwang.
Internalisatie: het proces waarbij mensen zich bepaalde sociale regels eigen maken, zodat
deze regels na verloop van tijd niet langer worden beschouwd als van buitenaf opgelegd.
3. Het vormt de basis voor verschillen in menselijk denken en gedrag.