Werkgroepen groei en ontwikkeling
Werkgroep 1: Chromosoomafwijkingen
Casus 1
Bij een patiënte die klinisch (op basis van lichamelijke kenmerken en een VSD) verdacht
wordt van het Down-syndroom wordt bij chromosoomonderzoek het normale aantal
chromosomen aangetroffen. Het karyotype wordt beschreven als een vrouwelijk
karyogram met 46 chromosomen. Met dit karyotype is het Down-syndroom als oorzaak
van de verschijnselen niet volledig uitgesloten.
Vragen:
a. Kan je uitleggen waarom Down-syndroom niet is uitgesloten?
Er kan ook een translocatie zijn, dit zou dan de erfelijke vorm van het syndroom van
Down zijn. Of er kan sprake zijn van mozaïcisme.
De laatste optie is dat je puur de crystal region hebt gedupliceerd, je kunt door de
techniek dit missen, dit is dan te klein. Een partiële duplicatie is te klein om
karyotypering te kunnen zien.
b. Welk vervolgonderzoek adviseer je om volledige zekerheid te krijgen?
Je kunt een FISH doen, een fluroescent in situ hybridisatie, waarmee je
submicrosacopische deleties kan aantonen. Hiermee kun je ook kleine deleties en
translocaties opsporen. Ook een SNP array kan gebruikt worden om kleine deleties en
duplicaties te zien. Deze kijkt naar structurele afwijkingen echter.
- Karyotypering: alle chormsomen, gebalanceerde structurele afwijkingen zien,
ongebalanceerde numerieke afwijkingen, ALLEEN grote afwijkingen
- SNP-array: alle chromosomen, kleine numerieke ongebalanceerde afwijkingen,
GEEN structurele afwijkingen alles rond de 0 is 2 kopieën en is dus normaal
- FISH: gericht onderzoek, gebalanceerde structurele en ongebalanceerde
numerieke afwijkingen, gericht onderzoek dus sommige afwijkingen kun je niet
vinden (je moet weten waar je naar zoekt en waar je naar wilt kijken, als je dat
niet weet is het nutteloos).
p-arm is korte arm, q-arm is lange arm.
** Ongebalanceerd: er is erfelijk materiaal verloren gegaan, hoeveelheid materiaal is
afwijkend (teveel/ te weinig)
** Gebalanceerd: je bent niks kwijt geraakt, er is bijvoorbeeld een translocatie, er is al
het erfelijk materiaal wat je nodig zou moeten hebben
Ouders met een gebalanceerde translocatie kunnen een ongebalanceerde
translocatie bij hun nakomelingen teweeg brengen.
c. Patiënten met Down-syndroom vertonen onderling verschillen in de ernst en
, mate van de verschijnselen en de mate van ontwikkelingsachterstand. Wat zijn
mogelijke verklaringen voor deze verschillen?
Ten eerste mozaïcisme, als er maar in deel van de cellen Down aanwezig is, bij
iedereen kan dit aandeel van afwijkende cellen anders zijn. Hiernaast kan er sprake
zijn van een volledige of een partiële trisomie 21. Het kan tenslotte ook zo zijn dat
een deel van het extra chromosoom niet wordt gebruikt en dus silent is, dit komt
door modificerende factoren.
Casus 2
Bij een pasgeboren meisje wordt in verband met een achterstand in de ontwikkeling een
chromosoomonderzoek aangevraagd en ook een SNP-array ingezet. Met karyotypering
wordt een afwijkend vrouwelijk karyotype gezien. Er blijkt sprake van een
ongebalanceerde, Robertsoniaanse translocatie, waarbij chromosoom 14 en chromosoom
21 zijn betrokken. Vragen:
a. Wat is het karyotype van dit meisje?
De korte armen van twee non homologe acrocentrische chromosomen
zijn verloren en de lange armen fuseren bij de centromeren om een
enkel chromosoom te vormen. Dit gaat om chromosoom 13, 14, 15, 21
en 22.
46XX der/rob (14;21)(q10;q10) + 21
Rob = Robertsoniaans
p-arm is heel klein, bijna geen erfelijk materiaal.
,