Maastricht University
Inleiding Privaatrecht jaar 1
Blokperiode 5 PRI1001
Faculty of Law
Inleiding Privaatrecht
Rechtsgeleerdheid
Fiscaal Recht
European Law School
Jaar 1
Blokperiode 5
PRI1001
1
,Maastricht University
Inleiding Privaatrecht jaar 1
Blokperiode 5 PRI1001
SAMENVATTING
Bijeenkomst 1: Verbintenissenrecht en rechtshandeling
Hoofdstuk 1: vermogen en vermogensrecht
Vermogen= het geheel van op geld waardeerbare- althans in de economische sfeer liggende-
rechten en verplichtingen die iemand heeft dus het geheel van zijn activa en passiva. Keerzijde
van een vordering is een verplichting of schuld. Ook zijn schulden behoren tot zijn vermogen.
Vermogensrecht is dubbelzinnig. ‘’recht’’ kan het geheel aan geldende regels betekenen, maar ook
een krachtens die regels aan iemand toekomende bevoegdheid.
- Objectief recht= het geldende recht: de binnen een bepaald rechtsgebied op een bepaald
tijdstip geldende regels. In die betekenis houdt het vermogensrecht in alle regels m.b.t. de
subjectieve rechten en plichten die onderdeel van een vermogen kunnen vormen. Gebruikt
met het woord ‘recht’ in de zin van objectief recht dan kan met nooit spreken van ‘een’ recht.
- Subjectief recht= een aan iemand toekomende ‘bevoegdheid’. Een vermogensrecht hier een
aan een bepaalde persoon toekomend recht dat deel uitmaakt van zijn vermogen, bv:
eigendomsrecht of vorderingsrecht. Subjectief recht bestaat slechts bij de gratie van een regel
van objectief recht. Je kunt subjectief recht nooit gebruiken zonder dat men er in het
enkelvoud het, of een voor zet.
Subjectieve vermogensrechten vallen te onderscheiden in rechten m.b.t. goederen en rechten m.b.t.
personen. Objectieve vermogensrecht in goederenrecht en verbintenissenrecht voort.
Goederenrecht= dat deel van het objectieve vermogensrecht dat betrekking heeft op de
rechtsverhouding tussen een persoon en een goed, zoals een huis, een auto of een computer.
Telkens te maken met rechten op goederen die de rechthebbende in beginsel tegenover een
ieder kan inroepen. Vanwege deze derden-werking noemen we dit een absoluut recht of
goederenrechtelijk recht. Bevat dwingend recht, d.w.z. dat partijen als regel er niet van
kunnen afwijken.
Verbintenissenrecht= deel van het objectieve vermogensrecht dat betrekking heeft op de
rechtsverhouding tussen een persoon een andere persoon. Hebben we in beginsel te maken
met rechten die niet tegenover een ieder inroepbaar zijn, maar slechts tegenover een
bepaalde persoon, namelijk degene met wie men in een verbintenisrechtelijke verhouding
staat. Relatief recht; slechts in een relatie tot een bepaalde persoon tot gelding te brengen.
Bevat regelend recht, d.w.z. dat partijen vrij zijn om van de wettelijke bepalingen af te wijken.
Uitzonderingen bestaan er voor gevallen waarin 1 van de partijen te zeer in het nauw dreigt
te komen of als de positie van derden in gedrang komt.
Goederen en verbintenissenrecht zijn niet van elkaar te scheiden. Ze zijn als onderdelen van het
vermogensrecht onlosmakelijk met elkaar verbonden.
Verbintenis= rechtsverhouding tussen 2 personen o.g. waarvan de 1 een subjectief recht heeft
tegenover de ander en die ander een verplichting heeft tegenover de eerste. Het subjectieve
recht noemt men vordering. Verplichting heet schuld. Objectieve recht geeft regels aangaande
de verbintenissen en de daaruit voortvloeiende vorderingen en schulden, di op hun beurt een
actief dan wel een passief van het vermogensrecht van iemand vormen.
2
,Maastricht University
Inleiding Privaatrecht jaar 1
Blokperiode 5 PRI1001
Absolute rechten kenmerken zich door hun derden-werking. Juist omdat zij rechtstreeks de positie van
derden raken, kent de wet een gesloten systeem van absolute rechten. Het objectieve recht erkent
slechts de in de wet geregelde absolute rechten.
Verbintenissenrecht kent een open systeem van verbintenissen. Het staat partijen in beginsel vrij die
verbintenissen in het leven te roepen die zij zelf willen. Zij bepalen zelf in welke rechtsverhouding zij
tegenover elkaar willen staan.
1.3. Regeling van het vermogensrecht in het BW
In het BW is niet hele gehele vermogensrecht te vinden. In verscheidene wetten treft men (meer
bijzondere) regels aan ten aanzien van rechten en plichten die tot iemand vermogen kunnen behoren.
Boek 3: bevat bepalingen die voor alle subjectieve vermogensrechten van belang\ kunnen zijn.
Boek 5: regelt zakenrecht, d.w.z. de absolute rechten die slechts zaken tot object kunnen hebben.
Zakenrecht is een onderdeel van het goederenrecht. Object van een zakelijk recht is een zaak. Zaak 3:2
BW. Goederen zijn alle zaken en alle (subjectieve) vermogensrechten 3:1 BW. Goederen omvat niet
alleen een regeling van absolute rechten op zaken maar ook op goederen die geen zaken zijn.
Boek 7: ‘’bijzonder’’ omdat de wet een nadere regeling geeft.
BW heeft gelaagde structuur van het vermogensrecht: algemene en bijzondere delen. Meest algemene
is boek 3. Boek 5 meer bijzonder deel.
Boek 6 is zowel bijzonder als een algemeen deel. Algemeen deel van verbintenissenrecht. Ook
bijzondere delen over verbintenis scheppende overeenkomst.
Koopovereenkomst roept 2 verbintenissen in het leven. 1. Tot eigendomsoverdracht. 2. Betaling van
de koopprijs 7:1 BW. 6:217 totstandkoming overeenkomst. RH titel 2 van boek 3.
BW kent ook een schakelbepaling een alternatief systeem voor het creëren van algemene delen. Bv:
3:59 BW, 6:216. 3:98.
Hoofdstuk 2.1 & 2.4: absolute rechten op goederen
Eigendom is geregeld in boek 5.
- 5:1 lid 2 BW: de eigenaar kan anderen van het genot van de zaak uitsluiten.
- De eigenaar kan het genot van de zaak toestaan.
- De eigenaar is met uitsluiting van anderen gerechtigd om over de zaak te beschikken. Alleen
hij kan iemand anders tot eigenaar van die zaak maken.
- De eigenaar kan het beschikkingsrecht ook door een ander laten uitoefenen.
2.1.4. Beperkingen aan het recht van de eigenaar
Genots- en beschikkingsrecht van de eigenaar is niet onbeperkt 5:1 lid 2 BW. ‘’Mits...genomen’’.
- Als anderen tegenover de eigenaar recht hebben op gebruik van de zaak dan beperkt dit het
vrije gebruik door de eigenaar. Dus beperking van het recht van de eigenaar door rechten van
anderen.
- Beperking van het recht van de eigenaar door de wet.
- Beperking van het recht van de eigenaar door het ongeschreven recht. Deze rechten stellen
grenzen aan de uitoefening van zijn eigendomsrecht. Zij mag niet maatschappelijk
onaanvaardbaar zijn misbruik van (eigendoms)recht en hinder.
3
,Maastricht University
Inleiding Privaatrecht jaar 1
Blokperiode 5 PRI1001
Misbruik van omstandigheden= nadruk op de uitoefening van een subjectief recht. De
eigenaar die zijn eigendomsbevoegdheden op zodanige wijze uitoefent dat tegenover zijn
belang een onevenredig grote schade bij een ander staat, schend een betamelijkheidsregel.
3:13 BW een bevoegdheid kan onder meer worden misbruikt door haar uit te oefenen:
- Met geen ander doel dan een ander te schaden OF= voorbeeld: Watertoren arrest, stel dat B,
alleen om A te sarren, op zijn grond staketsels met grote vuile lappen eraan opzet en er
bovendien een lelijke watertoren bouwt, die geen enkel praktisch nut heeft. hier is een
eigendomsuitoefening die geen ander doel heeft dan om A te schaden.
- Met een ander doel dan waarvoor zij is verleend OF= dit kan niet voordoen bij uitoefening van
eigendomsbevoegdheden. Eigendom is niet aan de eigenaar verleend met een bepaald doel;
eigendom is geen doel gebonden recht.
- Ingeval men, in aanmerking nemende de onevenredigheid tussen het belang bij de uitoefening
en het belang dat daardoor wordt geschaad, naar redelijkheid niet tot die uitoefening had
kunnen komen= grensoverschrijdende garage arrest: garage die op grond van buren was
gebouwd door A. er zijn geen afspraken gemaakt over een evt. schadevergoeding indien
garage inderdaad op grond B staat. Vervolgens huurt B een landmeter die constateert dat dit
het geval is waarna B eist dat garage afgebroken wordt. HR was van mening dat B genoegen
had moeten nemen met evt. schadevergoeding.
Hinder= de 1 de ander zodanig in de uitoefening van diens subjectieve recht belemmert dat
die ander dat niet hoeft te nemen. Bijvoorbeeld hinder aan de eigenaar van erf door die van
een nabij gelegen erf 5:37 BW. Kraaien en Roeken arrest: transportbedrijf stort huisvuil op
stortplaats nabij fruitkwekerij. Kraaien en roeken komen op de vuilnis af en eten ondertussen
het fruit van de kwekerij op. HR stelde fruitkwekerij in gelijk. Hier is sprake van onrechtmatige
hinder.
Misbruik van eigendomsrecht en hinder kennen dikwijls ook een verbintenisrechtelijk aspect.
Hierboven was het allemaal goederenrechtelijk. Het kan ook verbintenisrechtelijk. Misbruik van recht
tegenover de benadeelde kan een OD 6:162 BW opleveren. Onrechtmatige hinder is niet beperkt tot
het in art. 5:27 genoemde geval dat het wordt toegebracht door de eigenaar van een naburig erf. Ook
het gebruik van brommers, viskar kunnen los van art. 5:37 ex art. 6:162 onrechtmatige hinder
opleveren.
2.1.5. Het eigendomsrecht is een absoluut recht
Kenmerken eigendom:
-Absolute werking: uitgangspunt 5:1 lid 2 BW is dat de eigenaar met uitsluiting van een ieder de
bevoegdheid toekomt tot het vrije gebruik van de zaak. Eigendomsrecht kent een exclusief karakter.
Eigenaar kan zijn recht handhaven tegenover derden die hem de rechtmatige uitoefening van zijn recht
beletten. Eigendomsrecht daarom een absoluut recht.
-Droit de suite: 5:2 BW, geeft de eigenaar de bevoegdheid de zaak van een ieder die haar zonder recht
houdt, op te eisen= revindicatie. De eigenaar kan zijn recht ook handhaven tegenover iedereen die de
zaak onrechtmatig onder zich heeft verkregen. Indien de zaak uit zijn macht raakt, volgt zijn recht de
zaak. Zaaksgevolg.
-Droit de préférence/separatistpositie in faillissement: recht van de eigenaar tegen iedereen werkt, is
dat de eigenaar zijn zaak ook als zijn eigendom kan opeisen indien zij zich onder een failliet bevindt.
2.1.6. het recht van de eigenaar is een absoluut subjectief vermogensrecht op een zaak.
4
, Maastricht University
Inleiding Privaatrecht jaar 1
Blokperiode 5 PRI1001
Recht van eigenaar is een absoluut subjectief vermogensrecht=
Recht van de schuldeiser uit een verbintenis een relatief subjectief vermogensrecht=
Objectieve recht verschaft aan de eigenaar het subjectieve recht- de bevoegdheid- om over de aan
hem toebehorende zaak te beschikken en daarvan met uitsluiting van anderen gebruik te maken.
Objectieve recht geeft ook aan een schuldeiser uit een verbintenis een subjectief recht: te weten het
recht op nakoming van een door de schuldenaar te verrichten prestatie en daaraan verbonden de
bevoegdheid om van de schuldenaar ook nakoming te vorderen. Krachtens objectief recht ontleent
schuldeiser subjectief recht aan een verbintenis; recht op nakoming van prestatie.
Zowel recht van eigenaar als recht van de schuldeiser zijn (subjectieve) vermogensrechten. 3:6 BW.
Kenmerken van vermogensrechten:
- Overdraagbaarheid: niet alleen eigendom, maar ook een vorderingsrecht is doorgaans
overdraagbaar. Is een recht niet overdraagbaar, dan kan het toch een vermogensrecht zijn als
het voldoet aan een van de andere 2 criteria van art. 3:6 BW.
- Het strekt ertoe de rechthebbende stoffelijk voordeel te verschaffen
- Het is verkregen in ruil voor verstrekt of in het vooruitzicht gesteld stoffelijk voordeel: bv, door
een blinde tegen betaling bedongen recht zich te laten voorlezen.
Recht van eigenaar is absoluut recht.
Recht eigenaar en het recht van de schuldeiser uit een verbintenis zijn beide subjectieve rechten en
bovendien vermogensrechten.
Verschil:
- Schuldeiser uit een verbintenis kan zijn daaruit voortkomende vorderingsrecht uitsluitend
uitoefenen tegen een bepaald persoon, zijn schuldenaar. Recht van schuldeiser heet:
Persoonlijk/ relatief recht.
- Eigenaar kan zijn recht niet slechts tegen 1 of meer bepaalde personen en uitoefenen, maar in
beginsel tegen iedereen die op 1 of andere wijze met zijn eigendomsrecht in aanraking komt.
Recht van eigenaar heet: onpersoonlijk of absoluut recht.
Recht van eigenaar heeft een zaak als object.
- Bij vorderingsrecht heeft de schuldeiser recht op een door de schuldenaar te verrichten
prestatie. Object van een vorderingsrecht is altijd een prestatie.
- Object van een eigendomsrecht is dus altijd een zaak 5:1 lid 1 BW.
Recht van eigenaar is een zakelijk recht. Eigendom is een absoluut subjectief recht, daarnaast ook een
vermogensrecht en heeft een zaak tot object. subjectief recht dat deze 3 kenmerken vertoont,
heet een zakelijk recht.
2.1.7. Eigendom is een voorbeeld van een absoluut recht op een goed
Zaak is onderdeel van het begrip goed 3:1 BW. Een eigendomsrecht maar ook een vordering uit een
verbintenis zijn beide voorbeelden van vermogensrechten en zijn dus beide goederen.
In eigendom hebben en toebehoren aan, eigenaar en rechthebbende. Men kan slechts een zaak in
eigendom hebben. i.p.v. eigenaar van een goed, spreken we van rechthebbende op een goed.
5